Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Vernietiging ontslag op staande voet; ontslag niet onverwijld gegeven. Wel ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen werknemer.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Roermond

Zaaknummer: 5727209 \ AZ VERZ 17-33

Beschikking van de kantonrechter van 21 april 2017

in de zaak van:

[werknemer] ,

wonend [adres werknemer] ,

[woonplaats werknemer] ,

werknemer,

gemachtigde mr. J.J.T. Ebisch,

verzoekende partij in het verzoek, verwerende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PRODENTIS B.V.,

gevestigd te Venlo,

werkgever,

gemachtigde mr. Th.J.H.M. Linssen,

verwerende partij in het verzoek, verzoekende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek.

Partijen zullen hierna [werknemer] en Prodentis worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het op 14 februari 2017 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met producties

- het op 30 maart 2017 ter griffie ontvangen verweerschrift, tevens houdende een voorwaardelijk zelfstandig verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst alsmede houdende een zelfstandig verzoek ex artikel 7:686a lid 3 BW , met producties

- het op 7 april 2017 ter griffie ontvangen verweerschrift tegen de (voorwaardelijke) zelfstandige verzoeken, tevens houdende zelfstandige tegenverzoeken, met producties

- de op 10 april 2017 ontvangen productie 6 van Prodentis

- de op 11 april 2017 ontvangen productie 21 van [werknemer]

- de mondelinge behandeling d.d. 11 april 2017

- de door mr. Linssen overgelegde pleitnotitie

- de door mr. Ebisch overgelegde pleitnotitie.

1.2.

Daarna is beschikking bepaald.

2 De feiten

2.1.

[werknemer] , geboren op [geboortedag werknemer] 1960, is op 1 juli 2016 voor onbepaalde tijd bij Prodentis in dienst getreden in de functie van tandprotheticus tegen een salaris van

€ 6.121,00 bruto per maand, exclusief 8% vakantiebijslag en overige emolumenten.

Voorafgaand aan dit dienstverband was [werknemer] van 1 oktober 2014 tot 1 juli 2016 in dienst bij Tandtechnische Zorg Venlo en Omstreken B.V. (hierna ook TTZ).

2.2.

[afbeelding organogram]

De heer [A] (hierna: [A] ) exploiteert onder de overkoepelende handelsnaam Kies Mondzorg 14 tandartspraktijken verdeeld over Noord- en Midden Limburg; 12 reguliere tandartspraktijken en 2 mondzorgcentra. De organisatie van Kies Mondzorg is als volgt opgebouwd.

2.3.

Sinds 1990 was [werknemer] middels de Holding [werknemer] Venlo B.V. directeur/ aandeelhouder van de besloten vennootschap Venloos Tandtechnisch Laboratorium B.V. (hierna VTL). VTL maakte in opdracht van doorverwijzende tandartsen en eigen patiënten (kunst-)gebitten en tandprotheses.

2.4.

Medio 2014 werd [werknemer] benaderd door [A] om een overname van de bedrijven van [werknemer] door TTZ te bespreken. Dit heeft geleid tot de overeenkomst ‘overdracht onderneming’ die partijen op 30 september 2014 hebben gesloten.

In artikel 1.1. van die overeenkomst is onder meer het volgende bepaald:

“Verkoper verkoopt en levert in eigendom aan Koper en Koper koopt en in aanvaardt in eigendom:

a. de op de als Bijlage 1 aan deze overeenkomst gehechte, door partijen ondertekende lijst omschreven zaken behorende tot de Onderneming, een en ander naar de toestand per 1 oktober 2014 (de “Overnamedatum”);

Het is te verstaan dat tot deze zaken mede behoren alle licenties, octrooien, vergunningen en binnen de onderneming ontwikkelde en te ontwikkelen software.

de goodwill en handelsnaam alsmede het volledige klantenbestand behorende bij de Onderneming;

de volledige orderportefeuille behorende bij de Onderneming per Overnamedatum;

de levering van de onder a bedoelde goederen vindt plaats door afgifte van de sleutels van het bedrijfspand.”

2.5.

Naast de overname van de activa nam TTZ ook het personeel over van VTL.

Dit had tot gevolg dat [werknemer] en zijn echtgenote per 1 oktober 2014 in dienst zijn getreden bij TTZ. VTL is met ingang van 5 april 2016 in staat van faillissement verklaard. Per 1 juli 2016 is [werknemer] bij Prodentis in dienst getreden.

2.6.

Op 15 december 2016 is [werknemer] , evenals zijn echtgenote [echtgenote werknemer] , op staande voet ontslagen. Bij brief van 16 december 2016 is het ontslag door [A] namens Kies Mondzorg schriftelijk aan [werknemer] bevestigd. In deze brief staat onder meer het volgende:

“Op 15 december 2016 hebben wij na een onderzoeksperiode geconstateerd dat u verschillende nota’s voor door u verrichte werkzaamheden als werknemer van Kies Mondzorg met de declaratielocatie van uw vennootschap VTL B.V. bij verzekeraar VGZ heeft gedeclareerd, met vermelding van de AGB-code van de heer drs. [X] als declarant. Navraag bij VGZ leerde dat zij deze door u ingediende declaraties aan u heeft uitbetaald en dat deze inkomsten voor werkzaamheden die door u als werknemer in ons laboratorium zijn verricht, ten goede aan u zijn gekomen in plaats van Kies Mondzorg.

Wij hebben u en uw vrouw uitgenodigd voor een gesprek met de heer [B] , de heer [C] en ondergetekende. Dat gesprek heeft gisteren, donderdag 15 december 2016, plaatsgehad. Wij hebben tijdens dat gesprek onze bevindingen met u beiden gedeeld. Op onze vraag hoe u een en ander kunt verantwoorden, bleef u het antwoord schuldig.

Deze gedragingen kwalificeren afzonderlijk en in onderlinge samenhang beschouwd als een dringende reden voor ontslag op staande voet op grond van artikel 7:677 lid 1 BW . Het ontslag op staande voet is u gisteren, donderdag 15 december 2016, medegedeeld en wordt hierbij schriftelijk bevestigd.

Uw handelswijze beschouwen wij als zodanig ernstig dat wij per direct het vertrouwen in u hebben verloren. Deze fraude achten wij van een dusdanige aard dat van een dienstverband geen sprake meer kan zijn.

(…) U dient per direct alle zaken en/of bescheiden die u van ons onder u heeft bij ons in te leveren, waaronder, doch niet uitsluitend, de administratie, bestanden, de computer alsmede een drietal schilderijen. (…)”

3 Het geschil

3.1.

[werknemer] verzoekt:

- vernietiging van het op 15 december 2016 gegeven ontslag op staande voet,

- doorbetaling van het gebruikelijke salaris ter hoogte van € 6.121,00 bruto per maand en emolumenten met overige nevenvorderingen (wettelijke verhoging en wettelijke rente),

- betaling van de gemaakte reiskosten over de maanden november en december 2016 ter hoogte van € 405,33 netto,

- retournering door Prodentis aan [werknemer] van de koffer met werkmaterialen binnen 48 uur na betekening van deze beschikking, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 te vermeerderen met € 100,00 voor iedere dag die Prodentis met teruggave van de koffer met werkmaterialen in gebreke blijft.

3.2.

Prodentis heeft verweer gevoerd en primair geconcludeerd tot afwijzing van de verzoeken.

3.3.

Bij wijze van zelfstandig verzoek wordt door Prodentis - samengevat - verzocht:

een verklaring voor recht af te geven dat [werknemer] aan Prodentis een dringende reden heeft gegeven om het dienstverband met hem met onmiddellijke ingang op te zeggen en dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is en [werknemer] te veroordelen om aan Prodentis de gefixeerde schadevergoeding ex artikel 7:677 lid 3 sub a BW te betalen,

voorwaardelijk, voor zover de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig zou zijn geëindigd door het ontslag op staande voet, de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW, subsidiair onderdeel g, BW, tegen de kortst mogelijke termijn zonder toekenning van een transitievergoeding,

een verklaring voor recht af te geven dat [werknemer] aansprakelijk is voor de door Prodentis geleden schade en [werknemer] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ter hoogte van € 35.178,07,

[werknemer] te veroordelen om de nog nader vast te stellen schade aan Prodentis te vergoeden,

[werknemer] te veroordelen om de drie schilderijen, de computer en de ordners met financiële stukken over het boekjaar 2015 af te geven aan Kies Mondzorg, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00, te vermeerderen met € 100,00 voor iedere dag dat [werknemer] daarmee in gebreke blijft

3.4.

