U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

uitbreiding bedrijfspand Wormerveer ism bestemmingsplan; het inmiddels in werking getreden nieuwe bestemmingsplan "Bedrijventerrein Molletjesveer" is i.c. het toetsingskader; het bouwplan is ook daarmee in strijd; vrijstelling ex artikel 19-2 WRO ; belangenafweging; belang aanvrager mocht zwaarder wegen

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 08 - 4725

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 september 2008

in de zaak van:

[naam verzoeker 1]. en [naam verzoeker 2].,

beiden gevestigd te [plaatsnaam], gemeente Zaanstad,

verzoeksters,

gemachtigde: mr. J.M.A. van de Sande, advocaat te Rotterdam,

tegen:

het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,

verweerder,

derde partij:

[naam derde partij].,

gevestigd te [plaatsnaam], gemeente Zaanstad,

gemachtigde: mr. E.D. Drok, advocaat te Amsterdam.

Tegenwoordig: mr. G. Guinau, voorzieningenrechter, en mr. M. Hekelaar, griffier.

Zitting: 11 september 2008

Verschenen: Verzoeksters zijn vertegenwoordigd door haar voornoemde gemachtigde mr. Van de Sande, terwijl tevens [naam], directeur/eigenaar is verschenen.

Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. E.J.M.J.J. Houben, werkzaam bij de gemeente Zaanstad.

De derde partij is verschenen bij haar directeur/eigenaar [naam] vergezeld van zijn zoon en dochter, bijgestaan door zijn voornoemde gemachtigde mr. Drok.

Bij mondelinge uitspraak van 11 september 2008 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeksters om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen.

De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende overwogen.

Het geschil betreft het (primaire) besluit van 21 mei 2008 tot verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en het verlenen van bouwvergunning voor het vergroten van een bedrijfsgebouw gelegen aan [straatnaam] te Wormerveer.

Ter beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit dient in het onderhavige geval voor het toepasselijke recht te worden uitgegaan van het bij besluit van 26 april 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Bedrijventerrein Molletjesveer", goedgekeurd - voor zover hier van belang - op 15 november 2007. Dit bestemmingsplan is derhalve in werking getreden na de ontvangst van de bouwaanvraag en vigeerde ten tijde van het besluit van 21 mei 2008.

Het bouwplan was in strijd met het daarvóór vigerende bestemmingsplan "Industrieterrein West-Knollendam" van 1969/1970, aangezien niet werd voldaan aan het planvoorschrift van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder d, dat de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 3 meter zal bedragen.

In geval van strijdigheid met een ten tijde van de aanvraag vigerend bestemmingsplan, terwijl inmiddels voor het gebied een nieuw bestemmingsplan in werking is getreden, dient ingevolge de jurisprudentie, bij de beslissing omtrent vrijstelling op grond van de WRO, het nieuwe bestemmingsplan het toetsingskader te zijn.

Het bouwplan is tevens met dit nieuwe bestemmingsplan in strijd, aangezien het ingevolge artikel 10, vierde lid, sub a van de planvoorschriften maximaal toegestane bebouwingspercentage van 70 % wordt overschreden. De voorzieningenrechter volgt hierin de door verweerder gegeven berekening, die uitkomt op een overschrijding van 6,13%.

Het bestemmingsplan kent voorts geen bepaling omtrent in acht te nemen afstanden tot perceelsgrenzen en/of aangrenzende gebouwen.

De geringe overschrijding van het bebouwingspercentage betekent op zichzelf al niet een grote inbreuk op hetgeen ingevolge de planvoorschriften is toegestaan, terwijl daarbij moet worden opgemerkt dat indien deze overschrijding niet aan de orde was, het bestemmingsplan niet in de weg staat om - zonder vrijstelling - tot de perceelsgrens te bouwen.

Nu in het bestemmingsplan geen bepaling is opgenomen ter zake van binnenplanse vrijstelling, heeft verweerder, ten einde het bouwplan mogelijk te maken, terecht bezien of vrijstelling ingevolge artikel 19, tweede lid, WRO kon worden verleend.

Ten aanzien van de door verweerder in dat kader te plegen belangenafweging overweegt de voorzieningenrechter dat verzoeksters geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid tot indienen van zienswijzen, hetgeen betekent dat de belangen van verzoeksters nog niet in de primaire besluitvorming aan bod zijn geweest, maar eerst als bezwaren tegen de bouwvergunning naar voren zijn gekomen.

Verweerder heeft zich hierin op het standpunt gesteld dat de belangen van de vergunninghouder zwaarder dienen te wegen dan die van verzoeksters.

De vraag of verweerder bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot die uitkomst heeft kunnen komen beantwoordt de voorzieningenrechter bevestigend.

De aanvrager c.q. vergunninghouder heeft aannemelijk gemaakt dat hij een aanmerkelijk investeringsbelang heeft en dat uitbreiding van het bedrijfsgebouw volstrekt noodzakelijk is voor de (voortzetting van de) bedrijfsvoering. Daarbij heeft hij aannemelijk gemaakt dat de uitbreiding met 2 meter aan de (zij)kant, grenzend aan het perceel van verzoeksters, een aanzienlijke besparing oplevert ten behoeve van de bedrijfsvoering, omdat hij aldus kan volstaan met de aanschaf van slechts twee portaalkranen, of anders gezegd, dat er zonder die uitbreiding extra investeringen nodig zouden zijn in de vorm van extra portaalkranen van elk circa € 50.000,- .

Daartegenover staan de belangen van verzoeksters, ter zake waarvan zij hebben aangevoerd dat door het bouwen tot op de perceelsgrens het gebruik van de roldeur in de zijgevel van haar gebouw belemmerd wordt en tevens dat, door de samenhang met de hoogte van het bouwplan, in de ramen in de zijgevel sprake zal zijn van verminderde lichttoetreding. Ten aanzien van de roldeur hebben verzoeksters twee aspecten naar voren gebracht: de bereikbaarheid voor hulpdiensten en de interne bedrijfsvoering.

De voorzieningenrechter acht het een noch het ander aannemelijk gemaakt. Hulpdiensten kunnen het gebouw bereiken - hetgeen in de praktijk onbetwist ook gebeurt - aan de voorzijde van het gebouw van verzoeksters, waarin zich eveneens een (rol)deur bevindt. Een dringende noodzaak van gebruik van de roldeur in de zijgevel is ook voor de bedrijfsvoering niet aannemelijk gemaakt. Vast is komen te staan dat deze deur de facto niet in gebruik is genomen en verzoeksters hebben niet aangetoond dat zonder deze roldeur aanvoer van goederen niet mogelijk zou zijn. Tenslotte is hierbij overwogen dat de uitbreiding van het bedrijfsgebouw van de vergunninghouder niet een obstakel vormt voor een eigen uitbreiding van het bedrijf(sgebouw) van verzoeksters, desgewenst - gezien de voorschriften van het nieuwe bestemmingsplan - tot op de perceelgrens met de vergunninghouder.

Met betrekking tot de lichttoetreding wordt opgemerkt dat het bouwplan wel enige verslechtering daarvan tot gevolg heeft, maar niet in zodanige mate dat verweerder bij de afweging van belangen niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot het verlenen van de vrijstelling.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal,

(griffier) (voorzieningenrechter)

afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature