E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBLIM:2015:6045
Rechtbank Limburg, AWB - 14 _ 1731u

Inhoudsindicatie:

Trefwoorden: artikel 2.6.13, vierde lid, van de Regeling subsidies AWBZ ; artikel 4:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb); overlijden budgethouder; verantwoording budget; erfrecht; huwelijkse voorwaarden; vereisten zorgovereenkomst.

Het Zorgkantoor heeft de eindafrekening van het PGB van eiser over het jaar 2012 vastgesteld en bepaald dat hij een bedrag dient terug te betalen. Het besluit is gericht aan de erven van eiser, nu eiser ondertussen is overleden. De rechtbank heeft geoordeeld dat indien een erflater een echtgenoot en een of meer kinderen achterlaat, de goederen van erflater ingevolge artikel 4:13 van het Burgerlijk Wetboek (BW) rechtstreeks van de erflater op de echtgenoot overgaan. De kinderen krijgen door het overlijden van erflater van rechtswege een geldvordering op de langstlevende echtgenoot, overeenkomend met de waarde van hun erfdeel. Dit is alleen anders indien erflater bij uiterste wilsbeschikking heeft bepaald dat afdeling 4.3.1 BW geheel buiten toepassing blijft. De erven treden in alle rechten en verplichtingen van de rechtsvoorganger en zijn derhalve (mede) aansprakelijk voor de schulden van de nalatenschap. Voorts is aangevoerd dat de echtelieden door de huwelijkse voorwaarden slechts zelf aansprakelijk waren voor hun eigen schulden. De rechtbank heeft geoordeeld dat dit niet relevant is, nu de echtgenote van eiser niet als partner maar als erfopvolgster wordt aangesproken. Bovendien is de schuld eerst ontstaan na het overlijden van eiser.

Eisers voeren in beroep tevens aan dat ten onrechte door verweerder wordt gesteld dat een zorgovereenkomst ondertekend moet zijn. De rechtbank heeft aansluiting gezocht bij de op dit punt gevormde jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in kinderopvangzaken, waaruit volgt dat wanneer op een overeenkomst een handtekening ontbreekt die overeenkomst niet als bewijs van kinderopvang kan dienen. De rechtbank heeft naar analogie overwogen dat nu op de door eisers overgelegde overeenkomsten een handtekening van eiser ontbreekt, niet is komen te staan dat de zorg op basis van die overeenkomst heeft plaatsgevonden en dat die overeenkomsten niet als bewijs daarvan kunnen dienen.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie