Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Aanbesteding. Beoordeling inschrijving. Economsich meest voordelige aanbieding. Kwaliteit als enige gunningscriterium.

Het gaat er in het licht van het gunningscriterium van de hoogste kwaliteit niet om dat reeds een maximale score kan worden behaald door slechts die informatie of gegevens te verstrekken waarnaar feitelijk wordt gevraagd, maar het gaat er vooral ook om daarbij tevens te laten zien op welke wijze de hoogste kwaliteit in het licht van de aan te besteden opdracht zal worden gerealiseerd. Van de inschrijvende partijen kan als ervaren spelers op de markt van het taxivervoer bij uitstek de deskundigheid en inventiviteit verwacht worden om aan de hand van de gegeven kwaliteitscrietria te begrijpen - en vervolgens in de offerte concreet te omschrijven - hoe de kwaliteit van het taxivervoer vanaf de luchthaven optimaal kan worden gewaarborgd. Juist op dit punt heeft eiseres de competitie verloren.

Het doel van de aanbestedingsprocedure, het voorkomen van willekeur en het uitsluiten van oneigenlijke voorkeuren van de aanbesteder, wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende gewaarborgd door het gehanteerde beoordelingssysteem van een onafhankelijke beoordelingscommissie.

Het is niet aan de rechter om uit eigen onderzoek vast te stellen wie van de inschrijvende partijen naar zijn oordeel per subaspect het beste heeft gescoord. Daarbij is van belang is dat Schiphol de inschrijvingen heeft laten beoordelen door een commissie van deskundigen. Eiseres heeft weliswaar kritische kanttekeningen geplaatst bij de hoogte van de scores die aan haar inschrijving is toegekend, maar daaruit is niet reeds aanstonds gebleken dat door de beoordelingscommissie ernstige beoordelingsfouten zijn gemaakt.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK HAARLEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 154394 / KG ZA 09-79

Vonnis in kort geding van 2 april 2009

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

BERGISCH, BROEKHOFF EN FRISSEN B.V.,

gevestigd te Oude Meer,

eiseres in de hoofdzaak,

verweerster in de incidenten tot voeging en tussenkomst,

advocaat mr. S.C. Brackmann te Rotterdam,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SCHIPHOL NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Schiphol,

gedaagde in de hoofdzaak,

verweerster in de incidenten tot voeging en tussenkomst,

advocaat mr. G.W. van de Bend en mr. B.J. Korthals Altes-van Dijk te Amsterdam,

en

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

TAXICENTRALE AMSTERDAM B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres in het incident tot tussenkomst,

advocaten mr. L.F. Jagtenberg en mr. L.F. Jansen,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ZORGVERVOERCENTRALE NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Rotterdam,

eiseres in het incident tot tussenkomst,

advocaat mr. P.F.C. Heemskerk te Utrecht,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

CONNEXXION TAXI SERVICES B.V.,

gevestigd te IJsselmuiden,

eiseres in het incident tot voeging,

advocaat mr. J.F. van Nouhuys te Rotterdam,

4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

WILLEMSEN DE KONING B.V.,

gevestigd te Arnhem,

eiseres in het incident tot voeging,

advocaat mr. I.J. van den Berge te Zwolle.

Partijen zullen hierna BB&F, Schiphol, TCA, ZCN, Connexxion en WDK genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding

- de incidentele conclusie tot tussenkomst van TCA

- de incidentele conclusie tot tussenkomst van ZCN

- de incidentele conclusies tot voeging van Connexxion

- de incidentele conclusie tot voeging van WDK

- de mondelinge behandeling

- de pleitnota van BB&F

- de pleitnota van Schiphol

- de pleitnota van TCA

- de pleitnota van ZCN

- de pleitnota van Connexxion

De zaak is ter zitting gelijktijdig behandeld met de door TCA tegen Schiphol aanhangig gemaakte procedure met het zaaknummer / rolnummer 154408 / KG ZA 09-80.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. Schiphol heeft eind 2008 het verlenen van concessies voor taxivervoer vanaf de luchthaven Schiphol Europees aanbesteed. Er zijn vier concessies aanbesteed verdeeld over twee percelen: twee concessies voor gewone taxi’s (standard luxury cars, categorie A) en twee consessies voor busjes (luxury cars voor 5 tot 8 personen, categorie B). Een aanbieder kon inschrijven op alle percelen, maar nooit beide concessies voor taxi’s of beide concessies voor busjes tegelijk winnen. Wel kon een combinatie van één taxiconcessie en één busjesconcessie worden gewonnen. De concessies zullen ingaan per 1 juni 2009.

2.2. Voor een concessie is een vaste vergoeding verschuldigd aan Schiphol, welke vergoeding geen onderdeel vormt van de aanbesteding.

2.3. De gevoerde aanbestedingsprocedure betreft een procedure van gunning via onderhandelingen waarbij Schiphol zich het recht heeft voorbehouden te gunnen zonder onderhandelingen. De aanbestedingsprocedure is voorafgegaan door een preselectie conform de Selectieleidraad van 6 oktober 2008. BB&F en de tussenkomende en voegende partijen hebben zich daarbij geselecteerd en zijn uitgenodigd een offerte uit te brengen op basis van het Programma van Eisen van 12 december 2008 (hierna: het PvE) en aan de hand van het Kwalitatieve Invulboek (hierna: het Invulboek).

2.4. Schiphol heeft als gunningscriterium gehanteerd de economisch meest voordelige inschrijving. De aanbiedingen zijn beoordeeld op de volgende criteria:

- organisatiestructuur

- kwaliteit:

- van de bedrijven

- van de chauffeurs

- van de voortuigen

- maatschappelijk verantwoord ondernemen.

2.5. Bij de beoordeling van de aanbiedingen is een systeem van puntentoekenning gehanteerd aan de hand van onderstaande tabel uit het PvE. Per criterium zijn vervolgens weegfactoren toegepast door per criterium de eindscore te vermenigvuldigen met het percentage van het aandeel in de eindscore zoals eveneens vermeld in onderstaande tabel.

tabel

De puntentoekenning per (sub)criterium is volgens het PvE als volgt:

- 0 geen opgave

- 1 onvoldoende

- 2 voldoende

- 3 ruim voldoende

- 4 goed

- 5 uitstekend

2.6. Naar aanleiding van het PvE hebben de inschrijvers vragen gesteld. Schiphol heeft deze vragen in de nota van inlichtingen van 24 december 2008 beantwoord.

2.7. De aanbiedingen zijn aan de hand van voormeld systeem beoordeeld door vijf deskundigen, eerst individueel en vervolgens plenair. Op basis van de resultaten van de plenaire bespreking is de definitieve puntentoekenning vastgesteld door het gemiddelde van de individuele becijfering te bepalen.

2.8. BB&F en de tussenkomende en voegende partijen hebben een inschrijving gedaan voor de onderhavige aanbesteding. Per mailbericht van 20 januari 2009 heeft Schiphol aan BB&F meegedeeld dat zij in categorie A (personenauto’s) als derde is geëindigd en in categorie B (busjes) als vijfde en dat zij daardoor niet voor gunning in aanmerking komt.

2.9. Uitkomst van de beoordeling van de inschrijvingen is dat in categorie A de concessies zullen worden gegund aan ZCN en Connexxion en in categorie B aan WDK en ZCN.

2.10. Op 26 januari 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen BB&F en Schiphol. Per brief van 27 januari 2009 heeft BB&F bezwaar gemaakt bij Schiphol tegen de uitkomst van de beoordeling van haar aanbieding. Schiphol heeft daarop geantwoord in haar brief van 3 februari 2009. In voornoemde brief heeft Schiphol een nadere toelichting op de puntentoekenning gegeven.

3. Het geschil

3.1. BB&F vordert

in de hoofdzaak

Schiphol te gebieden om binnen een termijn van 15 dagen na dit vonnis de inschrijving van BB&F nogmaals te beoordelen, met inachtneming van het oordeel van de voorzieningenrechter over de thans uitgevoerde beoordeling, de inschrijving op te nemen in de rangschikking van inschrijvingen en een of meer percelen van de concessie voor taxivervoer te gunnen aan BB&F indien zij de economisch meest voordelige inschrijving heeft gedaan en indien dat voortvloeit uit de rangschikking dan wel BB&F te informeren over de afwijzing van haar inschrijving onder opgaaf van de redenen daarvoor, waarbij BB&F binnen een termijn van 15 kalenderdagen haar eventuele bezwaar (bezwaren) tegen die afwijzing kenbaar moet maken op de wijze zoals voorgeschreven in de aanbestedingsdocumenten, met veroordeling van Schiphol in de kosten van het geding en op op straffe van een dwangsom van EUR 50.000,- per dag.

3.2. Schiphol voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.3. TCA vordert

in het incident

haar toe te laten als tussenkomende dan wel voegende partij,

in de hoofdzaak

Schiphol te gebieden de opdracht her aan te besteden vanaf de preselectie.

3.4. Schiphol voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.5. ZCN vordert

in het incident

haar toe te laten als tussenkomende partij, subsidiair haar toe te laten als voegende partij aan de zijde van Schiphol, met veroordeling van BB&F in de kosten van het incident,

in de hoofdzaak

I. BB&F niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vorderingen van BB&F af te wijzen,

II. Schiphol te gebieden het gunningsvoornemen ongewijzigd te laten en over te gaan tot het sluiten van de overeenkomst met ZCN,

met veroordeling van BB&F in de kosten van deze procedure.

3.6. Connexxion vordert

in het incident

haar toe te laten als voegende partij aan de zijde van Schiphol.

3.7. WDK vordert

in het incident

haar toe te laten als voegende partij aan de zijde van Schiphol, met veroordeling van BB&F in de kosten aan de zijde van WDK.

3.8. Schiphol refereert zich aan het oordeel van de voorzieningenrechter. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

in de incidenten

4.1. Nu alle partijen hebben aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de door TCA en ZCN verzochte tussenkomst en de door Connexxion en WDK verzochte voeging aan de zijde van Schiphol, zal de voorzieningenrechter de verzochte tussenkomst en voeging toestaan.

in de hoofdzaak

4.2. BB&F heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat Schiphol haar inschrijving onjuist heeft beoordeeld.

4.3. De voorzieningenrechter stelt vast dat in onderhavige aanbestedingsprocedure het door Schiphol gehanteerde gunningscriterium van de economisch meest voordelige inschrijving feitelijk neerkomt op gunning van een concessie uitsluitend op basis van de beste kwaliteit. De vergoeding die voor een concessie aan Schiphol zal moeten worden betaald staat immers vast, zodat de prijs geen rol speelt in de aanbestedingsprocedure. Ook de ritprijs maakt geen deel uit van de aanbesteding, naar Schiphol heeft toegelicht om de totstandkoming van de tarieven aan de markt over te laten. BB&F heeft zich tegen deze wijze van aanbesteden niet verzet.

4.4. Om het kader te schetsen waarbinnen de klachten van BB&F dienen te worden beoordeeld, merkt de voorzieningenrechter voorts op dat een aanbesteding uitsluitend op grond van kwaliteit een bijzondere vorm van aanbesteding betreft die in eerste opzicht moeilijk lijkt te verenigen met de objectieve beoordelingssystematiek van het aanbestedingsrecht en de aanbestedingsrechtelijke beginselen van transparantie en gelijke behandeling. Wat als de beste kwaliteit dient te worden beschouwd brengt welhaast per definitie een subjectieve beoordeling mee. In dit opzicht is het gunnen van een opdracht uitsluitend op basis van kwaliteit niet wezenlijk geschikt voor een systeem van aanbesteding, dat in beginsel immers erop is gericht aan de hand van een systeem van objectieve criteria (de laagste prijs is daarvan het duidelijkste voorbeeld) eerlijke concurrentie tussen de inschrijvers mogelijk te maken en oneigenlijke voorkeuren van (medewerkers van) aanbestedende diensten uit te sluiten.

4.5. Het voorgaande neemt niet weg, en vereist zelfs, dat in een aanbestedingsprocedure waarbij kwaliteit feitelijk als enige gunningscriterium geldt (sub)criteria worden gehanteerd die het voor de inschrijver begrijpelijk maken waarop zijn inschrijving zal worden beoordeeld en aan welke kwaliteitseisen hij zal moeten voldoen. Voorts zullen de inschrijvingen aan de hand van een zo objectief mogelijk systeem dienen te worden beoordeeld. Daar staat weer tegenover dat van de aanbesteder niet kan worden verlangd dat hij exact omschrijft hoe hij wenst dat de inschrijver een bepaald kwaliteitscriterium invult om een maximale score te kunnen behalen. Daarmee zou de facto elke concurrentie en inventiviteit uit de markt worden gehaald. Inventieve ideeën kunnen bovendien doorgaans eerder van de inschrijvende partijen worden verwacht – zij hebben immers in beginsel de kennis op het gebied van de opdracht – dan van de aanbestedende dienst of onderneming. Een gunningssystematiek op basis van kwaliteit zal daarom aan een inschrijver ruimte moeten laten om de gestelde vragen naar eigen inzicht te beantwoorden. Daardoor wordt hij optimaal gestimuleerd om inventief in te schrijven en door middel van de beantwoording van de vraag maximaal kenbaar te maken begrip te hebben voor en inzage te hebben in die aspecten van de opdracht die naar zijn oordeel relevant zullen zijn voor de aanbesteder.

4.6. Het gaat er in het licht van het gunningscriterium van de hoogste kwaliteit niet om dat reeds een maximale score kan worden behaald door slechts die informatie of gegevens te verstrekken waarnaar feitelijk wordt gevraagd, maar het gaat er vooral ook om daarbij tevens te laten zien op welke wijze de hoogste kwaliteit in het licht van de aan te besteden opdracht zal worden gerealiseerd. Alleen op die wijze kan een serieuze selectie op grond van kwaliteit plaatsvinden. Juist op dit punt heeft BB&F de competitie verloren, niet omdat zij de ervaring en deskundigheid zou ontberen, ook niet omdat zij niet de gevraagde gegevens zou hebben verstrekt, maar omdat de winnende inschrijvers naar het oordeel van Schiphol beter dan BB&F in hun inschrijving tot uitdrukking hebben gebracht hoe zij in het licht van de opdracht de beste kwaliteit zullen gaan leveren.

4.7. Niet tegenstaande het voorgaande herbergt deze wijze van beoordeling van inschrijvingen ontegenzeggelijk ook subjectieve – en dus minder voorspelbare en transparante – elementen in zich. Het doel van de aanbestedingsprocedure, het voorkomen van willekeur en het uitsluiten van oneigenlijke voorkeuren van de aanbesteder, wordt naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter voldoende gewaarborgd door het door Schiphol gehanteerde beoordelingssysteem met een onafhankelijke beoordelingscommissie. Willekeur wordt hierdoor op een andere wijze uitgesloten dan door het hanteren van louter objectieve criteria die geen ruimte laten voor een nadere kwalitatieve beoordeling.

Elke aanbieding is eerst individueel beoordeeld door vijf (materie)deskundigen, waarvan vier deskundigen afkomstig van vier verschillende afdelingen van Schiphol en één externe deskundige. Door de individuele leden zijn voor de verschillende aspecten van de inschrijving punten toegekend volgens het onder 2.5 weergegeven schema, variërend van 0 (geen opgave) en 1 (onvoldoende) tot 5 (uitstekend). De individueel toegekende cijfers zijn vervolgens in een plenaire bijeenkomst met de betrokken deskundigen besproken. Op basis van de resultaten van de plenaire bespreking is de definitieve puntentelling vastgesteld door het gemiddelde van de individuele becijfering te bepalen. Het resultaat van deze beoordeling is vervolgens getoetst door de bedrijfsjurist van Schiphol en voorgelegd aan de tenderboard van Schiphol bestaande uit de directeur aanbesteding, de directeur juridische zaken en de directeur inkoop. Per categorie zijn vervolgens de twee inschrijvingen met de hoogste score als de economisch meest voordelige aangemerkt.

Met deze wijze van beoordelen heeft Schiphol subjectieve, en zo mogelijk oneigenlijke, elementen in de beoordeling zoveel mogelijk uitgesloten en bestaat in die zin geen grond voor het oordeel dat sprake is geweest van een niet transparante en onvoldoende objectieve beoordeling van de inschrijving van BB&F.

de beoordeling van de inschrijving van BB&F

4.8. BB&F heeft ten aanzien van verschillende elementen van haar inschrijving betoogd dat Schiphol deze onjuist heeft beoordeeld door niet de maximale, dan wel een te lage score toe te kennen. BB&F heeft haar klachten deels gebaseerd op haar stelling dat zij alle informatie of gegevens waar Schiphol feitelijk om heeft gevraagd, in haar inschrijving ook daadwerkelijk heeft aangeleverd, zodat zij daarvoor de maximale score zou behoren te krijgen. Zo heeft BB&F ten aanzien van de organisatiestructuur betoogd dat zij haar organisatie heeft beschreven die is gebaseerd op haar jarenlange ervaring met het verzorgen van taxivervoer van Schiphol, dat zij de sleutelfuncties heeft beschreven en dat zij de verhouding tussen BB&F en De Vier Gewesten (DVG), van wie zij franchisenemer is, duidelijk heeft weergegeven. Ten aanzien van de kwaliteitszorg heeft BB&F betoogd dat uit haar inschrijving blijkt op welke aspecten de kwaliteitszorg zich toespitst, welke normen hebben te gelden, hoe de controles plaatsvinden en welk sanctiebeleid er is. Ten aanzien van het criterium Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) heeft BB&F aangegeven dat zij in haar offerte is ingegaan op de drie elementen van MVO aan de hand van hetgeen op dit punt is gevraagd in de offerteaanvraag en aan de hand van het jaarverslag van Schiphol.

4.9. Zoals reeds overwogen onder 4.6 wordt echter in het licht van het gunningscriterium van de hoogste kwaliteit niet reeds een maximale score behaald door slechts die informatie of gegevens te verstrekken waarnaar feitelijk wordt gevraagd, maar het gaat er vooral ook om daarbij tevens te laten zien op welke wijze in het licht van de aan te besteden opdracht en in de context van het betreffende (sub)aspect de hoogste kwaliteit zal worden gerealiseerd. Schiphol heeft betoogd dat BB&F over het algemeen weliswaar behoorlijk heeft gescoord, maar dat de winnende inschrijvers in de antwoorden op de vragen in het Invulboek beter, concreter en/of uitvoeriger, en specifiek toegespitst op de aan te besteden opdracht van het taxivervoer vanaf Schiphol, hebben laten zien op welke wijze zij de gevraagde kwaliteit zullen gaan waarborgen. In een aanbesteding als de onderhavige, waarbij de hoogste kwaliteit de facto het enige gunningscriterium is, kan de waardering van de inschrijving van een partij niet los gezien worden van de inschrijvingen van de andere deelnemende partijen. Wat als beste kwaliteit heeft te gelden en dus een maximale score oplevert, zal afhangen van wat andere inschrijvers op het betreffende aspect (meer of minder) hebben geboden.

4.10. Meer in het algemeen leent een kort geding als het onderhavige zich niet voor een uitvoerige beoordeling van de door Schiphol aan BB&F toegekende punten op haar inschrijving. Het gaat immers niet om een individuele beoordeling van de inschrijving van BB&F en de waardering daarvan door Schiphol, maar het komt in het kader van de aanbestedingsprocedure juist aan op een vergelijking van de inschrijving van BB&F met alle andere inschrijvers. Het is juist die vergelijking die de score op een bepaald (sub)aspect bepaalt. Het is niet aan de rechter om uit eigen onderzoek vast stellen wie van de inschrijvende partijen naar zijn oordeel per subaspect het beste heeft gescoord. De rechter ontbeert daartoe de noodzakelijke specifieke kennis van de branche en beschikt bovendien niet over alle inschrijvingen om tot een afgewogen beoordeling te kunnen komen. Denkbaar is dat de waardering door Schiphol van de inschrijvingen wordt beoordeeld door onafhankelijke deskundigen, maar voor een dergelijk onderzoek leent een procedure in kort geding zich niet. Bovendien is van belang dat Schiphol de inschrijvingen reeds heeft laten beoordelen door een commissie van deskundigen, individueel en plenair, waarna het resultaat is getoetst door de bedrijfsjurist van Schiphol en vervolgens een tenderboard. Zoals eerder overwogen onder 4.7 heeft Schiphol daarmee voldoende waarborgen in het beoordelingssysteem ingebouwd om een willekeurige beoordeling van de inschrijvingen uit te sluiten. Ook daarom past een terughoudendheid voor de rechter om zijn eigen oordeel over wie van de inschrijvers de beste scores hebben behaald in de plaats te stellen van die van de beoordelingscommissie.

4.11. BB&F heeft gevorderd Schiphol te gebieden haar inschrijving opnieuw te beoordelen. Consequentie daarvan zou zijn dat Schiphol op grond van het beginsel van gelijke behandeling van alle inschrijvers gehouden is alle inschrijvingen opnieuw te beoordelen. Er is slechts dan plaats voor een gebod alle inschrijvingen opnieuw te beoordelen, indien reeds aanstonds blijkt dat door de beoordelingscommissie ernstige fouten zijn gemaakt, procedureel dan wel inhoudelijk, die nopen tot een herbeoordeling van de aanvragen door Schiphol. Die conclusie kan uit de stellingen van BB&F echter niet worden getrokken. Zij heeft weliswaar kritische kanttekeningen geplaatst bij de hoogte van de scores die aan haar inschrijving is toegekend, maar daaruit is niet gebleken van ernstige beoordelingsfouten waardoor Schiphol in redelijkheid niet tot de uitkomst van de onderhavige aanbestedingsprocedure heeft kunnen komen. Daarbij komt dat BB&F in elk geval ten aanzien van de concessieverlening voor categorie B nog een behoorlijke afstand tot de winnende inschrijvers zal moeten overbruggen, zodat te minder vast staat dat een herbeoordeling van de inschrijvingen, welke beoordeling een relatieve beoordeling zal blijven, tot een andere beslissing omtrent de gunning zal leiden.

4.12. Gelet op het voorgaande zal de voorzieningenrechter de door BB&F gevraagde voorzieningen weigeren.

4.13. BBF zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Schiphol worden begroot op:

- vast recht EUR 262,00

- salaris procureur 816,00

Totaal EUR 1.078,00

4.14. Connexxion en WDK hadden een voldoende belang om zich te voegen aan de zijde van Schiphol. BB&F zal daarom ook als de jegens Connexxion en WDK in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Connexxion en WDK worden voor elk begroot op:

- vast recht EUR 262,00

- salaris advocaat 816,00

Totaal EUR 1.078,00

in de tussenkomst van TCA

4.15. In het vonnis van heden in het kort geding van TCA tegen Schiphol (zaaknummer 154408 / rolnummer KG ZA 09-80) wordt haar vordering tot heraanbesteding van de opdracht vanaf de preselectie afgewezen. Voor zover TCA aan haar vordering in de tussenkomst tevens ten grondslag heeft gelegd hetgeen zij in haar eigen dagvaarding jegens Schiphol heeft aangevoerd, zal de voorzieningenrechter de vordering van TCA afwijzen onder verwijzing naar genoemd vonnis.

4.16. TCA zal als de jegens Schiphol, ZCN, Connexxion en WDK in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Schiphol, ZCN, Connexxion en WDK worden voor elk begroot op nihil, nu hun posities ten opzichte van TCA niet wezenlijk verschillen van hun posities ten opzichte van TCA in genoemd kort geding van TCA tegen Schiphol. Schiphol, ZCN, Connexxion en WDK zijn dan ook niet afzonderlijk op de tussenkomst van TCA in onderhavige zaak ingegaan.

in de tussenkomst van ZCN

4.17. Uit het oordeel in de hoofdzaak volgt dat Schiphol haar voornemen om twee concessies te verlenen aan ZCN kan uitvoeren. Nu gesteld noch gebleken is dat Schiphol zal afzien van dat voornemen, heeft ZCN geen belang (meer) bij toewijzing van haar vordering in de tussenkomst. De vordering van ZCN zal daarom worden afgewezen.

4.18. Nu de afwijzing van de vordering van ZCN voortvloeit uit het oordeel in de hoofdzaak waarin BB&F in het ongelijk is gesteld en ZCN voldoende belang had om tussen te komen, zal BB&F als de jegens ZCN in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ZCN worden begroot op:

- vast recht EUR 262,00

- salaris advocaat 816,00

Totaal EUR 1.078,00

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. weigert de gevraagde voorzieningen,

5.2. veroordeelt BB&F in de proceskosten aan de zijde van Schiphol, tot op heden begroot op EUR 1.078,00,

5.3. veroordeelt BB&F in de proceskosten aan de zijde van ZCN, tot op heden begroot op EUR 1.078,00,

5.4. veroordeelt BB&F in de proceskosten aan de zijde van Connexxion, tot op heden begroot op EUR 1.078,00,

5.5. veroordeelt BB&F in de proceskosten aan de zijde van WDK, tot op heden begroot op EUR 1.078,00,

5.6. veroordeelt TCA in de proceskosten aan de zijde van Schiphol, tot op heden begroot op nihil,

5.7. veroordeelt TCA in de proceskosten aan de zijde van ZCN, tot op heden begroot op nihil,

5.8. veroordeelt TCA in de proceskosten aan de zijde van Connexxion, tot op heden begroot op nihil,

5.9. veroordeelt TCA in de proceskosten aan de zijde van WDK, tot op heden begroot op nihil,

5.10. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 2 april 2009.?


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature