Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

alimentatie, verweerder woonachtig in Spanje, belastingdruk.

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector civiel

familie- en jeugdrecht

echtscheiding /tegenspraak

zaak-/rekestnr.: 162268/09-3372

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 27 april 2010

in de zaak van:

[naam vrouw],

wonende te [plaats],

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. H. Stoppelenburg, kantoorhoudende te Amsterdam,

tegen

[naam man],

wonende te [plaats],

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. J. Spanjaard, kantoorhoudende te Den Helder.

1 Procedure

1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw van 5 oktober 2009, ingekomen op

8 oktober 2009, waarin echtscheiding met nevenvoorzieningen is gevraagd;

- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de man van

10 december 2009, ingekomen op 11 december 2009;

- de brief, met bijlage, van de advocaat van de man van 22 december 2009;

- het verweerschrift van de vrouw op het zelfstandig verzoek van de man van 6 januari 2010;

- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man van 11 maart 2010;

- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 15 maart 2010;

- de brief, met bijlage, van de advocaat van de man van 16 maart 2010.

1.2 De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 maart 2010 in aanwezigheid van de vrouw en de raadslieden van partijen. De man is niet ter zitting verschenen

Bij het verzoekschrift is vanwege het ontbreken van directe communicatie tussen partijen, mede doordat verweerder woonplaats heeft in Spanje, geen ouderschapsplan overgelegd.

2 Feiten en omstandigheden

2.1 Partijen zijn op [datum] 2000 te [plaats], met elkaar gehuwd.

2.2 Uit dit huwelijk is geboren de minderjarige [naam]:

- [naam minderjarige], op [datum] 2001 in de gemeente [plaats],

over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen.

2.3 Bij beschikking voorlopige voorzieningen van 8 juli 2009 heeft deze rechtbank, voor zover hier van belang, bepaald dat [naam minderjarige] wordt toevertrouwd aan de vrouw en dat de man aan de vrouw een kinderbijdrage dient te voldoen van € 185 per maand en een partnerbijdrage van € 38 per maand. De man voldoet – nu de beschikking haar werking heeft verloren vanwege het niet tijdig aanhangig maken van de echtscheidingsprocedure – de vastgestelde bijdragen vrijwillig.

3 Standpunten van partijen

3.1 De vrouw verzoekt de echtscheiding uit te spreken, het huurrecht van de in Spanje gelegen echtelijke woning aan de man toe te wijzen en te bepalen dat de man een bijdrage ten behoeve van [naam minderjarige] voldoet van € 250 per maand. Verder verzoekt de vrouw – althans zo begrijpt de rechtbank het verzoek – te bepalen dat [naam minderjarige] hoofdverblijf zal hebben bij haar. Tenslotte verzoekt de vrouw om een partnerbijdrage van € 250 en een bevel verdeling.

3.2 De man heeft zich akkoord verklaard met de verzoeken tot het uitspreken van de echtscheiding, het huurrecht van de echtelijke woning, het hoofdverblijf van [naam minderjarige] en het bevel verdeling. De man voert verweer tegen het verzoek om vaststelling van een kinder- en partnerbijdrage. Hij stelt dat de behoefte van [naam minderjarige] maximaal € 185 bedraagt en dat de vrouw geen behoefte heeft, gelet op haar eigen inkomsten. Verder betwist hij zijn draagkracht. De man legt tenslotte een ouderschapsplan over met het verzoek dit integraal deel uit te laten maken van de beschikking.

3.3 De vrouw voert verweer tegen het verzoek om het ouderschapsplan deel uit te laten maken van de beschikking. Zij stelt zich op het standpunt dat [naam minderjarige], anders dan gesteld in het door de man overgelegd ouderschapsplan, niet betrokken is bij de opstelling daarvan. Verder betreft het een standaardouderschapsplan, dat in dit geval, waar tussen partijen al maandenlang geen contact heeft plaatsgevonden, niet uitvoerbaar is.

4 Beoordeling

4.1 Het verzoek tot echtscheiding kan, als onweersproken en op de wet gegrond, worden toegewezen.

4.2 Tussen partijen zijn de volgende nevenvoorzieningen niet of niet langer in geschil:

- hoofdverblijf van de minderjarige bij de vrouw;

- toewijzing van het huurrecht van de echtelijke woning in Spanje aan de man;

- bevel verdeling.

De rechtbank acht zich niet bevoegd om kennis te nemen van het verzoek ten aanzien van het huurrecht, nu de woning buiten Nederland is gelegen. Ten aanzien van de overige verzoeken zal de rechtbank beslissen op de wijze als door partijen aangegeven. Zij acht daarbij de nevenvoorziening met betrekking tot de minderjarige niet strijdig met zijn belang.

omgang en ouderschapsplan

4.3 Wat het ouderschapsplan en de omgang met de minderjarige betreft overweegt de rechtbank het volgende.

De man is woonachtig in Spanje. Hij lijdt aan MS, schizofrenie en heeft een lichamelijke beperking tengevolge van een auto-ongeluk. Voldoende aannemelijk is dat in het verleden onveilige situaties zijn ontstaan in het gezin, mede doordat de man zijn medicijnen niet, althans niet tijdig, innam en dat het vertrouwen van de minderjarige hierdoor is geschaad. De minderjarige verzet zich tegen omgang.

Tussen partijen is voorafgaand aan de zitting afgesproken dat de vrouw aan de moeder van de man een foto zal meegeven en dat zij op die manier een opening zal proberen te houden voor mogelijk contact tussen de man en [naam minderjarige] in de toekomst. De rechtbank zal tegen de achtergrond van deze afspraak en de gebeurtenissen in het verleden geen bepaling opnemen ten aanzien van de omgang. Ook zal het verzoek om het ouderschapsplan integraal deel uit te laten maken van de beschikking worden afgewezen, nu daarover geen overeenstemming bestaat tussen partijen en is komen vast te staan dat dit verzoek op geen enkele wijze rekening houdt met de specifieke situatie waarin partijen en de minderjarige zich bevinden.

behoefte van [naam minderjarige] en de vrouw

4.4 De vrouw heeft haar behoefte nader gespecificeerd en deels met stukken onderbouwd. Zij stelt zich op het standpunt dat zij en de minderjarige maandelijks diverse lasten en kosten hebben tot een bedrag van € 1.818,74. De maandelijkse inkomsten van € 1.289,92 daarvan afgetrokken, resteert een behoefte van haar en de minderjarige van € 528,82, de huurtoeslag van € 235 buiten beschouwing gelaten.

De man heeft de bruikbaarheid van de door de vrouw gemaakte opstelling betwist, nu deze de kosten van de vrouw en de minderjarige samen betreffen. Ook plaatst de man kanttekeningen bij diverse posten op de lijst van de vrouw. Hij stelt dat de behoefte dient te worden vastgesteld op basis van het destijds beschikbare besteedbare netto gezinsinkomen, verminderd met de kosten kinderen. Gelet op het besteedbaar netto-gezinsinkomen van circa € 1.426 per maand en de bijbehorende kosten kinderen van € 185, bedraagt de behoefte van de vrouw volgens de man € 745 per maand. Gelet op haar hogere inkomen, heeft zij geen behoefte aan een aanvullende bijdrage van de man, aldus de man.

4.5 De rechtbank zal onderscheid maken in de vaststelling van de behoefte van de minderjarige en de behoefte van de vrouw. De behoefte van de minderjarige zal op de gebruikelijke wijze worden bepaald aan de hand het netto-gezinsinkomen van partijen ten tijde van hun samenleving en de tabel kosten kinderen. Voor de behoefte van de vrouw zoekt de rechtbank aansluiting bij de door haar becijferde en gespecificeerde behoefte, met de nodige correctie voor de berekende kosten kinderen en de tegenover gemotiveerde betwisting door de man niet afdoende onderbouwde posten.

4.6 Vast staat dat partijen in 2008, vóórdat zij uit elkaar gingen, leefden van de inkomsten van de man. De man ontving en ontvangt nog steeds diverse uitkeringen in verband met zijn (permanente) arbeidsongeschiktheid (schizofrenie en MS). Deze bedroegen € 1.173,37 aan WAO-uitkering per maand en € 510,59 aan arbeidsongeschiktheidsuitkering van [naam verzekering]. Daarnaast ontving de man tot ultimo 2008 € 75 aan inkomsten van de [bedrijf]. Partijen verschillen van mening over de belastingdruk ten aanzien van het inkomen van de man. De man heeft onder verwijzing naar diverse Spaanstalige documenten gesteld dat de belastingdruk 22% bedraagt en dat hij belasting van (€ 1.889,09 en € 755,64 =) in totaal € 2.644,73 heeft betaald. De vrouw betwist dit gemotiveerd, onder verwijzing naar een Nederlandstalige brochure waarin is vermeld dat (pensioen)uitkeringen vanwege permanente invaliditeit in Spanje zijn vrijgesteld van belastingen.

Tegenover de gemotiveerde betwisting door de vrouw is bij gebrek aan onderbouwing door de man niet komen vast te staan dat hij daadwerkelijk de door hem genoemde belasting heeft betaald dan wel verschuldigd was. Dit nog afgezien van het feit dat het bedrag van (€ 1.889,09 en € 755,64 =) in totaal € 2.644,73 op geen enkele wijze is te herleiden tot de door de man in het geding gebrachte stukken. (Hoogstens bestaat er verband (40%) tussen het bedrag van € 755,64 en het in kolom nummer 770 van het als productie 5 bijgevoegde document genoemde totaalbedrag van € 1.889. ) De rechtbank zal voor de vaststelling van het netto besteedbaar gezinsinkomen dan ook rekening houden met de netto door de man ontvangen bedragen als voornoemd. Dit brengt het netto besteedbaar gezinsinkomen ten tijde van de samenleving op (afgerond) € 1.759. Gelet op de leeftijd van de minderjarige destijds en de tabel eigen aandeel kosten kinderen van de bijlage 2008 bij het rapport van de Werkgroep Alimentatienormen, stelt de rechtbank de behoefte van de minderjarige vast op € 230 per maand.

4.7 De bepaling van de behoefte aan een partnerbijdrage is maatwerk. De 60% norm komt alleen in beeld indien dit maatwerk niet tot de mogelijkheden behoort. De rechtbank zal dan ook de opstelling van de vrouw voor het vaststellen van haar behoefte als uitgangspunt nemen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet gesteld of gebleken is dat de vrouw in haar opstelling van een hogere welstand is uitgegaan dan die waarin zij tijdens de samenleving verkeerde. Bij gebrek aan gemotiveerde betwisting c.q. op grond van de tegenover de betwisting ingebrachte specificaties ter onderbouwing – staan de volgende (op hele euro’s afgeronde) maandelijkse lasten en inkomsten van de vrouw vast:

netto loon € 970

- huur € 480

huurtoeslag € 235

- premie ziektekostenverzekering € 120

zorgtoeslag € 58

- verzekeringen € 80

- water € 17

- gas en licht € 120

- TV en internet € 38

- wegenbelasting € 17

- veronicagids € 3

- oppas- en overblijfkosten [naam minderjarige] € 92

kindgebonden budget € 84

kinderbijslag € 79

alleenstaande ouderkorting € 158

- telefoon € 40

- gemeentelijke belastingen € 59

vergoeding reiskosten werkgever € 7

- reiskosten € 61

- kleedgeld € 150

- boodschappen € 480

- scouting [naam minderjarige] € 10

Niet is komen vast te staan dat de vrouw daadwerkelijk kosten voor onderhoud van de auto heeft, welke niet in de door haar berekende autokostenvergoeding zijn opgenomen. De rechtbank zal deze dan ook verder buiten beschouwing laten.

Verder heeft de man de kosten voor de kapper van € 40 betwist. Nu voldoende aannemelijk is dat de vrouw en [naam minderjarige] af en toe naar de kapper gaan, zal de rechtbank in alle redelijkheid rekening houden met de helft van de door de vrouw opgevoerde kosten, dat wil zeggen met € 20 per maand.

Verder heeft de vrouw gesteld dat zij circa € 815 per jaar kwijt is aan incidentele uitgaven, zoals een fiets voor [naam minderjarige], verjaardagen, school- en scoutinguitstapjes, schoolgeld, paspoort [naam minderjarige] en een eigen bijdrage ziektekosten. Nu de man enkel de laatste uitgave heeft betwist, zal de rechtbank rekening houden met een maandelijkse last wegens incidentele uitgaven van gemiddeld € 54.

In dit geval heeft de vrouw tegenover de inkomsten van € 1.591 uitgaven van (€ 1.767 + € 20 + € 54 =) € 1.841. Hieruit leidt de rechtbank af dat de vrouw tot een bedrag van € 250 niet in de behoefte van [naam minderjarige] en haarzelf kan voorzien. Gelet op de eerder vastgestelde behoefte van [naam minderjarige] van € 230, begroot de rechtbank de behoefte aan een aanvullende bijdrage in haar levensonderhoud op € 20.

draagkracht van de man

4.8 De rechtbank zal vervolgens beoordelen in hoeverre de man draagkracht heeft tot het leveren van een bijdrage in de hiervoor vastgestelde behoefte. Hierbij neemt de rechtbank de volgende gegevens tot uitgangspunt (op hele euro’s afgerond):

- de man ontvangt een netto arbeidsongeschiktheidsuitkering van € 1.186 per maand, vakantietoeslag inbegrepen;

- hij ontvangt een arbeidsongeschiktheidsuitkering van € 516 per maand;

- de kale huur bedraagt € 4.493 : 12 = € 374 per maand.

Nu niet is gesteld of gebleken dat de man premie ziektekosten voldoet, zal daar geen rekening mee worden gehouden.

Rekening wordt gehouden met de bijstandsnorm voor een alleenstaande van € 909. De vrouw heeft gesteld dat het prijspeil in Spanje niet vergelijkbaar is met het prijspeil in Nederland. Zij stelt dat de man lagere kosten van levensonderhoud heeft, omdat hij in Spanje woont. De rechtbank zal met deze stelling in zoverre rekening houden dat eventuele extra kosten die de man opvoert in verband met zijn verblijf in Spanje, zoals bijvoorbeeld het aanhouden van een postbus en hogere telefoonkosten, zullen worden geacht te worden gedekt door voornoemd bedrag van € 909. Wel zal de rechtbank, nu niet is gebleken dat de man premie ziektekosten betaalt, de in de bijstandsnorm daarvoor voorziene component van € 44 en het verplicht eigen risico van € 13 in mindering brengen.

Nu de man ziek is en een lichamelijke beperking heeft, zal de rechtbank verder wèl rekening houden met de door hem opgevoerde kosten van speciaal vervoer van en naar het ziekenhuis van € 128 per maand.

Omgangskosten worden buiten beschouwing gelaten, omdat de man deze op dit moment niet maakt.

De kosten van het doen van aangifte door de man laat de rechtbank buiten beschouwing. Nog afgezien van de omstandigheid dat dergelijke kosten geen voorrang hebben op het leveren van een aandeel in de behoefte van de minderjarige en de vrouw, is tegenover de betwisting door de vrouw de noodzaak daarvan onvoldoende onderbouwd.

4.9 Onder de gegeven omstandigheden, eventuele fiscale effecten buiten beschouwing gelaten, kan de man worden geacht voldoende draagkracht te hebben om de volgende bijdragen te leveren:

- een bijdrage in de kosten van opvoeding en verzorging van [naam minderjarige] van € 230 per maand;

- een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw van € 20 per maand.

Nu deze bijdragen de rechtbank overigens redelijk voorkomen, zullen deze als volgt worden vastgesteld.

5 Beslissing

De rechtbank:

5.1 Spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] 2000 in [plaats] met elkaar gehuwd.

5.2 Bepaalt dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [naam]:

- [naam minderjarige], geboren op [datum] 2001 in de gemeente [plaats],

is bij de vrouw.

5.3 Bepaalt dat de man aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige telkens bij vooruitbetaling zal voldoen € 230 per maand, met ingang van de datum waarop deze beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

5.4 Bepaalt dat de man aan de vrouw een uitkering tot haar levensonderhoud telkens bij vooruitbetaling zal voldoen van € 20 per maand, met ingang van de datum waarop deze beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

De hiervoor vastgestelde bijdragen wordt jaarlijks van rechtswege gewijzigd met het wettelijk vast te stellen indexeringspercentage.

5.5 Beveelt partijen over te gaan tot verdeling van de tussen hen bestaande gemeenschap van goederen.

Benoemt, tenzij partijen binnen veertien dagen na de inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand anders overeenkomen, notaris mr. J.Th. Lamers te Zaandam of diens waarnemer of opvolger om de verdeling op een door hem te bepalen plaats en tijd te bewerkstelligen.

Benoemt tot onzijdige personen mr. A. de Visser, advocaat te Zaandam, om de man en

mr. P.E. Stam, advocaat te Zaandam, om de vrouw te vertegenwoordigen bij de verdeling indien de man, respectievelijk de vrouw daartoe niet verschijnt of weigert daaraan mede te werken.

5.6 Verklaart deze beschikking, met uitzondering van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad.

5.7 Wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Roelvink - Verhoeff, rechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. J. Kroon, griffier, op 27 april 2010.

Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature