Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Ontucht met leerling, bewijsmiddelen, bewijsuitsluiting, vormverzuim

Uitspraak



RECHTBANK LEEUWARDEN

Sector straf

parketnummer 17/885071-08

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 november 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats],

wonende te [adres].

De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 6 november 2008 en 19 augustus 2008.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. D. Duijvelshoff, advocaat te Almere.

Telastelegging

Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.

In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Op schriftelijke vordering van de officier van justitie ter terechtzitting van 19 augustus 2008 is de telastelegging gewijzigd, zoals in die vordering staat omschreven. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van die vordering is aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:

- veroordeling voor het primair telastegelegde;

- oplegging van een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;

- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij de AFPN;

- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van € 1.685,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft aangevoerd dat in het voorbereidend onderzoek op meerdere punten niet is gehandeld conform de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik (hierna: Aanwijzing), namelijk:

- uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] op 11 januari 2008 in het bijzijn van haar zus is gehoord;

- de bandopname van het verhoor van [slachtoffer] is niet meer af te luisteren en

- het lijkt erop dat er een selectie is gemaakt van de aangetroffen sms-berichten in de telefoon van [slachtoffer].

De raadsman heeft de rechtbank op grond van voorgaande verzocht het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om bewijsuitsluiting van de verhoren van [slachtoffer].

De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.

De Aanwijzing bevat instructienormen die ertoe strekken de zorgvuldigheid, controleerbaarheid en neutraliteit van de opsporing en vervolging in zedenzaken te waarborgen.

De Aanwijzing geeft aan dat het de voorkeur verdient dat er geen vertrouwenspersoon aanwezig is bij de aangifte. De rechtbank stelt vast dat dit geen dwingend voorschrift is.

De rechtbank is voorts niet gebleken dat de aanwezigheid van de zus de waarheidsvinding heeft aangetast, nu [slachtoffer] tijdens latere verhoren ten overstaan van de rechter-commissaris, in aanwezigheid van de raadsman van verdachte, een nagenoeg identieke verklaring heeft afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de in de Aanwijzing geformuleerde norm aldus niet is geschonden.

De Aanwijzing schrijft voor dat, voor zover de aangifte van seksueel misbruik in afhankelijkheidsrelaties door het slachtoffer gedaan wordt, de aangifte dient te worden opgenomen op geluidsband. De rechtbank is hieromtrent het volgende gebleken.

Het slachtoffer heeft geen aangifte gedaan, maar een getuigenverklaring afgelegd in deze zaak. Volgens het relaas van de verbalisanten zijn alle verhoren in deze zaak auditief vastgelegd. Bij het opslaan van het verhoor van [slachtoffer] bleek dat het verhoor niet opgeslagen was, vanwege een technisch probleem. Het verhoor zou later met behulp van een zogenaamd recovery programma alsnog afluisterbaar zijn opgeslagen. De raadsman heeft het verhoor echter niet meer af kunnen luisteren.

De rechtbank stelt aldus vast dat het verhoor wel is opgenomen, maar door een technisch probleem niet meer afluisterbaar is geweest voor de advocaat. Dit verzuim levert niet een zodanig ernstig vormverzuim op, dat dit moet leiden tot de vergaande sanctie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie nu niet is gebleken of aannemelijk is geworden dat sprake is van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, in die zin dat doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van de zaak is tekort gedaan. Nu de advocaat op andere wijze de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] heeft kunnen controleren tijdens de verhoren die zij heeft afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, is de rechtbank van oordeel dat dit ook niet behoeft te leiden tot bewijsuitsluiting.

Dat niet geheel duidelijk is of de telefoon van [slachtoffer] volledig is uitgelezen, doet hieraan volgens de rechtbank niet af, nu [slachtoffer] heeft verklaard dat het sms'en ook van haar uitging, dit voorts is gebleken bij het uitlezen van de telefoon van verdachte en dit niet van belang is voor een bewezenverklaring.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past met betrekking tot de telastegelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe:

1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 november 2008, welke -zakelijk weergegeven- onder meer inhoudt:

Ik heb op 20 december 2007 in de woning van [slachtoffer] met [slachtoffer] getongzoend en ik heb haar gestreeld over haar been, haar armen, haar nek en haar rug.

Ik was toen de leraar van de veertienjarige [slachtoffer].

Ik heb het volgende sms-bericht op 23 december 2007 naar [slachtoffer] verstuurd: 'binnenkort moet ji t weer doen net zo lkkr als de vorige keer toen je me aftrok hmmmm dat vond k egt geil..hvj xxx'.

2. het door de rechter-commissaris in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor [slachtoffer], welke -zakelijk weergegeven- onder meer inhoudt:

Ik kreeg Duits van [verdachte].

U houdt mij een sms-bericht voor van [verdachte] aan mij van 2 januari 2008: 'Hey lkkrtje ... k wil je verwenne.. je vingeren en likken en klaarmaken hmmmm mag dat?? en dat jij mij weer lkkr aftrekt en pijpt.' Ik weet nog dat ik dit bericht kreeg. Dat slaat op dat hij een keer bij mij thuis is geweest en toen heb ik hem afgetrokken. U houdt mij voor een sms-bericht van [verdachte] aan mij van 23 december 2007: 'binnenkort moet ji t weer doen net zo lkkr als de vorige keer toen je me aftrok.' Dit gaat ook over dezelfde keer. Dit was voor de kerstvakantie. Dit was op een donderdag 20 december. Ik heb [verdachte] afgetrokken op de bank bij ons thuis. [verdachte] kwam bij mij thuis in [plaats] en toen zoende hij mij en begon over mijn kleding te strelen. Ook onder mijn kleren. Die zoen was een tongzoen. Toen maakte hij zijn broek en riem los en deed zijn broek naar beneden. Hij pakte toen mijn hand en zei: wil je dit wel even doen? Hij deed mijn hand op zijn penis. Toen ging dit op en neer. Hij liet dat mij doen. Hij heeft mijn borsten betast en hij heeft met zijn hand op mijn onderbroek gewreven. Tongzoenen is vaker gebeurd.

3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] (pagina 20, 31, 32, 33, 34 en 35), welke -zakelijk weergegeven- onder meer inhoudt:

Op 20 december 2007 kwam [verdachte] bij mij thuis in [plaats]. [verdachte] begon mij aan te raken op mijn hele lichaam. Hij heeft mijn kont overal aangeraakt met zijn hele hand.

Bovenstaande wettige bewijsmiddelen -in onderling verband en samenhang beschouwd- houden de redengevende feiten en omstandigheden in waarop de beslissing van de rechtbank steunt dat verdachte het hierna bewezenverklaarde feit heeft begaan.

Nadere bewijsoverweging

De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat de plaats Wolvega is gelegen in de gemeente Weststellingwerf.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder primair: telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:

hij op 20 december 2007, te Wolvega, in de gemeente Weststellingwerf,

met de minderjarige [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], die als leerling van een school, waaraan hij, verdachte, als leraar was verbonden, aan diens opleiding was toevertrouwd, ontucht heeft gepleegd, hebbende verdachte

-die [slachtoffer] onder haar kleding over haar borsten en billen en elders over haar lichaam, betast en gestreeld en

-die [slachtoffer], zijn, verdachtes, penis, met haar hand laten vastpakken en vervolgens met die hand op en neer gaande bewegingen laten maken over de penis van hem, verdachte, en

-die [slachtoffer] getongzoend.

De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezene levert op het misdrijf:

primair:

Ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige.

Strafbaarheid verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:

- de aard en de ernst van het gepleegde feit;

- de omstandigheden waaronder dit is begaan;

- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;

- de vordering van de officier van justitie;

- het pleidooi van de raadsman.

Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd bij een 14-jarig meisje, dat zijn leerling was. Verdachte was docent Duits. Via sms-en en MSN-en heeft verdachte een soort relatie opgebouwd met het slachtoffer. Een en ander is uiteindelijk uitgemond in ontuchtige handelingen, waarbij onder andere is getongzoend en het slachtoffer er toe gebracht is verdachte af te trekken. Door zijn strafbare handelen heeft verdachte de seksuele integriteit van een aan zijn opleiding toevertrouwde pupil geschonden. Dit is een ernstig strafbaar feit. Leerlingen en met name pubers, die op zoek kunnen zijn naar hun eigen seksuele identiteit, moeten zich in hun schoolomgeving veilig weten en niet worden lastig gevallen met seksuele toenaderingen van hun docenten.

Over verdachte is een voorlichtingsrapport opgemaakt, waarvan de rechtbank de conclusies overneemt. De reclassering heeft vastgesteld dat er een lage kans op recidive is. De reclassering acht het wel van belang dat er reclasseringstoezicht wordt opgelegd en dat de AFP wordt ingeschakeld omdat die specialistische kennis en ervaring heeft om te werken met mensen die veroordeeld zijn wegens een zedendelict.

Verdachte heeft betoogd dat hij naar aanleiding van het gebeurde zelf hulp heeft gezocht van een psycholoog en dat hij dat vrijwillige traject de voorkeur geeft boven een eventueel traject bij de AFP. Het strafbare feit heeft voor verdachte tot gevolg gehad dat hij zijn baan als docent Duits is kwijt geraakt en dat hij niet meer in het onderwijs werkzaam kan zijn. Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking geweest.

Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de maximale werkstraf en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf een passende straf is. Als bijzondere voorwaarde zal reclasseringstoezicht worden opgelegd, ook als dit inhoudt dat verdachte zich onder behandeling van de AFP Leeuwarden laat stellen. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ertoe om de ernst van het feit aan te geven en ook om verdachte te weerhouden van het begaan van nieuwe strafbare feiten.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.

De raadsman heeft verzocht om de vordering af te wijzen, danwel niet-ontvankelijk te verklaren op grond van het volgende: [slachtoffer] heeft medeschuld en voorafgaand aan het contact tussen verdachte en haar ging het niet goed met haar.

De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde mantelzorg, ter hoogte van € 105,00, en de schoolkosten, ter hoogte van € 335,00, voldoende aannemelijk zijn geworden en in zodanig verband staan met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.

Dat [slachtoffer] ook contact heeft gezocht met verdachte doet hieraan niet af, nu artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht is geschreven ter bescherming van afhankelijke personen.

Ten aanzien van de gevorderde telefoonkosten en de vakantie is de rechtbank van oordeel dat deze onvoldoende causaal verband hebben met het gepleegde strafbare feit, zodat de benadeelde partij ten aanzien van deze onderdelen niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat alle immateriële schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit. In het leven van de benadeelde partij zijn immers ook andere factoren aanwijsbaar, die de immateriële schade kunnen verklaren. Een verdeling van deze factoren is in het strafgeding niet te maken.

Van enige immateriële schade, die het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit, is echter wel gebleken en de rechtbank zal de vordering dan ook tot een bedrag van € 500,00 toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van haar vordering.

De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen, voor het toe te wijzen bedrag.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 14d, 22c (oud), 22d, 36f(oud), 57 (oud), 249 van het Wetboek van Strafrecht.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:

Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.

Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.

Veroordeelt verdachte te dier zake tot:

Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.

Een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:

- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland;

- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor deze reclasseringsinstelling;

- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland.

Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 940,00 (zegge: negenhonderd veertig euro).

Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.

Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van € 940,00 (zegge: negenhonderd veertig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 18 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.

Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 940,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. de Jong, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en mr. M. van den Bosch, rechters, bijgestaan door mr. E. Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2008.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature