U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Kort geding. Geldvordering. Ondernemingsrecht. Overname inventaris en goodwill restaurant. Overnameovereenkomst niet vervallen toen overname niet op afgesproken datum kon plaatsvinden vanwege beslag verhuurder.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht

Zittingsplaats Maastricht

zaaknummer / rolnummer: C/03/230835 / KG ZA 17-24

Vonnis in kort geding van 16 februari 2017

in de zaak van

1. de ontbonden vennootschap onder firma

[eiseres sub 1] V.O.F.,

voorheen gevestigd te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul,

en haar voormalige vennoten:

2. [eiseres sub 2],

wonende te [woonplaats 1] ,

3. [eiser sub 3],

wonende te [woonplaats 2] ,

4. [eiseres sub 4],

wonende te [woonplaats 2] ,

eisers,

advocaat mr. A. Sarkis te Maastricht,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

PANNENKOEKENPARADIJS CAUBERG B.V.,

gevestigd te Valkenburg, gemeente Valkenburg aan de Geul

gedaagde,

bijgestaan door mr. J.M.Th. de Jonge te Eijsden.

Partijen zullen hierna eisers en gedaagde genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding,

de brief van eisers van 27 januari 2017, met producties,

de e-mail van gedaagde van 1 februari 2017, met producties,

de mondelinge behandeling op 2 februari 2017,

de pleitnota van gedaagde,

de productie 10 en een ongenummerde productie, die eisers op de mondelinge behandeling hebben overgelegd.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Eiseres 2 (hierna: [eiseres sub 2] ) en drie anderen (hierna tezamen: [eisers] c.s.) hebben vanaf 2010 een horecagelegenheid (hotel-restaurant) aan het [adres] te [vestigingsplaats] gehuurd van [naam verhuurder] . Zij hebben met het oog daarop de inventaris en goodwill van het restaurant van [naam verhuurder] overgenomen voor de prijs van € 300.000,-.

2.2.

Tussen [naam verhuurder] en [eisers] c.s. is een geschil ontstaan. Daarover is op 15 juni 2015 ten overstaan van de kantonrechter een regeling getroffen.

2.3.

In augustus 2015 hebben [eiseres sub 2] namens de huurders en [naam vertegenwoordiger gedaagde] namens gedaagde een overeenkomst gesloten waarbij gedaagde de inventaris en goodwill van het restaurant heeft overgenomen voor € 200.000,-, te betalen in termijnen ‘over maximaal 5 jaar’, met een rente van één procent per maand. Daarbij is vermeld:

‘Datum overname 1 sept. of zoveel later met wederzijdse goedvinding van bijde partijen (..) ten laatste 1 okt’.

De overeenkomst is met de hand geschreven en ondertekend door [eiseres sub 2] en [naam vertegenwoordiger gedaagde] .

2.4.

[naam verhuurder] heeft op enig moment beslag laten leggen op de inventaris van het restaurant. [eiseres sub 2] heeft gedaagde rond 1 oktober 2015 meegedeeld dat de overdracht om die reden geen (nog) doorgang kon vinden.

2.5.

[naam verhuurder] heeft bij overeenkomst van 18 maart 2016 het restaurant met ingang van1 mei 2016 verhuurd aan gedaagde.

2.6.

Bij vonnis van 8 juni 2016 heeft de kantonrechter op vordering van [naam verhuurder] de huurovereenkomst met betrekking tot het restaurant ontbonden. [naam verhuurder] en [eisers] c.s. hebben vervolgens ter beëindiging van hun geschil een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarbij onder meer is bepaald dat [eisers] c.s. op 15 juli 2016 het restaurant zal verlaten en de inventaris zal verkopen aan [naam vertegenwoordiger gedaagde] , en dat [naam verhuurder] uiterlijk 8 juli 2016 het beslag op de inventaris zal opheffen zodat die onbezwaard kan worden verkocht aan [naam vertegenwoordiger gedaagde] .

2.7.

[eisers] c.s. hebben het restaurant op of rond 15 juli 2016 verlaten, waarna gedaagde het restaurant in gebruik heeft genomen.

3 Het geschil

3.1.

Eisers vorderen samengevat - veroordeling van gedaagde tot betaling van:

I. € 21.666,65, althans € 16.666,65, althans een voorschot,

II. € 3.333,33 per maand vanaf 1 februari 2017,

alles te vermeerderen met contractuele rente en kosten.

3.2.

Gedaagde voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.

4.2.

De zaak is spoedeisend, omdat niet is weersproken dat de gevorderde bedragen een belangrijk deel van het inkomen van eisers vormen.

4.3.

De vorderingen van eisers zijn gegrond op de onder 2.3 genoemde overeenkomst. Beide partijen gaan ervan uit dat deze overeenkomst tussen hen is gesloten, zodat ook de voorzieningenrechter dit tot uitgangspunt neemt.

4.4.

Gedaagde stelt zich op het standpunt dat de overeenkomst is uitgewerkt toen de overname niet uiterlijk 1 oktober 2015 mogelijk was vanwege het door [naam verhuurder] gelegde beslag op de inventaris. De voorzieningenrechter kan dit standpunt niet volgen. Het enkele feit dat de overname niet plaatsvond op de afgesproken datum, heeft de overeenkomst niet doen vervallen. Gedaagde heeft, zoals ter zitting is gebleken, de overeenkomst niet (buitengerechtelijk) ontbonden. Evenmin is gebleken dat zij op andere wijze te kennen heeft gegeven de inventaris en goodwill niet meer te willen overnemen. Integendeel, er is gesproken over een aanpassing van de prijs. Bovendien is onvoldoende weersproken dat gedaagde op of rond 23 maart 2016 een getypte versie van de overnameovereenkomst aan de gemeente heeft toegezonden teneinde de benodigde vergunningen te verkrijgen. Gedaagde heeft vervolgens het restaurant met de inventaris die zich daarin bevond, in gebruik genomen. Onder deze omstandigheden moet worden aangenomen dat de overeenkomst nog tussen partijen van kracht is.

4.5.

Uit het voorgaande volgt dat gedaagde in beginsel verplicht is de overeengekomen prijs te betalen. De omstandigheid dat [naam verhuurder] zich op het standpunt stelt dat de inventaris aan hem is toegevallen en met gedaagde is overeengekomen dat zij (delen van) de inventaris van hem overneemt tegen betaling van € 10.200,-, is alleen van belang in de relatie tussen [naam verhuurder] en gedaagde, maar raakt eisers niet. Ook de omstandigheid dat de huurovereenkomst tussen [naam verhuurder] en [eisers] c.s. bij vonnis van 8 juni 2016 is ontbonden, heeft geen wijziging gebracht in de overeenkomst die partijen hebben gesloten over de overname van de inventaris en goodwill.

4.6.

Uit het verweer van gedaagde valt echter te begrijpen dat door de vertraging in de overname en het geschil tussen [naam verhuurder] en [eisers] c.s. de overgenomen inventaris en goodwill niet meer volledig beantwoordde aan hetgeen partijen in augustus 2015 voor ogen stond. De voorzieningenrechter acht dit verweer niet zonder meer ongegrond en zal daarom rekening houden met de mogelijkheid dat de bodemrechter tot het oordeel komt dat gedaagde een lager bedrag is verschuldigd dan de overeengekomen prijs van € 200.000,-. Gedaagde zal worden veroordeeld tot betaling van de maandelijkse termijnen van elk € 3.333,33 tot een maximum van € 100.000,-.

4.7.

Gedaagde heeft niet weersproken dat, uitgaande van de geldigheid van de overeenkomst, een bedrag van € 21.666,65 is verschuldigd aan vervallen termijnen over de periode van 16 juli 2016 tot en met januari 2017. Dit bedrag is toewijsbaar.

4.8.

Anders dan eisers hebben gevorderd, zal niet de contractuele rente van één procent per maand worden toegewezen, die in augustus 2015 is overeengekomen, maar de contractuele rente van acht procent per jaar, die volgens eisers nadien is overeengekomen en die ook is vermeld in de getypte, aan de gemeente verzonden versie van de overeenkomst.

4.9.

Gedaagde zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:

- dagvaarding € 102,10

- griffierecht € 1.924,00

- salaris advocaat € 816,00

totaal € 2.842,10.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen een bedrag van € 21.666,65, vermeerderd met de contractuele rente van 8% per jaar over het toegewezen bedrag telkens vanaf de vervaldag van de vervallen termijnen tot de dag van volledige betaling,

5.2.

veroordeelt gedaagde om aan eisers te betalen een bedrag van € 3.333,33 per maand vanaf 1 februari 2017 totdat gedaagde een bedrag van in totaal € 100.000,- heeft betaald (het onder 5.1 genoemde bedrag daarin begrepen), vermeerderd met de contractuele rente van 8% per jaar over de termijnen, telkens vanaf de vervaldag van de termijnen tot de dag van volledige betaling,

5.3.

veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eisers tot op heden begroot op € 2.842,10,

5.4.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. drs. W.J.J. Los en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2017.

type: WL

coll:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature