Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing subsidieaanvraag. Gemeente heeft niet het vertrouwen gewekt dat de subsidie zou worden verleend. Tussen de overige gestelde onrechtmatige gedragingen van de Gemeente en de door ZOM gestelde schade ontbreekt causaal verband.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK HAARLEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 191415 / HA ZA 12-202

Vonnis van 21 november 2012

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ZAANSE ONTWIKKELINGS MAATSCHAPPIJ B.V.,

gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,

eiseres,

advocaat mr. Th. F. Roest te Haarlem,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE EDAM-VOLENDAM,

zetelend te Volendam, gemeente Edam-Volendam,

gedaagde,

advocaat mr. I.I. van Tuyll van Serooskerken te Amsterdam.

Partijen zullen hierna ZOM en de Gemeente genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 13 juni 2012

- het proces-verbaal van comparitie van 3 september 2012

- de brief van 27 september 2012 van mr. Roest, welke brief aan het proces-verbaal van comparitie is gehecht.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. ZOM heeft op 13 december 2002 bij de Gemeente een aanvraagformulier restauratiesubsidie Brrm 1997 (hierna: de aanvraag) ingediend ten behoeve van de restauratie/renovatie van het monument “Pakhuis Stad Rotterdam” te Edam.

2.2. Subsidieaanvragen op grond van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997 (hierna: het Brrm 1997) worden bij de gemeente, binnen wiens gebied het te restaureren monument gelegen is, ingediend. De gemeente stuurt de aanvraag vervolgens door naar de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (hierna: de Rijksdienst). De Rijksdienst beslist bij beschikking aan de aanvrager of een subsidie wel of niet wordt verleend en/of stelt de subsidiabele restauratiekosten vast.

2.3. De laatste pagina van de aanvraag is door de Gemeente ingevuld. Vraag 10a op het aanvraagformulier luidt als volgt:

10a

De door de gemeente of de provincie ingediende subsidieverzoeken worden in volgorde van binnenkomst bij de RDMZ ten laste van de beschikbare budgetreservering(en) gebracht.

Dient het bijgaande subsidieverzoek gehonoreerd te worden?

Ja, ten laste van het budget voor de categorie

? woonhuizen/boerderijen

? overige monumenten

Of

? nee, uitsluitend behandelen als een verzoek tot vaststelling van de subsidiabele restauratiekosten. De eigenaar is daarvan op de hoogte gesteld.

De Gemeente heeft bij vraag 10a op de aanvraag het vakje “overige monumenten” aangekruist en daaraan handmatig na 2007 toegevoegd.

2.4. Voorts heeft de Gemeente op de aanvraag (vraag 10b) aangegeven dat het restauratie-project niet is opgenomen in het meest recent vastgestelde restauratie-uitvoeringsprogramma. Zij heeft het antwoord op deze vraag als volgt toegelicht:

Dit project is na het vastgestelde Uitvoeringsprogramma pas aan de orde gekomen.

2.5. Op 20 januari 2003 heeft de Gemeente de aanvraag van ZOM doorgestuurd naar de Rijksdienst. Daarbij heeft de Gemeente de Rijksdienst onder meer als volgt bericht:

Bijgaand treft u aan de subsidieaanvraag m.b.t. het monument pakhuis "Stad Rotterdam" […]

De subsidieaanvraag is getoetst aan de richtlijn leidraad subsidiabele kosten in het kader van de B.R.R.M. […]

Wij verzoeken u om de subsidiabele restauratiekosten vast te stellen zodat er met de werkzaamheden kan worden gestart.

2.6. Bij brief van 27 juli 2004 heeft de Rijksdienst ZOM, voor zover hier van belang, bericht:

Op 21-01-2003 ontving ik via het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam uw verzoek tot vaststelling van de subsidiabele restauratiekosten met betrekking tot bovengenoemd object. […]

[…] De subsidiabele restauratiekosten stel ik vast op een bedrag van € 229.010,00 […].

Ik wijs u er met nadruk op dat aan deze vaststelling geen recht op enige subsidie kan worden ontleend.

Op dit moment behoort een subsidieaanvraag niet tot de mogelijkheden: in de aanvraag is uitsluitend verzocht om de subsidiabele restauratiekosten vast te stellen.

Indien in de toekomst wel een subsidieverlening mogelijk is, dan kan aan die subsidieverlening een aantal verplichtingen verbonden worden.

[…]

Over de mogelijkheden tot het verkrijgen van subsidie kan de gemeente waar het object gelegen is u informeren. Ik maak u erop attent dat bij het indienen van een aanvraag om subsidie een volledig ingevuld aanvraagformulier overgelegd moet zijn. […]. Zijn ten tijde van indiening van een aanvraag om subsidie de gegevens op het nu ingediende aanvraagformulier nog steeds van toepassing, dan kan naar dit formulier verwezen worden.

2.7. ZOM heeft tegen de beschikking van de Rijksdienst van 27 juli 2004 geen bezwaar aangetekend.

2.8. Bij brief van 24 september 2004 heeft de Gemeente ZOM onder meer als volgt bericht:

Naar aanleiding van een telefonisch onderhoud inzake de restauratiesubsidie voor het pand “De Stad Rotterdam” aan de Nieuwehaven 19 te Edam, delen wij u het volgende mede.

[…] De subsidiabele restauratiekosten zijn door de RDMZ vastgesteld op een bedrag van € 229.010,00. […] Het subsidiepercentage zal worden bepaald op 20% van de subsidiabele restauratiekosten.

De gemeente stelt elk jaar een Restauratie-uitvoeringsprogramma vast voor een periode van 6 jaar. Wij krijgen voor deze periode een budget toegekend verdeeld over de 6 jaren. Wij zijn als gemeente vrij om deze toe te kennen aan de diverse projecten die recht hebben op een subsidie. Voor de jaren 2004 t/m 2009 is het gehele budget al toebedeeld. Voor de jaren na 2009 krijgen wij nieuwe budgetten toegekend van de RDMZ. Hoe hoog deze budgetten zullen zijn is nog niet duidelijk. Wel kunnen wij u meedelen dat er voor u een bedrag gereserveerd zal worden met ingang van het budgetjaar 2010. Dit is natuurlijk allemaal wel onder voorbehoud van een goede eindverantwoording en dat er conform de afspraken gerestaureerd wordt.

2.9. Bij brief van 19 november 2008 heeft ZOM de Gemeente als volgt bericht:

Onder verwijzing naar uw brief d.d. 24 september 2004 met bovengenoemd kenmerk deel ik u het volgende mee. In uw brief zegt u toe dat de Zaanse Ontwikkelings Maatschappij in 2010 een restauratiesubsidie wordt toegekend van 20% van de subsidiabele restauratiekosten, zijnde

€ 229.010.

Ik ga ervan uit dat u deze toezegging in 2010 zult nakomen en zie uw schriftelijke bevestiging graag tegemoet.

2.10. Bij brief van 11 juni 2009 bericht de Gemeente ZOM als volgt:

Naar aanleiding van uw brief d.d. 19 november 2009 [rechtbank: 2008] delen wij u het volgende mede.

[…]

In overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed komen wij tot de conclusie dat de subsidie over 2009 en 2010 niet toegekend kan worden, doordat de subsidieregeling Brrm 1997, waaronder uw subsidieaanvraag viel, per 1 januari 2007 in zijn geheel is vervallen.

Door een omissie van onze zijde heeft u in 2006 geen brief ontvangen waarin u over het vervallen van deze regeling wordt geïnformeerd. […]

2.11. Bij brief van 6 oktober 2009 heeft de raadsvrouw van ZOM de Gemeente bericht dat ZOM de brief van 11 juni 2009 van de Gemeente beschouwt als een besluit tot intrekking van de uitkering van de subsidie. Voorts heeft ZOM aanspraak gemaakt op schadevergoeding.

2.12. Bij brief van 3 juni 2010 heeft de Gemeente zich jegens ZOM op het standpunt gesteld dat zij niet aansprakelijk is voor de door ZOM geleden schade.

3. Het geschil

3.1. ZOM vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad samengevat - veroordeling van de Gemeente tot betaling van € 54.504,38, vermeerderd met rente. Voorts vordert ZOM veroordeling van de Gemeente tot betaling van € 1.788,- ter zake buitengerechtelijke kosten alsmede veroordeling van de Gemeente in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de nakosten.

3.2. ZOM legt aan haar vordering ten grondslag dat de Gemeente aansprakelijk is voor de door haar geleden schade, nu de Gemeente onrechtmatig jegens ZOM heeft gehandeld.

3.3. De Gemeente voert verweer.

3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. Ter onderbouwing van haar standpunt dat de Gemeente onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld heeft ZOM allereerst aangevoerd dat de Gemeente haar mededelingsplicht niet is nagekomen. Volgens ZOM had het op de weg van de Gemeente gelegen om ZOM duidelijk te informeren dat de Gemeente de Rijksdienst alleen had verzocht om vaststelling van de subsidiabele restauratiekosten, met als gevolg dat de subsidieaanvraag door de Rijksdienst niet in behandeling zou worden genomen. In de tweede plaats heeft ZOM aangevoerd dat de Gemeente ZOM onjuist heeft geïnformeerd over (het verloop van de behandeling van) de subsidieaanvraag. Tot slot heeft ZOM aangevoerd dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door het bij ZOM - met name door de brief van 24 september 2004 (2.8) - opgewekte vertrouwen dat aan haar in 2010 subsidie zou worden verleend, niet te honoreren. Volgens ZOM is de gestelde schade het direct gevolg van het onrechtmatige handelen van de Gemeente. Immers, had de Gemeente aan haar mededelingsplicht voldaan en geen onjuiste of gebrekkige informatie verstrekt, maar correct geïnformeerd en gehandeld dan zou de subsidie vóór het vervallen van de regeling zijn afwikkeld, althans had ZOM alles in het werk kunnen stellen om de subsidieaanvraag alsnog behandeld te krijgen.

4.2. De Gemeente heeft zich primair op het standpunt gesteld dat ZOM niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Daartoe heeft de Gemeente allereerst aangevoerd dat ZOM geen belang heeft bij haar vorderingen omdat de aangevraagde subsidie uitsluitend de toenmalige eigenaar van het monument, Gestam Kaasexportvereniging, aangaat, zodat niet kan worden ingezien op welke wijze ZOM schade heeft geleden van het beweerdelijk mislopen van de subsidie. Ter zitting heeft de Gemeente echter, nadat ZOM haar belang bij de vordering nader had toegelicht, verklaard deze toelichting voldoende te achten. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de Gemeente dit verweer niet langer handhaaft, zodat dit geen verdere bespreking behoeft.

4.3. Subsidiair heeft de Gemeente betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld en heeft zij aangevoerd dat causaal verband tussen de gestelde onrechtmatige gedragingen en de gevorderde schade ontbreekt, en voorts dat de schade mede een gevolg is van een aan ZOM toe te rekenen omstandigheid, op grond waarvan een eventuele schadevergoedingsverplichting dienovereenkomstig dient te worden verminderd (artikel 6:101 BW).

4.4. Voor wat betreft het beroep van ZOM op ten onrechte niet gehonoreerd opgewekt vertrouwen door de Gemeente overweegt de rechtbank als volgt. Uit de brief van 24 september 2004 van de Gemeente kon ZOM afleiden dat zij zou worden opgenomen in het eerstvolgende restauratie-uitvoeringsprogramma van de Gemeente en daarmee op enig toekomstig moment wel aan de voorwaarden voor subsidieverlening door de Rijksdienst zou gaan voldoen, namelijk na 2009. Een toezegging dat - onafhankelijk van de vraag of het Brrm 1997 op dat moment nog zou gelden - door de Gemeente aan ZOM zonder meer in 2010 een bedrag aan subsidie zou worden uitgekeerd, kan hierin echter niet worden gelezen. Een in rechte te respecteren vertrouwen kan dan ook niet aan deze brief worden ontleend.Voor zover ZOM heeft willen betogen dat zij naar aanleiding van een telefoongesprek met de Gemeente erop mocht vertrouwen dat de Gemeente haar subsidie zou verlenen, wordt dit betoog verworpen. ZOM heeft in dit verband slechts gesteld dat een ambtenaar van de Gemeente tijdens een telefoongesprek - naar aanleiding van de hiervoor onder 2.6 genoemde brief van de Rijksdienst aan ZOM - heeft toegezegd dat nog een officiële brief van de zijde van de Gemeente zou volgen. Daarmee werd bedoeld, zo is ter zitting komen vast te staan, meergenoemde brief van 24 september 2004, waaruit - naar hiervoor reeds is overwogen - geen in rechte te respecteren vertrouwen kan worden ontleend dat in 2010 zonder meer een subsidiebedag zou worden uitgekeerd aan ZOM. Het had op de weg van ZOM gelegen nadere feiten en omstandigheden te stellen waaruit blijkt dat door de Gemeente tijdens dit telefoongesprek concrete toezeggingen zijn gedaan over toekenning van subsidie. Nu ZOM dit heeft nagelaten, heeft zij op dit punt niet aan haar stelplicht voldaan, zodat de rechtbank aan het gedane bewijsaanbod voorbij gaat.

4.5. Met betrekking tot de overige door ZOM gestelde onrechtmatige gedragingen van de Gemeente geldt dat voor de vestiging van aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW , is vereist dat er een causaal verband (condicio sine qua non-verband) bestaat tussen de gestelde onrechtmatige gedragingen van de Gemeente en de door ZOM gestelde schade, door ZOM begroot op het door haar misgelopen subsidiebedrag. Dit brengt met zich dat voor toewijzing van de vordering moet komen vast te staan dat door de Rijksdienst aan ZOM subsidie zou zijn verleend indien de gestelde onrechtmatige gedragingen van de Gemeente niet zouden hebben plaatsgevonden.

4.6. Tussen partijen is niet in geschil dat de subsidieregeling Brrm 1997 per 1 januari 2007 in zijn geheel is vervallen. Voorts staat vast dat de Rijksdienst op grond van het Brrm 1997 alleen een subsidie kon toekennen aan een monument dat is opgenomen in het restauratie-uitvoeringsprogramma van de gemeente en mits er voldoende budget binnen de gemeente beschikbaar is. Uit de aanvraag (vraag 10b) blijkt reeds dat het monument waarvoor ZOM subsidie wenst te verkrijgen, op het moment van de aanvraag niet was opgenomen in het meest recente restauratie-uitvoeringsprogramma van de Gemeente. Voorts blijkt uit de toevoeging van de Gemeente bij vraag 10a dat het subsidieverzoek ten laste van het beschikbare budget ná 2007 gehonoreerd dient te worden. Naar het oordeel van de rechtbank ligt dan ook in de aanvraag reeds besloten - en was daarmee voor ZOM kenbaar - dat ZOM, in ieder geval tot eind 2007, niet aan de voorwaarden voor subsidieverlening zou voldoen, zodat de aanvraag - ook wanneer de gestelde onrechtmatige gedragingen van de Gemeente achterwege waren gebleven - niet kon leiden tot toekenning van een subsidie vóór 1 januari 2007. Daarmee ontbreekt het causale verband tussen de gestelde onrechtmatige gedragingen en de gestelde schade.

4.7. Voorts heeft ZOM ter zitting nog gesteld dat indien zij tijdig van de Gemeente had vernomen dat de subsidieregeling zou komen te vervallen, zij er alles aan zou hebben gedaan om tegen de intrekking van de subsidieregeling bezwaar te maken, desnoods bij de bestuursrechter. Alhoewel de rechtbank met ZOM van oordeel is dat het niet tijdig informeren van ZOM over het vervallen van de subsidieregeling in ieder geval onzorgvuldig van de Gemeente is geweest tegenover ZOM, heeft ZOM geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat zij - wanneer zij tijdig op de hoogte was gebracht van het vervallen van de subsidieregeling per 1 januari 2007 - met succes tegen de intrekking van de subsidieregeling bezwaar had kunnen maken en alsnog op basis van de ingetrokken regeling subsidie had gekregen, ondanks het feit dat zij niet aan de voorwaarden voldeed. Ook hier ontbreekt derhalve het vereiste causale verband.

4.8. Gelet op het vorenstaande dienen de vorderingen te worden afgewezen. De vraag of en in hoeverre de Gemeente overigens onrechtmatig heeft gehandeld, kan derhalve in het midden blijven. Ook de overige verweren van de Gemeente, waaronder het beroep op verjaring, kunnen gelet op het voorgaande onbesproken blijven.

4.9. ZOM zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:

- griffierecht € 1.789,00

- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief € 894,00)

Totaal € 3.577,00

5. De beslissing

De rechtbank

5.1. wijst de vorderingen af,

5.2. veroordeelt ZOM in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 3.577,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,

5.3. veroordeelt de Gemeente in de nakosten, aan de zijde van ZOM bepaald op € 131,- voor nasalaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68,- voor nasalaris advocaat en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over deze nakosten vanaf de vijftiende dat na de datum van dit vonnis tot aan de voldoening,

5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. E. Jochem en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2012.?


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature