Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Berisping wegens plichtsverzuim. Evenredigheid tussen het plichtsverzuim en de opgelegde maatregel. Procesbelang met betrekking tot overplaatsingsbesluit.

Uitspraak



RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector bestuursrecht

procedurenummers: AWB 08/1775 en AWB 09/44

uitspraak van de meervoudige kamer van 28 januari 2010 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in de gedingen tussen

[naam],

wonende te [woonplaats],

eiseres (hierna: [eiseres]),

gemachtigde: mr. E.J. Postma, juridisch adviseur te Surhuizum,

en

de Stichting Regionaal Orgaan Openbaar Basisonderwijs Lauwersland,

gevestigd te Buitenpost,

verweerder (hierna: Roobol),

gemachtigde: mr. H.J. Brouwer, advocaat te Woerden.

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2008 heeft Roobol aan [eiseres] een schriftelijke berisping opgelegd. Het tegen deze berisping gemaakte bezwaar is bij besluit van 27 juni 2008 ongegrond verklaard. Bij besluit van eveneens 27 juni 2008 heeft Roobol [eiseres] overgeplaatst. Bij uitspraak van 25 september 2008 (AWB 08/1770) heeft de voorzieningenrechter het verzoek van [eiseres] om, hangende het door [eiseres] gemaakte bezwaar, het overplaatsingsbesluit te schorsen, afgewezen. Roobol heeft het tegen de overplaatsing gemaakte bezwaar bij besluit van 2 december 2008 ongegrond verklaard.

[eiseres] heeft tegen de na bezwaar gehandhaafde berisping en overplaatsing beroep ingesteld. Deze beroepen zijn geregistreerd onder AWB 08/1775 (berisping) en AWB 09/44 (overplaatsing).

De zaken zijn gevoegd behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 21 september 2009. [eiseres] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens Roobol zijn verschenen [naam], algemeen directeur en [naam], directeur van basisschool It Holdersnest. Zij werden bijgestaan door de gemachtigde van Roobol.

Motivering

Feiten

1.1 Voor de relevante feiten en omstandigheden verwijst de rechtbank naar voormelde uitspraak van de voorzieningenrechter.

Geschil

2.1 [eiseres] voert - samengevat en onder meer - aan dat zij onterecht is overgeplaatst naar een andere schoollocatie. Daarbij stelt zij dat zij zich niet kan vinden in de manier waarop het een en ander is geregeld door Roobol. Daarnaast voert zij aan dat haar ten onrechte een berisping is opgelegd. Daartoe stelt zij dat zij het recht heeft om haar visie op het schoolbeleid naar buiten kenbaar te maken. Bovendien stelt zij dat meerdere collega's haar visie op het beleid van de school deelden, zodat het onterecht is dat zij als enige een berisping heeft gekregen.

2.2 Roobol stelt - kort samengevat - dat [eiseres] terecht een berisping heeft ontvangen, aangezien zij haar plicht heeft verzuimd in de zin van artikel 4.15 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs (hierna: de CAO PO) door buiten de schoolleiding om een brief naar de ouders te sturen en een ouderavond te organiseren om haar onvrede over het schoolbeleid kenbaar te maken.

Beoordeling van de geschillen

3.1 Alvorens inhoudelijk in te gaan op de geschilpunten ten aanzien van de berisping overweegt de rechtbank ten aanzien van de overplaatsing van [eiseres] het volgende. Desgevraagd heeft [eiseres] ter terechtzitting aangegeven dat zij tevreden is met haar huidige werksituatie en dat zij zich niet meer verzet tegen de overplaatsing. Daarmee heeft [eiseres] niet langer een belang bij het voeren van een procedure op dit punt. Weliswaar heeft [eiseres] aangegeven dat zij het niet eens is met de gang van zaken omtrent haar overplaatsing, maar een beroep dat er slechts nog op gericht is om een uitspraak te verkrijgen over de principiële betekenis van een besluit, is wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk. Aangezien uit vaste jurisprudentie volgt dat een proceskostenvergoeding onvoldoende grond is voor het aannemen van procesbelang en bovendien niet door [eiseres] is aangevoerd dat zij schade heeft geleden door het besluit, zal de rechtbank haar beroep tegen de overplaatsing (AWB 09/44) niet-ontvankelijk verklaren.

3.2 De vraag die thans nog ter beoordeling van de rechtbank staat is of Roobol terecht en op goede gronden heeft aangenomen dat sprake was van plichtsverzuim door [eiseres] en of Roobol daarop redelijkerwijs mocht overgaan tot het opleggen van een schriftelijke berisping.

3.3 Op grond van artikel 4.15, eerste lid, van de CAO kan de werknemer die zich aan plichtsverzuim schuldig maakt om die reden disciplinair worden gestraft. Ingevolge het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een werknemer bij een goede uitoefening van zijn functie in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. In het derde lid is een limitatieve opsomming gegeven van disciplinaire maatregelen die kunnen worden opgelegd.

3.4 Het is tussen partijen niet in geschil dat [eiseres] in een brief aan de ouders buiten de schoolleiding om uiteen heeft gezet waarom zij het niet eens is met het schoolbeleid ten aanzien van het doorschuiven van leerlingen. Daarnaast staat niet ter discussie dat [eiseres] ten aanzien van hetzelfde onderwerp, eveneens buiten de schoolleiding om, een bijeenkomst heeft georganiseerd voor de ouders van de leerlingen. De rechtbank is van oordeel dat Roobol terecht en op goede gronden heeft geconcludeerd dat [eiseres] hiermee in strijd heeft gehandeld met hetgeen in het kader van een goede uitoefening van haar functie, van haar mocht worden verwacht en dat daarmee sprake is van plichtsverzuim. Immers, in het kader van een goede uitoefening van haar functie als basisschoolleerkracht mocht van [eiseres] verwacht worden dat zij, samen met de andere medewerkers van de school, het schoolbeleid naar buiten toe niet zou afvallen en dat zij haar ongenoegen over het schoolbeleid intern naar voren bracht. Daarnaast mocht van [eiseres] verwacht worden dat zij, wanneer zij intern geen medestanders zou vinden voor haar bezwaren tegen het schoolbeleid, op minder verstrekkende wijze naar een oplossing had gezocht. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet aan een leerkracht om, op persoonlijke titel, een brief naar ouders van leerlingen te verzenden en buiten medeweten van de schoolleiding een bijeenkomst te organiseren, aangezien voorzienbaar was dat deze werkwijze voor grote onrust binnen de school en binnen de kleine gemeenschap waarin de school is gevestigd, zou zorgen.

3.5 De stelling van [eiseres] dat zij niet alleen, maar samen met collega's, het initiatief tot de brief en de bijeenkomst heeft genomen, leidt niet tot een ander oordeel omtrent de aanwezigheid van plichtsverzuim. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat de collega's van [eiseres] een bijdrage aan de brief hebben geleverd, dan wel de bijeenkomst met haar hebben georganiseerd. Nog daargelaten of dit het geval was, vaststaat dat [eiseres] de brief aan de ouders op persoonlijke titel heeft geschreven. Daarmee wijkt haar situatie af van die van haar collega's, zodat niet kan worden geoordeeld dat zij door Roobol op dezelfde wijze behandeld had moeten worden als haar collega's.

3.6 Nu sprake is van plichtsverzuim kwam aan Roobol de bevoegdheid toe tot het opleggen van een disciplinaire maatregel. Roobol heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt en [eiseres] schriftelijk berispt. Beoordeeld dient te worden of Roobol aldus bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Daarbij is met name van belang of sprake is van evenredigheid tussen het geconstateerde plichtsverzuim en de opgelegde maatregel.

3.7 Blijkens het bestreden besluit en het daaraan voorafgaande besluit van 13 maart 2008 heeft Roobol overwogen wat de ernst van het plichtsverzuim was en dat een schriftelijke berisping een daarop passende straf werd geacht. De rechtbank is van oordeel dat tussen deze opgelegde disciplinaire maatregel en de ernst van het vastgestelde plichtsverzuim geen onevenredigheid bestaat. Dit temeer nu een schriftelijke waarschuwing de minst verstrekkende disciplinaire maatregel is. Het beroep van [eiseres] tegen de berisping (AWB 08/1775) zal derhalve ongegrond worden verklaard.

3.8 Gelet op het vorenoverwogene ziet de rechtbank geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep in de zaak met zaaknummer 09/44 niet-ontvankelijk;

- verklaart het beroep in de zaak met zaaknummer 08/1775 ongegrond.

Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, voorzitter, en door mrs. C.H. de Groot en K.J. de Graaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. van der Meulen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 januari 2010.

w.g. F. van der Meulen

w.g. P.G. Wijtsma

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.

Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:

de Centrale Raad van Beroep

Postbus 16002

3500 DA Utrecht

In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature