U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Uitleg van het begrip 'overheidsdienstjaren'. Bij bepalingen in het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp), welke zien op reorganisaties, moet worden uitgegaan van een ambtenaar die is aangesteld bij de politie of dat is geweest bij een andere overheidsorganisatie en die daarvoor bezoldiging ontvangt of heeft ontvangen.

Uitspraak



RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 11/674

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2011 in de zaak tussen

[naam], wonende te [woonplaats], eiser,

gemachtigde: mr. H. Oosting,

en

Korpsbeheerder Regiopolitie Friesland, verweerder,

gemachtigde: mr. J.T. Zwart.

Procesverloop

Bij besluit van 3 mei 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder het aantal overheidsdienst-jaren van eiser vastgesteld. Bij besluit van 3 februari 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2011. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1.1 Eiser is op 15 september 1977 aangesteld als vrijwillige ambtenaar van politie en op 15 april 2002 als bezoldigd politieambtenaar.

1.2 In het kader van de reorganisatie SSC-Noord heeft verweerder het aantal overheids-dienstjaren van eiser vastgesteld op 7,84 jaar. Vanwege het relatief lage aantal overheids-dienstjaren is eiser overtallig verklaard bij de meldkamer.

2.1 Op grond van artikel 55l, tweede lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) gaat de ambtenaar met het meeste aantal jaren in overheidsdienst voor op de ambtenaar met het geringste aantal jaren in overheidsdienst, indien bij een reorganisatie sprake is van gelijke geschiktheid. Voor eiser is het daardoor van belang dat de jaren die hij werkzaam is geweest bij de vrijwillige politie ook worden aangemerkt als overheidsdienst-jaren. Eiser betoogt dat in het Commentaar bij artikel 55l van het Barp staat dat alle jaren die betrokken ambtenaren hebben doorgebracht in overheidsdienst meetellen bij het anciënniteitbeginsel. Salaris of bezoldiging is hierbij niet doorslaggevend. Aangezien eiser een aanstelling in vaste dienst heeft gehad bij de vrijwillige politie behoren deze jaren mee te tellen en komen zijn overheidsdienstjaren uit op 32,5 en niet op 7,84. Verweerder stelt dat er geen definitie bestaat van het begrip 'overheidsdienstjaren'. Hij stelt een consistent beleid te voeren, dat inhoudt dat onder 'overheidsdienstjaren' wordt verstaan 'de tijd die een ambtenaar bij de overheid is aangesteld geweest in een bij die aanstelling bepaalde betrekkingsomvang en voor de duur van die betrekkingsomvang recht heeft op bezoldiging'. Vervolgens wijst eiser op een uitzonderingsbepaling, waarbij bij de vaststelling van overheidsdienstjaren mede rekening wordt gehouden met de tijd gewijd aan de verzorging van kinderen. Eiser voert aan dat jaren waarin geen recht bestaat op bezoldiging dus wel degelijk kunnen meetellen als overheidsdienstjaren. In die zin klopt, volgens eiser, de door verweerder gehanteerde definitie niet. Verweerder is van mening dat uit oogpunt van rechtszekerheid het tot onwenselijke situaties zou leiden als vrijwillige ambtenaren van politie hun overheidsdienstjaren zouden kunnen laten meetellen.

2.2 De standpunten van eiser worden niet door de rechtbank gevolgd. In geschil is de uitleg van het begrip 'overheidsdienstjaren'. De rechtbank overweegt dat verweerder in deze een zekere mate van beoordelingsvrijheid heeft. Tussen partijen is niet in geschil dat ook de vrijwillige ambtenaar van politie in overheidsdienst is. Op grond van artikel 2 van het Barp geschiedt zijn aanstelling immers in tijdelijke of in vaste dienst. De status van een ambtenaar van de vrijwillige politie verschilt echter met die van een ambtenaar in overheidsdienst, doordat de ambtenaar van de vrijwillige politie geen salaris of bezoldiging ontvangt. Daarnaast heeft hij een eigen rechtspositie, die is vastgelegd in het Besluit rechtspositie vrijwillige politie. De vrijwillige politieambtenaar werkt op oproepbasis en wordt naar behoefte ingezet. Hiervoor ontvangt hij een vergoeding op basis van de Regeling vergoeding vrijwillige politie. Het begrip 'overheidsdienstjaren' is niet gedefinieerd in het Barp. Met de zin 'Alle jaren die betrokken ambtenaren hebben doorgebracht in overheidsdienst tellen daarbij mee' in het Commentaar op artikel 55l van het Barp wordt bedoeld dat ook jaren meetellen die een ambtenaar niet bij de politie heeft gewerkt, maar bij een andere overheidsdienst (gemeente, provincie, rijk, etc.). Het betekent echter niet dat ook onbezoldigde jaren meetellen, zoals eiser stelt. Het Barp laat zich daarover niet uit. Daarnaast is de bepaling in het Barp, dat bij de vaststelling van overheidsdienstjaren mede rekening wordt gehouden met de tijd gewijd aan de verzorging van kinderen, een uitzondering op de regel dat jaren waarin geen bezoldiging is ontvangen, meetellen als overheidsdienstjaren. Een dergelijke uitzondering is voor ambtenaren van de vrijwillige politie in het Barp niet gemaakt. Indien een dergelijke uitzondering wel zou zijn gemaakt, zou dit onredelijke consequenties met zich mee kunnen brengen. Vrijwillige ambtenaren van politie zouden hun collega's in overheidsdienst in overheidsdienstjaren voorbij kunnen streven en eerder dan zij worden geplaatst in de nieuwe organisatie, terwijl deze collega's feitelijk vele jaren meer werkzaam zijn geweest in functies bij de politie. Bovendien zou de uitleg die eiser geeft aan het begrip niet alleen gevolgen hebben voor de toepassing van het anciënniteitbeginsel, maar ook voor andere bepalingen uit de reorganisatieparagraaf van het Barp, zoals de aanspraak op een vertrekstimuleringspremie als bedoeld in artikel 55y van het Barp . Niet aangenomen kan worden dat dit de bedoeling van de wetgever is. De rechtbank overweegt derhalve dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat bij de bepalingen in het Barp, welke zien op reorganisaties, moet worden uitgegaan van een ambtenaar die is aangesteld bij de politie of dat is geweest bij een andere overheidsorganisatie en die daarvoor bezoldiging ontvangt of heeft ontvangen.

2.3 Het beroep van eiser zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskosten-veroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr . dr. A. Schwartz, rechter, in aanwezigheid van R. Webster, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 november 2011.

w.g. A. Schwartz

de griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij

de Centrale Raad van Beroep

Postbus 16002

3500 DA Utrecht


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature