Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft, omdat de carport onder de Wabo vergunningvrij is geworden. Eiser zou nog procesbelang kunnen hebben met het oog op een bij verweerder in te dienen verzoek om schadevergoeding, maar dan zal aannemelijk moeten zijn dat hij als gevolg van verweerders besluit schade heeft geleden, hetgeen niet het geval is.

Uitspraak



RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 13 / 1558

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 december 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. D. Osmic),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eijsden-[woonplaats], verweerder

(gemachtigde: [naam]),

Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen: [belanghebbende] en

[belanghebbende], te [woonplaats]

(gemachtigde: mr. C. Lubben).

Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de derde-partij een lichte bouwvergunning voor een terrasoverkapping en een carport verleend.

Bij besluit van 17 mei 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 30 oktober 2012 heeft de rechtbank Maastricht dit besluit vernietigd.

Bij besluit van 8 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder opnieuw op het bezwaar van eiser beslist en heeft hij dit bezwaar wederom ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. B.H.A. Augustin (als waarnemer van gemachtigde). Verweerder en de derde-partij hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.

Ter zitting is het beroep voor zover gericht tegen het verstrekken van een bouwvergunning voor de terrasoverkapping ingetrokken. Aan de orde is daarom nog slechts het besluit van verweerder voor zover dit ziet op de carport van de derde-partij (hierna: [belanghebbende]).

2.

Eiser woont aan de [adres] in [woonplaats]. De achterzijde van de woning sluit aan tegen de zijgrens van het perceel van [belanghebbende] aan de [adres]. Eiser en [belanghebbende] zijn dus buren van elkaar. Tussen de woningen bevindt zich op het perceel van [belanghebbende] een carport. De carport is aan één zijde bevestigd aan de woning van eiser. De carport is jaren geleden, zonder de destijds daarvoor vereiste bouwvergunning, gebouwd door [naam], de vorige eigenaar van de woning van [belanghebbende]. Eiser woonde destijds niet aan de [adres], maar verhuurde deze woning. In 1999 hebben eiser en[naam] een overeenkomst gesloten, waarbij zij afspraken de carports en erfafscheiding van de woningen te zullen accepteren. Ter zitting heeft eiser verklaard dat de carport waar de voorliggende procedure over gaat, dezelfde carport is als de carport waar de overeenkomst uit 1999 op zag. Eiser is op enig moment na 1999 zelf in de woning gaan wonen. Hij stelt enkele jaren geleden last te hebben gekregen van vocht aan de zijde van zijn woning waar de carport van [belanghebbende] is bevestigd. Eiser stelt dat deze vochtoverlast wordt veroorzaakt door de wijze waarop de carport aan zijn woning is bevestigd. Dit is voor eiser reden geweest bezwaar te maken tegen het besluit van verweerder voor de carport een bouwvergunning af te geven.

3.

Verweerder heeft erop gewezen dat de carport in kwestie met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) vergunningvrij is geworden en heeft zich op het standpunt gesteld dat het procesbelang van eiser daarmee is komen te vervallen. Eiser erkent weliswaar dat de carport inmiddels vergunningvrij is, maar stelt nog steeds een procesbelang te hebben, omdat (zo vat de rechtbank het betoog van de gemachtigde op) de vergunning nu eenmaal is aangevraagd en afgegeven toen de Wabo nog niet gold. Daarnaast wijst eiser erop dat hij schade lijdt door de carport.

4.

De vraag die de rechtbank gelet op het vorenstaande allereerst zal moeten beantwoorden, is of eiser nog een procesbelang heeft.

5.

Anders dan eisers gemachtigde ter zitting heeft betoogd, is bij de vraag of eiser belang heeft bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit tot het verlenen van bouwvergunning, niet van belang naar welk recht de bouwaanvraag had moeten worden beoordeeld, maar of na de inwerkingtreding van de Wabo voor een bouwwerk als aangevraagd nog steeds een vergunning is vereist. Vast staat dat de carport in kwestie valt onder artikel 2, derde lid, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht en daarmee vergunningvrij is. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat eiser met zijn beroep niet meer kan bereiken wat hem voor ogen staat, zodat in dit opzicht een procesbelang ontbreekt.

6.

Over de stelling van eiser dat hij schade lijdt of heeft geleden door vocht in de woning die zou worden veroorzaakt door de carport, overweegt de rechtbank het volgende. Een procesbelang kan gelegen zijn in de mogelijkheid om later een verzoek om een schadevergoeding te kunnen doen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Wel zal dan aannemelijk moeten zijn dat de betrokkene als gevolg van het besluit schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat eiser zijn gestelde schade op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Daar komt bij dat ook de oorzaak van de gestelde schade door vocht, ook na onderzoek door de eigen deskundige van eiser, nog niet vast staat, laat staan dat thans een causaal verband met de bouw van de carport zou kunnen worden aangenomen. Tot slot overweegt de rechtbank op dit punt dat gesteld noch gebleken is dat de gestelde schade door het besluit van verweerder teweeg zou zijn gebracht. Kortom, dat eiser een belang zou hebben bij de beoordeling van de rechtmatigheid van verweerders besluit vanwege geleden schade is niet aannemelijk gemaakt. De enkele stelling van eiser dat hij door de carport schade lijdt, is daarvoor onvoldoende.

7.

Gelet op het voorgaande zal het beroep van eiser wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Nollen (voorzitter), mr. T.E.A Willemsen en mr. D.J.E. Aerts (leden) in aanwezigheid van mr. A.G.P.M. Zweipfennig, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2013.

w.g. A. Zweipfenning

griffier

w.g. mr. C.M. Nollen,

voorzitter

Voor eensluidend afschrift:

de griffier,

Afschrift verzonden aan partijen op: 12 december 2013

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature