U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Schennis van de eerbaarheid

Uitspraak



RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector strafrecht

Parketnummer: 17.880506-10 VON

vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 01 juli 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],

wonende te [adres]

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 17 juni 2011.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. Akkerman, advocaat te Joure.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat

1.

hij op of omstreeks 15 november 2010 te Leeuwarden, in elk geval in Nederland in het/een winkelpand van winkelbedrijf [naam], meermalen, althans eenmaal, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om een of meerdere perso(o)n(en), te weten een meisje, genaamd [naam], en/of een of meerdere ander(e) meisjes, van wie hij (telkens) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe te bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, te weten het (telkens) opzettelijk ontuchtig tonen van zijn, verdachtes, ontblote penis en/of (ontblote) eikel en/of zaadballen,

toen aldaar in dat winkelpand heeft getracht (stilzwijgend) die [naam] en/of een of meerdere ander(e) meisjes uit te nodigen zijn, verdachtes, ontblote penis en/of (ontblote) eikel en/of zaadballen te aanschouwen, door in dat winkelpand in het bijzijn en/of de tegenwoordigheid van die [naam] en/of een of meerdere ander(e) meisjes (via de gulp) zijn verdachtes penis en/of zaadballen uit verdachtes broek te halen en/of te houden en/of zijn, verdachtes, eikel te ontbloten en/of zodoende heeft getracht de aandacht van die [naam] en/of een of meerdere ander(e) meisjes te trekken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte

hij op of omstreeks 15 november 2010 te Leeuwarden zich opzettelijk oneerbaar op een niet voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten in het/een winkelpand van winkelbedrijf [naam] [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;

2.

hij op of omstreeks 14 augustus 2010 te Leeuwarden, in elk geval in Nederland (in het winkelpand van [naam]), een persoon, te weten een meisje, genaamd [naam], van wie hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, te weten het opzettelijk ontuchtig tonen van zijn, verdachtes, ontblote penis,

immers heeft verdachte in dat winkelpand (stilzwijgend) die [naam] uitgenodigd zijn, verdachtes, ontblote penis te aanschouwen door in dat winkelpand in het bijzijn of de tegenwoordigheid van die [naam] (via de gulp) zijn, verdachtes penis te ontbloten, althans door in het bijzijn en/of de tegenwoordigheid van die [naam] (via de gulp) zijn verdachtes ontblote penis zichtbaar te doen en/of laten zijn en zodoende de aandacht van die [naam] getrokken;

subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte

hij op of omstreeks 14 augustus 2010 te Leeuwarden zich opzettelijk oneerbaar op een niet voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten in het/een winkelpand van winkelbedrijf [naam] [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;

3.

hij in of omstreeks het jaar 2010 (tot en met 16 november 2010) te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, via/op (de bovenste harde schijf van) een personal computer (merkloos, inbeslagname code 1329336-A), één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en), te weten (ongeveer [aantal]) (digitale) foto('s) heeft verworven en/of in bezit gehad en/of zich (telkens) daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,

terwijl op die afbeelding(en) (telkens) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, (telkens) was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen (telkens) bestonden uit (onder meer)

- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hadden bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die/de perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden, te weten:

Foto 1: [omschrijving foto]

en/of

Foto 2 en 2a: [omschrijving foto's]

en/of

Foto 3 en 3a: [omschrijving foto's]

en/of

Foto 4 en 4a: [omschrijving foto's]

en/of

Foto 5 en 5a: [omschrijving foto's]

en/of

Foto 6 en 6a: [omschrijving foto's]

Onder 1 subsidiair en 2 subsidiair is tenlastegelegd dat verdachte schennis van de eerbaarheid heeft gepleegd op een niet voor het openbaar verkeerde bestemde openbare plaats. Dit zou kunnen duiden op artikel 239 lid 3 van het Wetboek van Strafrecht. Echter gelet op formulering van het derde lid en het tenlastegelegde moet de steller van de tenlastelegging lid 2 van bedoeld artikel, voor ogen hebben gehad.

Tengevolge van een kennelijke vergissing staat in de tenlastelegging bij feit 1 subsidiar en 2 subsidiair in de tweede regel, telkens het woord "niet" in plaats van het woord "andere". De rechtbank herstelt deze vergissing door steeds het laatste te lezen in plaats van het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie [naam] acht hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:

* 105 dagen gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest;

* 3 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en behandeling bij de AFP of een soortgelijke instelling.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten onder 1 primair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen kunnen worden geacht. Gelet op de inhoud van het dossier, de formulering van de tenlastelegging, het feit dat verdachte met ontbloot geslachtsdeel in de winkel heeft rondgelopen en op korte afstand van de in de tenlastelegging genoemde kinderen is geweest, acht de officier in ieder geval voorwaardelijk opzet om die kinderen getuige te laten zijn van seksuele handelingen, bewezen.

De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de feiten onder 1 primair en 2 primair. De raadsman heeft aangevoerd dat niet gebleken is dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht in de betreffende winkel. Verdachte heeft alleen rondgelopen met ontbloot geslachtsdeel en had daar verder geen seksuele bedoelingen bij. Daarnaast is niet gebleken dat [naam] verdachte daadwerkelijk heeft gezien met ontbloot geslachtsdeel.

Er is onvoldoende bewijs dat verdachte opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, om de meisjes er toe te bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen.

De rechtbank overweegt het volgende.

Uit de verklaring van de moeder van [naam] 1 blijkt dat zij op een gegeven moment ziet dat verdachte met ontbloot geslachtsdeel in haar nabijheid staat. De kinderwagen staat daarbij tussen haar en verdachte in. De moeder geeft ook aan dat haar dochter niets heeft ervaren van wat haar moeder heeft gezien. Er staan verder geen mensen bij de moeder in de buurt. Als de moeder tegen verdachte zegt dat hij zijn penis weer in zijn broek moet doen, doet verdachte dat en verlaat hij de winkel.

Uit de verklaring van [naam] 2 blijkt dat zij de oma is van [naam]. In de winkel herkent [naam] verdachte over wie zij had gehoord dat hij in het verleden schennis had gepleegd. Op een gegeven moment loopt verdachte langs [naam] richting de uitgang. Hierna komt [naam] naar [naam] toe en zegt dat die man een grote piemel had. Als [naam] vraagt hoe zij dat weet zegt [naam] 'nou hier toch' en wijst met haar hand tussen haar benen. [naam] zegt tegen [naam] dat zij dacht dat die meneer een gat in zijn broek had. [naam] zegt tegen [naam] dat die meneer een wit T-shirt aan had. [naam] wees daarbij in de richting van de uitgang.

Op het moment dat [naam] het verhaal aan [naam] vertelt ziet [naam] een man in een blauw T-shirt naar haar knikken.

Naar het oordeel van de rechtbank kan uit voormelde verklaringen niet blijken dat verdachte met ontuchtig oogmerk de in de verklaringen genoemde kinderen ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen te weten het opzettelijk ontuchtig tonen van zijn penis.

De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde.

Met betrekking tot de bepleite vrijspraak van feit 2 subsidiair overweegt de rechtbank het volgende.

Uit voornoemde verklaring van [naam] blijkt voldoende dat met de man in het witte T-shirt verdachte wordt bedoeld. Naast de man in het blauwe T-shirt heeft [naam] geen andere man of mannen gezien. Daarnaast heeft verdachte bij de politie verklaard 3 dat hij wel vaker met ontbloot geslachtsdeel in de betreffende winkel heeft rondgelopen. Ook dat hij bij een meisje van een jaar of 5-6 zijn penis uit de broek heeft gehad. Dat meisje stond bij de autootjes, tractors en driewielers. Uit de verklaring van [naam] blijkt dat [naam] op een tractor bij haar kwam.

De rechtbank acht voldoende bewijs in het dossier aanwezig voor bewezenverklaring van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde feit.

Bewijsmotivering

Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op 15 november 2010 te Leeuwarden zich opzettelijk oneerbaar op een andere voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten in het winkelpand van winkelbedrijf [naam] gevestigd aan of bij [adres], aldaar, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;

2.

hij op of omstreeks 14 augustus 2010 te Leeuwarden zich opzettelijk oneerbaar op een andere voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten in het winkelpand van winkelbedrijf [naam] gevestigd aan of bij [adres], aldaar, met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;

3.

hij in het jaar 2010 (tot en met 16 november 2010) te Leeuwarden, op de bovenste harde schijf van een personal computer (merkloos, inbeslagname code 1329336-A), telkens een groot aantal afbeeldingen, te weten [aantal] digitale foto's in bezit gehad, terwijl op die afbeeldingen telkens seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, telkens was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen telkens bestonden uit onder meer

- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hadden bereikt, waarbij door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van die/de perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden, te weten:

Foto 1: [omschrijving foto]

en

Foto 2 en 2a: [omschrijving foto's]

en

Foto 3 en 3a: [omschrijving foto]

en

Foto 4 en 4a: [omschrijving foto]

en

Foto 5 en 5a: [omschrijving foto's]

en

Foto 6 en 6a: [omschrijving foto's]

De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

De rechtbank komt tot bewezenverklaring van feit 3. Het verweer van verdachte de aangetroffen kinderporno al op de harde schijf stond op het moment dat verdachte die harde schijf van een familielid kreeg acht de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt. Verdachte heeft bij de politie verklaard 4 dat hij filmpjes met kinderporno op zijn computer had staan. Voorts heeft hij verklaard dat hij, toen hij zoektermen invulde, ook kinderporno vond en dat hij verantwoordelijk is voor het binnenhalen van kinderporno. De aangetroffen kinderporno is afkomstig van een gedownloade CD. Verdachte heeft de plaatjes in een aparte map geplaatst. Na het downloaden zag verdachte dat het kinderporno betrof.

Gelet hierop acht de rechtbank het bezit van kinderporno bewezen.

Kwalificaties

Het bewezen verklaarde levert op:

1 en 2, telkens,

schennis van de eerbaarheid op een andere openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaren,

telkens strafbaar gesteld bij artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht;

3.

een afbeelding van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben,

strafbaar gesteld bij artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank heeft kennis genomen van het psychiatrisch rapport d.d. 18 februari 2011, opgemaakt door [naam], psychiater.

Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:

" Verdachte lijdt aan seksuele stoornissen te weten een parafilie in de vorm van exhibitionisme en seksuele disfunctie in de vorm van erectiestoornissen en trekken van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis.

Dit was ook het geval ten tijde van de gepleegde delicten.

Verdachte kan in staat geacht worden zijn handelen te over zien. Ondanks dat, is er bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van exhibitionisme welke een direct verband houdt met betrekking tot de feiten 1 en 2. Verdachte wordt licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht voor deze feiten.

Ten aanzien van feit 3 is er geen verband tussen de ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van verdachtes geestvermogens.".

De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.

De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. Het onder 3 bewezen verklaarde is volledig aan verdachte toe te rekenen.

Strafmotivering

De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte tweemaal schennis van de eerbaarheid heeft gepleegd en dat hij kinderporno in zijn bezit heeft gehad.

De feiten 1 en 2 zijn zeer hinderlijke feiten. Het past niet om anderen ongewild te confronteren met verdachtes behoefte om zich te exhibitioneren.

Het door de verdachte overtreden artikel 240b Sr is door de wetgever in de wet opgenomen om het seksueel misbruik van jeugdigen te bestrijden. De veronderstelling daarbij is dat het bezit (en de handelingen die nodig zijn om de kinderporno in bezit te krijgen, zoals het ter beschikking stellen van geld of goederen) de productie van kinderporno en dus de seksuele exploitatie van kinderen bevordert. Er moet rekening mee worden gehouden dat het verzamelen van dergelijk materiaal opnieuw tot seksuele uitbuiting van kinderen kan leiden.

De officier van justitie komt tot een andere bewezenverklaring en heeft daar zijn eis op afgestemd. De officier is van mening dat de behandeling van verdachte moet prevaleren boven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verdachte is meer gebaat bij een behandeling. De officier heeft een proeftijd van 5 jaren geëist en grondt zijn standpunt op het bepaalde in artikel 14b lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht .

De raadsman heeft aangeven dat de op te leggen straf moet worden afgestemd op hetgeen de verdediging bewezen acht. Voor verdachte pleit dat hij zelf de hulpverlening heeft gezocht en dat die inmiddels ook op gang is gekomen. Voor een proeftijd als door de officier van justitie is gevorderd is geen aanleiding omdat de problemen, die al langer bestaan, niet tot andere vergelijkbare strafbare feiten hebben geleid.

De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 02 februari 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder voor schennis van de eerbaarheid is veroordeeld.

Uit de rapporten van de psychiater en de psycholoog komt naar voren dat verdachte gebaat is bij een behandeling bij de AFP die gericht is op het vergroten van zijn inzicht in zijn problematiek, het nemen van verantwoordelijkheid voor zijn handelen en een toename van zijn vermogen tot zelfcontrole. Op deze wijze wordt het recidive risico zoveel mogelijk afgewend.

De rechtbank kan zich vinden in de conclusies en adviezen van de deskundigen en neemt die over.

Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding voor een langere proeftijd dan gebruikelijk. Bovendien is er geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 14b lid 2, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht .

De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is. Aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf zal als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht worden gekoppeld en ambulante behandeling bij de AFP of een soortgelijke instelling.

Gelet op hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht .

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 2 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

De rechtbank veroordeelt de verdachte tot

* gevangenisstraf voor de duur van VIER MAANDEN waarvan een gedeelte groot TWEE MAANDEN voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere niet heeft nageleefd.

De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, hetgeen mede inhoudt dat de verdachte zich zal laten behandelen bij de AFP dan wel een door de reclassering aan te wijzen instelling, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Dit vonnis is gewezen door mr. H.L. Stuiver, voorzitter en mr. H.J. Bastin en mr. J.G. de Bock, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 01 juli 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature