U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Gevaarlijk en angstaanjagend rijgedrag impliceert niet dat verdachte op de personen, in wiens richting hij reed, is ingereden of opzettelijk heeft geprobeerd hen van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Geen sprake van voorwaardelijk opzet, nu er sprake was van een stuurcorrectie.

Uitspraak



RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Strafrecht

Parketnummer: 03/700416-06

Datum uitspraak: 29 november 2006

Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 november 2006 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats en datum verdachte],

wonende te [adres verdachte],

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst,

Sittard, Op de Geer 1.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat

1.

hij in of omstreeks de periode van 28 juli 2006 tot en met 6 augustus 2006 in de gemeente Kerkrade, meermalen, althans eenmaal (telkens) ter uitvoering van de/het door hem voorgenomen misdrijven/misdrijf om (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) uit een (bedrijfs)pand, gelegen aan de Ir. van der Elststraat 15, weg te nemen (telkens) een hoeveelheid geld en/of goederen, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of aan anderen dan aan verdachte, en zich daarbij (telkens) de toegang tot voornoemd pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen (telkens) onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel en/of braak en/of verbreking, met voornoemd oogmerk (telkens) een (toegangs)deur van voornoemd pand heeft geopend en/of een alarm(installatie) heeft uitgeschakeld en/of een/of meer kasten in voornoemd pand heeft opengebroken, terwijl de uitvoering(en) van die/dat voorgenomen misdrijven/misdrijf niet is/zijn voltooid;

2.

hij in of omstreeks de periode van 23 juli 2006 tot en met 29 juli 2006 in de gemeente Kerkrade, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (telkens) uit een (bedrijfs)pand, gelegen aan de Ir. van der Elststraat 15, heeft weggenomen (telkens) (een) hoeveeklhe(i)d(en) geld, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1]., in elk geval aan een ander of aan anderen dan aan verdachte, waarbij hij zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of (telkens) het weg te nemen geld (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of een valse sleutel, te weten een (originele) sleutel en/of een (alarm)code, welke aan hem, verdachte, was gegeven om te kunnen overwerken (en derhalve niet gebruikt diende te worden voor het plegen van bovengenoemde misdrijven);

3.

hij op of omstreeks 6 augustus 2006 in de gemeente Kerkrade en/of Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3], beiden in dienst van Regiopolitie Limburg-Zuid, van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, (gedurende een achtervolging in (personen)auto's), rijdend in een (personen)auto, (plotseling) hard heeft (af)geremd (waardoor een achter deze auto rijdende (personen)auto, met bovengenoemde [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] als inzittenden, uitwijkmanoevres heeft moeten maken om een aanrijding te voorkomen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

en/of

hij op of omstreeks 6 augustus 2006 in de gemeente Heerlen opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 2], hoofdagent van politie, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen, althans eenmaal (telkens) tegen diens hoofd en/of romp en/of ledematen, althans tegen het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, voor die [naam slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad (gebroken pols/arm) en/of waardoor die [naam slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden;

4.

hij op of omstreeks 6 augustus 2006 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 3], hoofdagent van politie, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam van die [naam slachtoffer 3] heeft geslagen en/of gestompt, waardoor voornoemde [naam slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

5.

hij op of omstreeks 6 augustus 2006 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde (personen)auto (met hoge snelheid) is ingereden op voornoemde [naam slachtoffer 4], welke [naam slachtoffer 4] zich daar op dat moment bevond als bestuurder van een motorfiets, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 6 augustus 2006 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer 4], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto (met hoge snelheid) is ingereden op voornoemde [naam slachtoffer 4], welke [naam slachtoffer 4] zich toen aldaar bevond als bestuurder van een motorfiets, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

6.

hij op of omstreeks 6 augustus 2006 in de gemeente Simpelveld ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer 5], werkzaam bij Regiopolitie Limburg-Zuid, van het leven te beroven, met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto met hoge snelheid (tegen het verkeer in) op een (stilstaande) (personen)auto, waarin voornoemde [naam slachtoffer 5] zat, is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 6 augustus 2006 in de gemeente Simpelveld ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [naam slachtoffer 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een (personen)auto met hoge snelheid (tegen het verkeer in) op een (stilstaande) (personen)auto, waarin voornoemde [naam slachtoffer 5] zat, is afgereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:

hij op of omstreeks 6 augustus 2006 in de gemeente Simpelveld opzettelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht ene [naam slachtoffer 5] door opzettelijk dreigend als bestuurder van een auto met hoge en onverminderde snelheid op de stilstaande auto waarin die [naam slachtoffer 5] zat, in te rijden en/of vervolgens rakelings daar langs te rijden.

De vrijspraak

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 5 primair, 5 subsidiair, 6 primair en 6 subsidiair is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 5 primair en 5 subsidiair ten lastegelegde het volgende.

Vast staat dat verdachte op 6 augustus 2006 in de vroege ochtend met hoge snelheid over de Hambeukerboord te Kerkrade reed. Op het moment dat verbalisant [naam slachtoffer 4] vanuit de Babylonstraat rechtsaf de Hambeukerboord opreed, zag hij verdachte van links met hoge snelheid naderen. Hij zag dat verdachte in zijn richting reed. Omdat hij wist dat dit de verdachte was die in de rode Volkswagen Golf reed, reed hij op de Hambeukerboord tussen twee geparkeerde voertuigen in om te voorkomen dat verdachte hem zou aanrijden. Verdachte heeft erkend te hebben gezien dat de motoragent de Hambeukerboord opreed. Uit het proces-verbaal en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte vervolgens, gezien zijn rijrichting, naar links is uitgeweken om [naam slachtoffer 4] te ontwijken. Verdachte heeft ter terechtzitting voorts verklaard nimmer de bedoeling gehad te hebben [naam slachtoffer 4] van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 6 primair en 6 subsidiair ten lastegelegde het volgende.

Vast staat dat verdachte op 23 februari 2006 omstreeks 04.38 uur over de N 281 te Simpelveld reed, komende uit de richting van Kerkrade. Verbalisant [naam slachtoffer 5] was aldaar, nabij de kruising van de Langheggerweg en de Nijswillerweg, voornemens een geparkeerde personenauto te controleren. Op het moment dat verbalisant [naam slachtoffer 5] achteruit wilde rijden, zag hij een auto van voren naderen. De bestuurder knipperde met zijn lichten en reed met hoge snelheid over de rijstrook waarop [naam slachtoffer 5] zich bevond. De auto, waarvan later bleek dat verdachte als bestuurder optrad, passeerde [naam slachtoffer 5], gezien de rijrichting van het voertuig waarin verdachte reed, aan de rechterzijde en reed daarbij - met hoge snelheid - naar de uiterste zijde van de rijstrook en kwam net niet in de middenberm terecht.

De rijbaan van de N281 splitst zich op genoemde kruising, gezien in de richting van Kerkrade, in 2 rijstroken met een middenberm. Een rijstrook is bestemd voor verkeer richting Kerkrade, de ander is bestemd voor het verkeer vanuit de richting Kerkrade. Iedere rijstrook is ongeveer vijf meter breed.

Verdachte heeft op 7 augustus 2006 bij de politie verklaard, met zijn lichten te hebben geknipperd om [naam slachtoffer 5] te waarschuwen dat hij kwam aanrijden en om te kijken of er voldoende plaats was om het politiebusje te passeren. Verdachte heeft ter terechtzitting tevens verklaard nimmer de bedoeling gehad te hebben [naam slachtoffer 5] van het leven te beroven of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

De rechtbank stelt voorop dat zij van oordeel is dat de handelwijze van verdachte ten opzichte van verbalisanten [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] zonder meer als gevaarlijk en angstaanjagend kan worden gekwalificeerd. Zulks impliceert echter niet dat verdachte op [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] is ingereden en opzettelijk heeft geprobeerd [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] van het leven te beroven, dan wel hen opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank is van oordeel dat er in de gegeven omstandigheden geen sprake is van voorwaardelijk opzet. Vast staat dat verdachte bij de confrontatie met [naam slachtoffer 4] een zodanige stuurcorrectie naar links heeft gemaakt dat hij bijna de macht over het stuur verloor. Vast staat voorts dat de N281 en de rijstroken van de kruising van de Langheggerweg en de Nijswillerweg kennelijk zodanig breed zijn dat verdachte niet alleen de mogelijkheid had uit te wijken voor het in zijn rijrichting geparkeerde voertuig waarin verbalisant [naam slachtoffer 5] zat, maar dat hij ook daadwerkelijk is uitgeweken. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte niet willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] zou aanrijden. De rechtbank overweegt daarbij nog dat verdachte bij de manoeuvre om voor [naam slachtoffer 5] uit te wijken kennelijk zodanig ver is uitgeweken dat hij net niet in de middenberm terecht kwam. Ook dit aspect wijst erop dat verdachte niet het op de rijbaan geparkeerde voertuig, waarin verbalisant [naam slachtoffer 5] zat, heeft willen aanrijden.

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat

1.

hij in de periode van 28 juli 2006 tot en met 6 augustus 2006 in de gemeente Kerkrade, meermalen, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, gelegen aan de Ir. van der Elststraat 15, weg te nemen een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam slachtoffer 1], en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen door middel van een valse sleutel, met voornoemd oogmerk een toegangsdeur van voornoemd pand heeft geopend en een alarminstallatie heeft uitgeschakeld en/of kasten in voornoemd pand heeft opengebroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij in de periode van 23 juli 2006 tot en met 29 juli 2006 in de gemeente Kerkrade, meermalen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand, gelegen aan de Ir. van der Elststraat 15, heeft weggenomen een hoeveelheid geld toebehorende aan [naam slachtoffer 1]., waarbij hij zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel, te weten een originele sleutel en een alarmcode, welke aan hem was gegeven om te kunnen overwerken;

3.

hij op 6 augustus 2006 in de gemeente Kerkrade en/of Heerlen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3], beiden in dienst van Regiopolitie Limburg-Zuid, van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, gedurende een achtervolging, rijdend in een personenauto, plotseling hard heeft afgeremd waardoor een achter deze auto rijdende auto, met bovengenoemde [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] als inzittenden, uitwijkmanoevres heeft moeten maken om een aanrijding te voorkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

en

hij op 6 augustus 2006 in de gemeente Heerlen opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 2], hoofdagent van politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen, tegen diens hoofd en romp en ledematen heeft geslagen en geschopt, terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel voor die [naam slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad (gebroken pols/arm) en waardoor die [naam slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden;

4.

hij op 6 augustus 2006 in de gemeente Heerlen, opzettelijk mishandelend een ambtenaar, te weten [naam slachtoffer 3], hoofdagent van politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde naam [naam slachtoffer 3] pijn heeft ondervonden;

6 meer subsidiair.

hij op 6 augustus 2006 in de gemeente Simpelveld, opzettelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht ene [naam slachtoff[naam slachtoffer 5] door opzettelijk dreigend als bestuurder van een auto met hoge en onverminderde snelheid op de stilstaande auto waarin die [naam slachtoffer 5] zat, in te rijden en vervolgens rakelings daar langs te rijden.

De partiële vrijspraak

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen

De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden.

De kwalificatie

Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt.

feit 1:

poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;

feit 2:

diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;

feit 3:

poging tot doodslag, meermalen gepleegd

en

mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;

feit 4:

mishandeling, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;

feit 6 meer subsidiair:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

De strafbaarheid van de verdachte

Ten aanzien van verdachte is door dr. C.E.P. Dillen, forensisch psychiater en vast beëdigd gerechtsdeskundige, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psychiater een rapport, gedateerd 5 oktober 2006, opgemaakt, welk rapport vermeldt -zakelijk weergegeven- als conclusie:

dat de aanwezigheid van de gemengde stoornissen ten tijde van het plegen van het hem ten laste gelegde in zekere mate een rol hebben gespeeld. Op grond hiervan is, op basis van de factor gemengde stoornis, een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid te adviseren.

De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport gegeven conclusie en maakt deze mitsdien tot de hare.

Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit.

De verdachte is derhalve strafbaar.

De redengeving van de op te leggen straffen en maatregel

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van de feiten onder 1, 2, 3, 4, 5 primair en 6 primair zal worden veroordeeld tot

- een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;

- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twee jaren (met betrekking tot het feit ten laste gelegd onder 3A);

- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twee jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6 Wegenverkeerswet 1994 (met betrekking tot het feit ten laste gelegd onder 5);

- een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twee jaren (met betrekking tot het feit ten laste gelegd onder 6).

De raadsvrouwe heeft bepleit verdachte vrij te spreken van alle tenlastegelegde feiten. Indien de rechtbank de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen acht, verzoekt zij de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening te houden met de door deskundige vastgestelde licht verminderde toerekeningsvatbaarheid en het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld.

Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en door en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende.

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:

- de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;

- de mate waarin het bewezenverklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht;

- het gewelddadig karakter van het bewezenverklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is.

De vorderingen van de benadeelde partijen

Ter terechtzitting zijn de formulieren, als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, behandeld, waarbij [naam slachtoffer 4], [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 5] zich ter zake van hun vorderingen tot schadevergoeding als benadeelde partijen in het strafproces hebben gevoegd.

Gelet op de omstandigheid de verdachte ten aanzien van de onder 5 primair en 5 subsidiair ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken, kan de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] niet in haar vordering worden ontvangen.

Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] door het hiervoor onder 4 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 279,= en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.

Nu uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] door het hiervoor onder 6 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks schade is toegebracht tot het door haar gevorderde bedrag van € 300,= en nu aan de verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd, zal deze vordering geheel worden toegewezen.

Nu de verdachte onder meer ter zake van de hiervoor onder 4 en 6 meer subsidair bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens de slachtoffers, zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partijen [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoff[naam slachtoffer 5] aansprakelijk is voor de schade die door die strafbare feiten is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van nader te noemen maatregel besloten.

De toepasselijke wettelijke bepalingen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 24c, 36f, 45, 57, 285, 287, 300, 304, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994 .

DE BESLISSINGEN:

De rechtbank

- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 5 primair, 5 subsidiair, 6 primair en 6 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;

- verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;

- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is;

- veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van ZESENDERTIG MAANDEN;

- beveelt, dat van de opgelegde gevangenisstraf een deel, groot ZES MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig te maken aan een strafbaar feit, dan wel de volgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;

- stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen overeenkomstig de door de Reclassering Nederland, Regio Limburg, Unit Maastricht, gevestigd te 6224 LA Maastricht, Heerderweg 25, te stellen richtlijnen zolang deze reclasseringsinstelling zulks gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook indien dat inhoudt dat hij een psychiatrische behandeling, alsook een behandeling bij het CAD dient te volgen;

- geeft opdracht aan genoemde instelling aan de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;

- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

- ontzegt verdachte terzake van het onder 3 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van TWEE JAREN;

- beveelt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 ingevorderd is geweest, op de duur van de straf geheel in mindering zal worden gebracht;

- ontzegt verdachte terzake van het onder 6 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van EEN JAAR;

- verklaart de benadeelde partij [naam slachtoffer 4], [adres slachtoffer 4], in haar vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

- veroordeelt de benadeelde partij [naam slachtoffer 4] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;

- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3], [adres slachtoffer 3], te betalen een bedrag van € 279,= (tweehonderdnegenenzeventig euro);

- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;

- legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 3], [adres slachtoffer 3], te betalen een bedrag van € 279,=

(tweehonderdnegenenzeventig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen;

- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;

- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] voormeld bedrag van € 279,= heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen;

- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 279,= heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 3] komt te vervallen;

- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5], [adres slachtoffer 5], te betalen een bedrag van € 300,= (driehonderd euro);

- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil;

- legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam slachtoffer 5], [adres slachtoffer 5], te betalen een bedrag van € 300,=

(driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 6 dagen;

- verstaat dat toepassing van laatstbedoelde vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot betaling niet opheft;

- bepaalt dat, indien de verdachte aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] voormeld bedrag van € 300,= heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de staat komt te vervallen.

- bepaalt dat, indien verdachte aan de verplichting tot betaling aan de staat van het bedrag van € 300,= heeft voldaan, de verplichting tot betaling van dat bedrag aan de benadeelde partij [naam slachtoffer 5] komt te vervallen.

Dit vonnis is aldus gewezen door mr. I. Becker-Hartenhof, voorzitter, mr. W.A.P. Hillen en mr. R. Niessen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.L.P. Biesmans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2006, zijnde mr. R. Niessen buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature