Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Planschadevergoeding. Ongeoorloofde reformatio in peius. Heroverweging in bezwaar leidt voor eiser tot een ongunstiger resultaat waarvoor geen afzonderlijke, los van bezwaar of beroep rechtvaardiging bestaat. Eiser was niet te verwijten dat hij op een onjuiste grond planschade heeft aangevraagd. Voorts heeft eiser tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt schade te hebben geleden. Zelf in de zaak voorzien.

Uitspraak



RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB/ROE 16/3695

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2017 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] eiser

(gemachtigde: mr . drs. C.M.J.E.P. Meerts),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser een planschadevergoeding van € 2.850,00 toegekend als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan “Kernen Roerdalen”(bestemmingsplan).

Bij besluit van 26 oktober 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat bewoning van de bovenverdieping is toegestaan en niet in strijd is met het bestemmingsplan.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2017.

Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

Overwegingen

1. Op 6 februari 2015 heeft eiser een verzoek om planschade ingediend door het als gevolg van het bestemmingsplan vervallen van de bestemming ‘woondoeleinden III’ met de sub bestemming “andere functies toegestaan, dienstverlenend kantoor” op het pand aan de [adres pand] . Als gevolg van het bestemmingsplan is het niet meer toegestaan om in de bovenwoning te wonen. Op 25 september 2015 heeft adviesbureau Tonnaer Adviseurs in Omgevingsrecht een definitief advies uitgebracht, waarin wordt geadviseerd eiser een planschadevergoeding toe te kennen van € 2.850,00. De inwerkingtreding van het bestemmingsplan levert volgens Tonnaer een planologisch nadeel op voor eiser, aangezien hierdoor geen mogelijkheid meer bestaat om te wonen in het object op de [adres pand] Weliswaar is gebruik als wonen rechtstreeks toegestaan, maar het bestemmingsplan bepaalt dat niet meer woningen zijn toegestaan dan aanwezig op de eerste dag van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, terwijl uit de door verweerder ingediende zienswijze blijkt dat op de peildatum geen woning in het pand aanwezig was. Hier tegenover staat dat de bestemming dienstverlening wel ruimer is dan de oude situatie en in de nieuwe situatie sprake is van een vergroot bouwvlak, hetgeen een planologisch voordeel oplever, aldus Tonnaer. Bij het primaire besluit heeft verweerder overeenkomstig het advies van Tonnaer de planschade bepaald op € 2.850,00. In bezwaar heeft eiser een contra-rapportage laten opstellen door Adviesbureau Grondzaken Limburg BV van 7 januari 2016, waarin een planschadevergoeding van € 16.700,00 wordt geadviseerd. In het aanvullend advies van 30 mei 2016 heeft Tonnaer hierop gereageerd en is niet teruggekomen op het definitief advies van 25 september 2015.

2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat uit de redactie van de planregels en de definitie van het begrip “woning” volgt dat enkel relevant is of op de peildatum een ruimte aanwezig was die blijkens zijn indeling en inrichting geschikt en bestemd is voor de huisvesting van een huishouden. Eiser heeft volgens verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat hiervan sprake was. Gelet hierop is verweerder van mening dat, bij ingebruikneming van de bovenverdieping voor bewoning, geen sprake is van het toevoegen van een “woning” en bewoning derhalve niet in strijd is met het bestemmingsplan, waardoor er geen sprake is van planschade. Voorts is verweerder van mening dat het advies van Tonnaer onvoldoende is onderbouwd en een onjuiste uitleg geeft aan de planregels. Van een schending van het verbod van reformatio in peius is volgens verweerder geen sprake. Weliswaar verslechtert de rechtspositie van eiser in de bezwaarprocedure (geen planschadevergoeding), maar zijn algehele rechtspositie verbetert (het pand mag worden gebruikt voor bewoning). Deze factoren moeten volgens verweerder in samenhang worden bezien.

3. Eiser voert in beroep aan het niet eens te zijn met het niet respecteren van het verbod van reformatio in peius. In het bestreden besluit wordt eiser immers de in het primaire besluit toegekende planschadevergoeding afgenomen. De bezwaarprocedure heeft eiser geen planologisch voordeel verschaft, welk voordeel het afnemen van de toegekende planschadevergoeding kan compenseren. Dat deze procedure duidelijkheid heeft verschaft over zijn planologische positie, doet niet eraan af dat eiser die positie al had. Er is derhalve geen verbetering van positie die de verslechtering kan compenseren. In aanvulling op de beroepsgronden heeft eiser nog naar voren gebracht dat hij de gronden van bezwaar, gericht op toekenning van een hogere vergoeding, dan in het primaire besluit toegekend, handhaaft.

4. Voor wat betreft eisers betoog dat in het onderhavige geval sprake is van ongeoorloofde reformatio in peius, overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 oktober 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BT8556), dat uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat het bezwaarschrift er niet toe mag leiden dat het bestuursorgaan de heroverweging gebruikt om een verslechtering van de positie van de indiener te bereiken die zonder bezwaarschriftprocedure niet mogelijk zou zijn. Dit betekent dat het bestuursorgaan het besluit, voor zover het door het bezwaar wordt bestreden, moet heroverwegen en moet nagaan of dit tot een voor de indiener gunstiger resultaat leidt. Leidt de heroverweging tot een voor de indiener ongunstiger resultaat, dan is dat alleen toelaatbaar indien het bestuursorgaan ook zonder dat het bezwaarschrift zou zijn ingediend tot wijziging van het bestreden besluit ten nadele van de indiener bevoegd zou zijn. Artikel 7:11 van de Awb verzet zich er in zo 'n geval niet tegen dat een zodanige wijziging bij het besluit op het bezwaarschrift wordt bewerkstelligd.

5. Naar het oordeel van de rechtbank leidt de heroverweging in bezwaar voor eiser tot een ongunstiger resultaat. Verweerder heeft eiser in het primaire besluit immers een planschadevergoeding van € 2.850,00 toegekend, terwijl verweerder zich in het bestreden besluit op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van planschade. Vervolgens ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of voor dit ongunstiger resultaat een afzonderlijke, los van bezwaar of beroep bestaande rechtvaardiging bestaat. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake. De rechtszekerheid verzet zich immers tegen wijziging van een beschikking ten nadele met terugwerkende kracht als de begunstigde daarvan geen verwijt treft van de reden van de wijziging en er anderszins geen grond is om die wijziging voor zijn risico te brengen. In dit geval was eiser niet te verwijten dat hij op een onjuiste grond planschade heeft aangevraagd, nu hij dat heeft gedaan naar aanleiding van het herhaaldelijk aan hem kenbaar gemaakte standpunt van verweerder dat bewoning van de bovenverdieping in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. Nu eiser voorts tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat hij door genoemd standpunt schade heeft geleden, omdat hij de bovenverdieping niet als woning heeft kunnen verhuren, is er geen reden om wijziging van de toekinning voor zijn risico te brengen. De gestelde schade is door verweerder, die geen verweerschrift heeft ingediend en evenmin ter zitting is verschenen, niet weersproken.

6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het bezwaar alsnog ongegrond wordt verklaard. Daardoor wordt het primaire besluit bevestigd waarbij aan eiser een planschadevergoeding is toegekend van € 2.850,00. De rechtbank overweegt hiertoe dat blijkens het bestreden besluit en het beroepschrift niet in geschil is dat de bovenverdieping gebruikt mag worden voor bewoning, nu dit niet in strijd is met het bestemmingsplan. Daaruit volgt dat er geen sprake is van een planologische verslechtering en is er derhalve geen sprake van planschade. Gelet hierop komt eiser niet in aanmerking voor een hoger bedrag aan planschade dan verweerder aan eiser in het primaire besluit heeft toegekend, maar moet, wegens de onder 5 geconstateerde schending van het verbod van reformatio in peius, de toegekende vergoeding in stand blijven.

7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1). Verweerder heeft eiser in het bestreden besluit 1 punt toegekend voor het indienen van het bezwaarschrift. De overige door eiser ter zitting genoemde kosten, te weten de door de deskundige gemaakte kosten wegens onder meer het bijwonen van de hoorzitting in bezwaar en de in bezwaar gemaakte contra expertise, komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat eiser niet, overeenkomstig artikel 7:15, derde lid, van de Awb , heeft verzocht om vergoeding van deze deskundigenkosten voordat verweerder op het bezwaar heeft beslist. Eiser heeft eerst ter zitting van de rechtbank verzocht om vergoeding van deze, in bezwaar gemaakt, kosten. Bovendien is, gelet op deze uitspraak, geen sprake van herroepen van het primaire besluit wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid, zoals genoemd in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb .

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

- verklaart het bezwaar tegen het primaire besluit waarbij aan eiser een planschadevergoeding van € 2.850,00 is toegekend, ongegrond;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,00 aan eiser te

vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 990,00.

Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M. Schelfhout, rechter, in aanwezigheid van mr. P.M. van den Brekel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2017.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op: 18 april 2017

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature