Uitspraak
vonnis
RECHTBANK LIMBURG
Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/233898 / KG ZA 17-171
Vonnis van 12 mei 2017
in de zaak van
1 [eiser sub 1] ,
wonend te [woonplaats 1] ,
2 [eiseres sub 2] ,
wonend te [woonplaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. F.H.I. Hundscheid;
tegen:
[gedaagde] ,
wonend te [woonplaats 3] ,
gedaagde,
advocaat mr. W. Albers.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] , [eiseres sub 2] en [gedaagde] genoemd worden.
1 Het verzoek tot verbetering
1.1.Bij e-mail van 5 mei 2017 is de voorzieningenrechter door [gedaagde] verzocht om verbetering van het op 1 mei 2017 in deze zaak gewezen vonnis.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] in de gelegenheid gesteld zich over dit verzoek uit te laten.
Bij e-mail van 9 mei 2017 heeft mr. Hundscheid namens [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] aan de voorzieningenrechter bericht tegen inwilliging van dat verzoek bezwaar te hebben.
2 De beoordeling
2.1.Uit de inhoud van de e-mail van 5 mei 2017 volgt dat [gedaagde] het, naar de kern genomen, niet eens is met het vonnis en de gronden waarop dat berust. In feite komt het er op neer dat de voorzieningenrechter wordt verzocht op grond van de door [gedaagde] naar voren gebrachte bezwaren het vonnis te heroverwegen en aan te passen. Dit houdt geen herstel in van een kennelijke reken- of schrijffout, of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent, doch een verkapt hoger beroep. Daartoe biedt een op artikel 31 Rv gebaseerd verzoek geen ruimte.
2.2.
De voorzieningenrechter is dus van oordeel dat in het vonnis van 1 mei 2017 geen sprake is van een kennelijke fout, die zich voor eenvoudig herstel leent. De voorzieningenrechter zal het verzoek dan ook afwijzen.
3 De beslissing
De voorzieningenrechter:
3.1.
wijst het verzoek om verbetering van het op 1 mei 2017 tussen [eiser sub 1] , [eiseres sub 2] en [gedaagde] gewezen vonnis af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken.
type: MT