[werknemer] heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de zelfstandige verzoeken van Prodentis.

Subsidiair, in geval van toewijzing van het verzoek van Prodentis tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, verzoekt [werknemer] om toekenning van de transitievergoeding ten bedrage van € 5.508,90 bruto, een billijke vergoeding van € 80.000,00 bruto, vergoeding van de openstaande verlofuren ad € 32.566,44 bruto en vergoeding van de openstaande vakantie-uren ad € 6.095,88 bruto.

3.5.

Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover relevant – nader ingegaan.

4 De beoordeling

Het ontslag op staande voet.

4.1.

[werknemer] heeft de onderliggende verzoeken tijdig ingediend, omdat deze zijn ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst door Prodentis is beëindigd (artikel 7:686a lid 4, onderdeel a, BW ).

4.2.

Het geschil van partijen betreft in de eerste plaats de vraag of het door Prodentis aan [werknemer] gegeven ontslag op staande voet moet worden vernietigd.

4.3.

Op grond van artikel 7:677 lid 1 BW is ieder van partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor Prodentis als dringende redenen als vorenbedoeld beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van [werknemer] , die ten gevolge hebben dat van Prodentis redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang in aanmerking worden genomen.

4.4.

De dringende reden die is meegedeeld en dus moet worden beoordeeld, is blijkens de ontslagbrief van 16 december 2016 - kort gezegd - dat [werknemer] werkzaamheden als werknemer van Kies Mondzorg heeft verricht in het laboratorium van Kies Mondzorg en deze werkzaamheden via verzekeraar VGZ heeft laten uitbetalen aan zijn vennootschap VTL waardoor de opbrengsten ten behoeve van hemzelf zijn gekomen.

4.5.

[werknemer] heeft zich kort gezegd op het standpunt gesteld dat er afspraken zijn gemaakt met Kies Mondzorg inhoudende dat het onderhanden werk van VTL per datum overname van en voor rekening van VTL zou blijven. VTL zou de na de overname door TTZ verrichte werkzaamheden blijven afrekenen met de klanten.

4.6.

De kantonrechter volgt [werknemer] niet in zijn stellingen. Blijkens artikel 1.1 onder b en c van de overnameovereenkomst van 30 september 2014 zoals hiervoor onder 2.4. weergegeven heeft TTZ immers het volledige klantenbestand en de volledige orderportefeuille van VTL en [werknemer] Holding overgenomen. Die overnameovereenkomst moet worden aangemerkt als een onderhandse akte die tussen partijen dwingend bewijs oplevert voor de gemaakte afspraken. Van een (begin van) tegenbewijs is de kantonrechter niet gebleken. Uit het e-mailverkeer tussen [werknemer] en de accountant van Kies Mondzorg blijkt enkel en alleen de wens van [werknemer] om tot een andersluidende afspraak te komen, maar uit niets blijkt dat die andersluidende afspraak daadwerkelijk tot stand is gekomen. De door [werknemer] als productie 9 en 10 bij het inleidend verzoekschrift overgelegde facturen leiden niet tot een ander oordeel nu Prodentis uitdrukkelijk heeft betwist bekend te zijn met deze facturen.

4.7.

De kantonrechter is van oordeel dat de beschreven gedragingen van [werknemer] kwalificeren als een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW . [werknemer] heeft gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar in het laboratorium van Kies Mondzorg, met gebruikmaking van de materialen van Kies Mondzorg en in de door Prodentis betaalde tijd, werkzaamheden ten behoeve van zijn eigen vennootschap verricht en de opbrengsten daarvan voor zichzelf gehouden. De kantonrechter kwalificeert dit handelen niet alleen als een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW maar ook als ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] , waarover hierna meer.

4.8.

Echter, de vraag of het ontslag op staande voet onverwijld is gegeven in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW , beantwoordt de kantonrechter negatief. In dat verband overweegt de kantonrechter dat in HR 27 april 2001, JAR 2001/95 in dat verband is uitgemaakt dat beslissend is het tijdstip waarop de dringende reden voor het ontslag ter kennis is gekomen van degene die bevoegd was het ontslag te verlenen. Indien eenmaal degene die bevoegd is het ontslag te verlenen van de gewraakte gedraging van de werknemer op de hoogte is, moet het ontslag op staande voet onverwijld worden gegeven. In beginsel wordt geen uitstel geduld. Van belang is ook het arrest HR 14 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT1851, waaruit kan worden afgeleid dat als de werkgever reeds eerder een vermoeden heeft van de verboden gedraging die ten grondslag ligt aan de dringende reden, hij eerder in actie dient te komen. Door dat niet te doen verspeelt de werkgever de onverwijldheid van de opzegging. Dat laatste is naar het oordeel van de kantonrechter in de onderhavige kwestie het geval.

4.9.

In dit verband acht de kantonrechter van belang dat er volgens Prodentis medio juni 2016 opeens veel garantiefacturen c.q. servicenota’s van VTL in het systeem van Kies Mondzorg opdoken, hetgeen haar ertoe bracht een en ander te onderzoeken. Begin september 2016 (dus meer dan 2 maanden later) zou het Prodentis duidelijk geworden zijn dat de patiënten waarop de facturen betrekking hadden géén patiënt van Kies Mondzorg zijn. Dat was, aldus Prodentis, het moment waarop de alarmbellen gingen rinkelen, want dat kon betekenen dat de vergoedingen voor die patiënten ook niet bij Kies Mondzorg zijn binnengekomen. De garantiefacturen hadden betrekking op werkzaamheden van [werknemer] en in de door Prodentis onderzochte administratie van [werknemer] bleek een groot aantal facturen aanwezig voor door [werknemer] verrichte werkzaamheden zoals die verzonden zijn aan VGZ, terwijl deze niet voorkwamen in de administratie van Kies Mondzorg. Gesteld noch gebleken is wanneer Kies Mondzorg voor het eerst contact heeft opgenomen met VGZ in deze kwestie, maar het komt de kantonrechter voor dat dit (veel) later dan in september 2016 is geweest aangezien de eerste schriftelijke reactie (per e-mail ) van VGZ dateert van 6 december 2016.

Gelet op het feit dat Prodentis al in juni 2016 argwaan kreeg naar aanleiding van de garantiefacturen c.q. servicenota’s die opdoken in het systeem en het feit dat zij reeds in september 2016 op de hoogte was van het feit dat dit door [werknemer] verrichte werkzaamheden betrof die door hem waren gefactureerd maar niet voorkwamen in de administratie van Kies Mondzorg valt naar het oordeel van de kantonrechter niet in te zien dat het vervolgens nog tot 15 december 2016 heeft moeten duren alvorens zij is overgegaan tot het ontslag van [werknemer] . De stelling van Prodentis, dat zij eerst op 15 december 2016 op de hoogte was van het materiële nadeel dat zij heeft geleden door het handelen van [werknemer] , doet daaraan niets af. Nu het ontslag niet onverwijld is gegeven en dus niet voldoet aan de eisen van artikel 7:677 lid 1 BW , ligt het verzoek van [werknemer] tot vernietiging van de opzegging voor toewijzing gereed en dient de door Prodentis gevraagde verklaring voor recht alsmede de door Prodentis gevorderde gefixeerde schadevergoeding te worden afgewezen.

Het verzoek tot doorbetaling van salaris c.a.

4.10.

Prodentis heeft niet betwist dat zij het salaris van [werknemer] reeds vanaf

1 december 2016 onbetaald heeft gelaten. Het salaris over de periode van 1 tot 15 december 2016 ligt dus zonder meer voor toewijzing gereed. Ten aanzien van het loon over de periode na het gegeven ontslag op staande voet heeft Prodentis gesteld dat [werknemer] inmiddels een andere baan heeft gevonden en dus niet beschikbaar is om weer voor haar te komen werken zodat [werknemer] geen aanspraak kan maken op zijn salaris. De kantonrechter volgt Prodentis niet in haar stellingen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [werknemer] verklaard dat hij met ingang van 1 maart 2017 voor 2 dagen per week werk heeft gevonden op basis van een arbeidsovereenkomst voor 6 maanden. Naar het oordeel van de kantonrechter staat dit niet in de weg aan zijn aanspraak op loondoorbetaling van Prodentis. [werknemer] heeft zich immers bij brief van 22 december 2016 beschikbaar gesteld voor zijn werkzaamheden bij Prodentis en gesteld noch gebleken is dat [werknemer] niet bereid zou zijn geweest zijn werkzaamheden bij Prodentis te hervatten. De loondoorbetaling kan derhalve worden toegewezen op de wijze zoals hierna is bepaald.

De wettelijke verhoging

4.11.

Prodentis heeft een beroep gedaan op matiging van de wettelijke verhoging tot nihil, stellende dat [werknemer] zelf twee maanden heeft gewacht met het opstarten van een procedure. De kantonrechter overweegt dat een verzoek tot vernietiging binnen de wettelijke vervaltermijn van twee maanden moet worden ingediend. In de omstandigheid dat [werknemer] zijn verzoek pas aan het einde van deze - korte - vervaltermijn heeft ingediend, ziet de kantonrechter geen aanleiding om tot matiging van de wettelijke verhoging over te gaan.

Het verzoek tot betaling van reiskosten

4.12.

Prodentis heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering tot betaling van de door [werknemer] gemaakte reiskosten over de maanden november en december 2016 ter hoogte van € 405,33 netto die [werknemer] heeft onderbouwd door overlegging van het rittenboek, zodat dit bedrag toewijsbaar is.

Het verzoek tot vergoeding van de openstaande vakantie-uren en overuren

4.13.

[werknemer] stelt zich op het standpunt dat hij per 15 december 2016 nog 164 vakantie-uren had openstaan, hetgeen overeenkomt met een bedrag van € 6.095,88 bruto.

Prodentis heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij nog geen tijd heeft gehad om haar administratie op dit punt na te gaan. Zij was pas op 7 april 2017 op de hoogte van de vordering van [werknemer] , terwijl de mondelinge behandeling al op 11 april plaats zou vinden.

De kantonrechter is van oordeel dat het tot de verplichtingen van Prodentis als werkgever behoort om een deugdelijke en toegankelijke verlofadministratie bij te houden. Het had naar het oordeel van de kantonrechter dan ook van Prodentis gevergd kunnen worden om haar verlofadministratie te raadplegen voorafgaand aan de zitting van 11 april. De kantonrechter ziet geen aanleiding om Prodentis hiertoe alsnog in de gelegenheid te stellen. Het verzoek tot vergoeding van de openstaande verlofuren zal dan ook - als onvoldoende gemotiveerd betwist - worden toegewezen.

4.14.

[werknemer] stelt daarnaast dat hij per 15 december 2016 nog 876,1 overuren had openstaan, hetgeen leidt tot een vordering van € 32.566,44 bruto. Hij verwijst in dit verband naar zijn brief van 12 november 2016 (productie 13 bij verzoekschrift). Zijn overuren zijn door Prodentis naar aanleiding van deze brief nooit betwist. De toepasselijke cao Tandtechniek geeft een regeling omtrent de overuren.

Prodentis heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling de gewerkte overuren betwist. Zij blijken nergens uit, en zijn niet in opdracht van Kies Mondzorg gewerkt.

Er zijn geen afspraken over verloning/uitbetaling van overuren gemaakt en het werken van overuren moet geacht worden bij het salaris te zijn inbegrepen.

De kantonrechter overweegt dat in de toepasselijke cao Tandtechniek waar [werknemer] naar verwijst als overwerk wordt beschouwd in opdracht van de werkgever verricht werk boven de wekelijkse of dagelijkse arbeidsduur. Nu Prodentis uitdrukkelijk betwist dat [werknemer] in haar opdracht overwerk heeft verricht en hiervoor bovendien is geoordeeld dat [werknemer] in de tijd van zijn werkgever werkzaamheden voor zichzelf heeft verricht, is de kantonrechter van oordeel dat de vordering tot uitbetaling van de gestelde overuren afgewezen dient te worden.

Het verzoek tot retournering van de koffer met werkmaterialen

4.15.

De kantonrechter stelt vast dat de koffer met werkmaterialen niet staat vermeld op de lijst met activa (bijlage 1 bij de overnameovereenkomst van 30 september 2014).

Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [werknemer] gesteld, en is door Prodentis niet betwist, dat hij de koffer heeft aangeschaft voor zijn studie. Het gaat [werknemer] met name om de gereedschappen/instrumenten die zich in de koffer bevinden en die bij Prodentis niet beschikbaar waren. De kantonrechter begrijpt dat tussen partijen niet in geschil is dat de (verbruiks-)materialen die zich in de koffer bevinden, zijn verstrekt en werden aangevuld door Prodentis. De kantonrechter is op grond van het vorenstaande dan ook van oordeel dat Prodentis de koffer aan [werknemer] dient te retourneren, met inbegrip van de gereedschappen c.q. instrumenten, maar exclusief de door Prodentis verstrekte materialen. De gevorderde dwangsom acht de kantonrechter eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat hieraan (mede gelet op de gestelde waarde van de koffer met inhoud) een maximum zal worden verbonden van € 2.000,00.

Het verzoek van Prodentis tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

4.16.

Prodentis heeft bij wijze van voorwaardelijk tegenverzoek verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 BW onderdeel a, in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel e, BW, subsidiair onderdeel g, BW, voor zover de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig zou zijn geëindigd door het ontslag op staande voet. Onder verwijzing naar het Mediant-arrest van de Hoge Raad van 23 december 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2998) overweegt de kantonrechter dat aan de voorwaarde waaronder Prodentis haar verzoek heeft ingediend is voldaan en dat Prodentis kan worden ontvangen in haar verzoek. Daarmee ligt thans de vraag voor of de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden op grond van artikel 7:671b lid 1 BW .

4.17.

Vastgesteld wordt dat er geen bijzondere opzegverboden als bedoeld in artikel 7:670 BW of met deze opzegverboden naar aard en strekking vergelijkbare opzegverboden in een ander wettelijk voorschrift gelden.

4.18.

De kantonrechter stelt bij de beoordeling voorop dat uit artikel 7:669 lid 1 BW in verbinding met artikel 7:671b lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669 lid 3 BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan. Bij regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015 (Stcrt. 2015/12685) zijn daarvoor nadere regels gesteld (Ontslagregeling).

4.19.

Prodentis heeft primair aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegd dat [werknemer] ernstig verwijtbaar gehandeld heeft en verwijst hiervoor naar de dringende reden die zij aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd.

De kantonrechter overweegt dat vast is komen te staan dat [werknemer] gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar in het laboratorium van Kies Mondzorg, met gebruikmaking van de materialen van Kies Mondzorg en in de door Prodentis betaalde tijd, werkzaamheden ten behoeve van zijn eigen vennootschap heeft verricht en de daarmee verdiende bedragen voor zichzelf heeft gehouden. De kantonrechter kwalificeert dit handelen niet alleen als een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW maar ook als ernstig verwijtbaar.

4.20.

Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de door Prodentis naar voren gebrachte feiten en omstandigheden een redelijke grond voor ontbinding opleveren, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3, onderdeel e BW. Het is de kantonrechter verder gebleken dat herplaatsing van [werknemer] binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is en evenmin in de rede ligt.

4.21.

De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Prodentis zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst, nu de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] , met toepassing van artikel 7:671b lid 8, onderdeel b, BW zal worden ontbonden met ingang van heden, 21 april 2017.

4.22.

Uit artikel 7:673 lid 1 BW volgt dat Prodentis aan [werknemer] een transitievergoeding verschuldigd is indien – kort gezegd – de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst op verzoek van Prodentis is ontbonden. Aan deze beide voorwaarden is voldaan. Nu het eindigen van de arbeidsovereenkomst echter het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [werknemer] , komt hem op grond van artikel 7:673 lid 7 onderdeel c geen transitievergoeding toe. Het verzoek van [werknemer] zal dan ook worden afgewezen.

4.23.

[werknemer] heeft verzocht aan hem een billijke vergoeding toe te kennen. Voor toekenning van een billijke vergoeding op grond van artikel 7:671b lid 8 onderdeel c BW is vereist dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Prodentis. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van Prodentis zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als Prodentis grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als Prodentis een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren (zie: Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). Een dergelijke situatie doet zich hier niet voor, zodat de verzochte billijke vergoeding wordt afgewezen.

Het zelfstandig verzoek van Prodentis: schadevergoeding

4.24.

Prodentis stelt zich op het standpunt dat zij ten gevolge van het frauduleus handelen van [werknemer] schade heeft geleden. Inmiddels is gebleken dat [werknemer] zich een bedrag van € 35.178,07 heeft toegeëigend, aldus Prodentis. Dit bedrag blijkt uit de informatie die verzekeraar VGZ aan Prodentis heeft verschaft. Prodentis heeft nog niet alle schade in kaart kunnen brengen. Daarover is zij nog in overleg met andere zorgverzekeraars, waaronder CZ.

De kantonrechter is van oordeel dat [werknemer] het door Prodentis in het geding gebrachte overzicht van VGZ en de daarop vermelde bedragen onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Het verzoek om een verklaring voor recht dat [werknemer] aansprakelijk is voor de door Prodentis geleden schade en de reeds vastgestelde schade van € 35.178,07 acht de kantonrechter derhalve toewijsbaar. Dit geldt echter niet voor het verzoek om [werknemer] te veroordelen tot vergoeding van de nog nader vast te stellen schade, nu Prodentis daar naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende belang bij heeft naast de reeds toegewezen verklaring voor recht waarmee de aansprakelijkheid van [werknemer] voor eventuele nadere schade gegeven is.

Het zelfstandig verzoek van Prodentis: afgifte van zaken

4.25.

Prodentis vordert afgifte aan Kies Mondzorg van drie schilderijen, een computer en ordners met financiële stukken over het boekjaar 2015, die in eigendom toebehoren aan Prodentis. [werknemer] betwist dat deze zaken aan Prodentis toebehoren. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft [werknemer] aangevoerd dat hij de schilderijen heeft gekregen van een kunstenares en dat de afspraak was dat deze bij hem in eigendom bleven.

Op de computer en in de ordners die [werknemer] en/of zijn echtgenote meegenomen hebben, stonden enkel gegevens van VTL. De curator had deze zaken nodig in het kader van het faillissement van VTL, aldus [werknemer] .

4.26

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat Prodentis of Kies Mondzorg eigenaar is van bovengenoemde zaken. Deze zaken staan niet op de lijst met activa (bijlage 1 bij de overnameovereenkomst van 30 september 2014), zodat evenmin is gebleken dat de zaken toebehoren aan TTZ. De kantonrechter ziet geen aanleiding Prodentis toe te laten tot bewijslevering op dit punt. Haar verzoek zal dan ook worden afgewezen.

Inzake alle verzoeken

4.27.

In de uitkomst van alle verzoeken tezamen ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.

5 De beslissing

De kantonrechter

Inzake de verzoeken van [werknemer]

5.1.

vernietigt het op 15 december 2016 gegeven ontslag op staande voet,

5.2.

veroordeelt Prodentis om aan [werknemer] te voldoen het salaris ter hoogte van

€ 6.121,00 bruto per maand vanaf 1 december 2016 tot en met 21 april 2017, te vermeerderen met 8% vakantiegeld en overige emolumenten, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging, vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening,

5.3.

veroordeelt Prodentis tot betaling aan [werknemer] van de reiskosten over de maanden november en december 2016 ter hoogte van € 405,33 netto,

5.4.

veroordeelt Prodentis om aan [werknemer] te retourneren de ten processe bedoelde koffer met gereedschappen/instrumenten, doch exclusief de door Prodentis verstrekte (verbruiks-) materialen, en wel binnen 48 uur na betekening van deze beschikking, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00, te vermeerderen met € 100,00 voor iedere dat die Prodentis met teruggave van de koffer met gereedschappen/werkmaterialen in gebreke blijft, tot een maximum van € 2.000,00.

5.5.

veroordeelt Prodentis om aan [werknemer] te voldoen de vergoeding voor de openstaande vakantie-uren ten bedrage van € 6.095,88 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze beschikking tot aan de dag der algehele voldoening,

Inzake de verzoeken van Prodentis

5.6.

ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 21 april 2017,

5.7.

verklaart voor recht dat [werknemer] aansprakelijk is voor de door Prodentis geleden schade,

5.8.

veroordeelt [werknemer] om aan Prodentis te betalen een schadevergoeding ter hoogte van € 35.178,07,

Inzake alle verzoeken.

5.9.

compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt,

5.10.

verklaart deze beschikking, met uitzondering van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, uitvoerbaar bij voorraad,

5.11.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gewezen door mr. J. Schreurs-van de Langemheen en in het openbaar uitgesproken.

type: jsl/em

coll:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature