U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Tussenvonnis in een geschil tussen een automatiseringsbedrijf en een (ex-)werknemer. Deze werknemer was gedurende zijn dienstverband vennoot van een vof, door hemzelf aangeduid als hobbybedrijfje. De werkgever stelt een vordering in tegen de werknemer op grond van schending van het overeengekomen geheimhoudingsbeding, schending van auteursrechten op een folder en software en het in strijd met de arbeidsovereenkomst verrichten van werkzaamheden voor derden. De kantonrechter acht zich op grond van de samenhang ex artikel 93 lid 2 Rv . bevoegd alle vorderingen te behandelen en oordeelt dat de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de schending van auteursrechten niet toewijsbaar is omdat die vordering gericht had moeten zijn tegen de vof. Overigens oordeelt hij dat er sprake is van schending door de vof van het auteursrecht van de werkgever op een informatieve folder, waarbij de werknemer als vennoot hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade. Met betrekking tot de software geeft de kantonrechter aan dat hij in verband met de vraag of er daarbij sprake is van een werk in de zin van de Auteurswet overweegt een deskundige te benoemen. In verband met het noodzakelijke overleg met partijen wordt daarom een comparitie van partijen gelast. De gevorderde inzage in de administratie van de vof wordt afgewezen, omdat - los van de omstandigheid dat de vordering niet is ingediend tegen de vof - werkgever niet behoort tot de in artikel 3:15j BW genoemde kring van personen. Op grond van het feitencomplex oordeelt de kantonrechter voorts dat de werknemer het in de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding heeft geschonden en de in die overeenkomst opgenomen boete daarom verschuldigd is. Met betrekking tot het in strijd met de arbeidovereenkomst verrichten van werkzaamheden voor derden wordt op grond van de vaststaande feiten voorshands bewezen geacht dat de werknemer tijdens zijn dienstbetrekking gedurende een bepaalde periode voor een derde heeft gewerkt en niet beschikbaar was voor zijn eigen werk. Hij wordt in de gelegenheid gesteld om tegenbewijs te leveren tegen deze voorshands bewezen stelling, waarbij naar de (reeds in het kader van het deskundigenbericht bepaalde) comparitie wordt verwezen voor nader overleg over die (tegen)bewijslevering.

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector kanton

Locatie Haarlem

zaak/rolnr.: 321635/CV EXPL 06-8832

datum uitspraak: 7 maart 2007

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake

de besloten vennootschap Serac B.V.

te Haarlem

eisende partij

gemachtigde: mr. M.M. de Jong

tegen

[gedaagde]

te [woonplaats]

gedaagde partij

gemachtigde: mr. D.G. Bening

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Serac respectievelijk [gedaagde].

De procedure

Serac heeft [gedaagde] op 28 augustus 2006 gedagvaard (met 21 producties). [gedaagde] heeft geantwoord (met 2 producties). Bij vonnis van 1 november 2006 is een comparitie van partijen gelast. De comparitie heeft plaatsgevonden op 29 november 2006. Beide partijen hebben vooraf nog producties in het geding gebracht. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen, waarna Serac heeft gerepliceerd (met 7 producties) en [gedaagde] heeft gedupliceerd (met 9 producties). Vonnis is bepaald op heden.

De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit geding het volgende vast:

a. Serac houdt zich bezig automatisering. [gedaagde] is van 1 juni 1996 tot 1 maart 2005 bij Serac in dienst geweest, laatstelijk als consultant infrastructuur.

b. In de arbeidsovereenkomst die tussen partijen gold is een verbod opgenomen om gedurende de loop van de dienstbetrekking om voor derden werkzaam te zijn, anders dan met toestemming van Serac (artikel 1 3 ). Voorts is een geheimhoudingsbeding opgenomen (artikel 1 5 ).

c. [gedaagde] is één van de vennoten van VRISned VOF (hierna: VRISned), een vennootschap onder firma met de volgende bedrijfsomschrijving:

“het adviseren van bedrijven bij het vinden van oplossingen die mogelijk zijn door middel van ICT. De begeleiding in de uitvoering van ICT-projecten, alsmede groothandel in hoogstaande software en het leveren van hardware oplossingen”.

d. De andere vennoot van VRISned is [XXX] (hierna: [XXX]), een voormalig werknemer van Serac.

e. Serac heeft in 2002 een folder gemaakt genaamd “Serac DSL/Internet Server”, waarin klanten worden geïnformeerd over “een kant en klare oplossing waarmee u nu eindelijk een probleemloze en veilige verbinding kunt maken tussen uw netwerkserver en het internet”. VRISned heeft in 2005 een folder gemaakt over “De VRISned Internet Server”, die “een kant-en-klare oplossing die werkstations binnen uw netwerk eenvoudig en veilig toegang geeft tot het internet” wordt genoemd.

f. [YYY] (hierna: [YYY]), managing director van Serac, heeft op 8 juli 2004 een e-mail naar een aantal medewerkers (waaronder [gedaagde]) gezonden terzake contacten van Serac met Bald BV (hierna: Bald), met de navolgende inhoud:

Gisterenavond heb ik een meeting gehad met de directie van Bald in Dongen.

Wij hebben een betaalde opdracht gekregen voor een onderzoek aangaande:

- (…)

- VPN verbinding Dongen / Leek mbv ADSL server

(…) Martin levert de input voor VPN verbinding en hardware configuraties. (…)

g. Op 7 september 2004 heeft [YYY] met betrekking tot Bald de volgende e-mail gezonden naar dezelfde groep medewerkers:

Vanochtend hebben wij in een tweetal sessies de eerste resultaten van ons onderzoek gepresenteerd aan Client.

Bald is in principe accoord met ons nieuwe infrastructuur voorstel (…)

Ik verwacht een definitieve opdracht in het laatste kwartaal.

h. Op 8 september 2004 heeft [gedaagde] namens VRISned een offerte uitgebracht aan Bald met betrekking tot de uitbreiding van 2 VPN (Virtual Private Network) communicatie machines voor de twee vestigingen van Bald.

i. Serac heeft op 18 oktober 2004 voor het eerst een offerte uitgebracht aan Bald met betrekking tot de herinrichting van de IT-infrastructuur. Deze offerte is, met uitzondering van het gedeelte aangaande de VPN-verbinding, door Bald geaccepteerd.

j. Bald heeft op 3 december 2004 de offerte van VRISned voor de VPN-verbinding voor akkoord ondertekend, met de toevoeging “levering a.s.a.p.”.

k. [gedaagde] heeft zich op 3 december 2004 ziek gemeld bij Serac. Bij aangetekende brief van diezelfde datum heeft Serac het volgende aan [gedaagde] medegedeeld:

In het kader van een discussie over een aanvraag tot vrije dagen, heeft u gistermiddag, op een niet mis te verstane wijze, uw ongenoegen uitgesproken en expliciet aangegeven dat u door middel van een ziekmelding afwezig zult zijn. (…)

l. De huisarts van [gedaagde] heeft op 21 januari 2005 verklaard dat hij [gedaagde] op 3 en 17 december 2004 heeft gezien met overbelastingsklachten en hem op 24 december 2004 heeft gezien met een forse keelontsteking.

m. [gedaagde] is op 3 december 2004 bezocht door een medewerker van de arbodienst. Hij is op 7 december 2004 bij de arboarts geweest (die toen schreef: “op dit moment nog geen werkhervatting; reëel beeld”). Op 16 december 2004 is [gedaagde] nogmaals bij de arboarts geweest (die toen schreef: “sprake van arbeidsconflict. Advies om dit via mediator op te lossen. (…)”).

n. Op 12 december 2004 is de initiële installatie van de server voor Bald door VRISned uitgevoerd. Op 13 december 2004 heeft vervolgens de installatie in Leek plaatsgevonden, waarna nadien op afstand werkzaamheden zijn verricht. Deze werkzaamheden zijn verricht via de server (het IP-nummer) van [gedaagde]. Op 19 december 2004 is er vanaf het IP-nummer van [gedaagde] via de mail een vraag uitgezet naar een oplossing van routingproblems. Hierin komt de woorden “Bald” en “Dongen” voor. De vraag is ondertekend door Martin.

o. Op 24 december 2004 heeft Serac [gedaagde] met behoud van loon vrijgesteld van de verplichting tot het verrichten van arbeid. Op 27 december 2004 heeft Serac een ontbindingsverzoek bij de rechtbank Haarlem, sector kanton, ingediend.

p. VRISned heeft met betrekking tot de levering en installatie van twee ADSL internetservers op 31 januari 2005 een bedrag van € 8.151,50 aan Bald gefactureerd. Nadien heeft VRISned nog een aantal facturen naar Bald gezonden.

q. Met ingang van 7 februari 2005 heeft de arboarts [gedaagde] weer arbeidsgeschikt geacht.

r. De arbeidsovereenkomst is door de kantonrechter per 1 maart 2005 ontbonden bij beschikking van 11 februari 2005.

De vordering

Serac vordert (samengevat):

I. een verklaring voor recht dat door [gedaagde] inbreuk is gemaakt op zowel het auteursrecht voor wat betreft de door [gedaagde] gebruikte, en binnen Serac ontwikkelde, techniek ter zake de aanleg van VPN-verbindingen, als met betrekking tot de tekst van de folder;

II. veroordeling van [gedaagde] tot het overleggen van de administratie van VRISned aan Serac over de periode 1 april 2002 tot maart 2005 binnen drie dagen na betekening van het vonnis, op straffe van een dwangsom;

III. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 13.958,65, vermeerderd met wettelijke rente (tot 1 september 2006 € 907,35), in verband met ten onrechte ontvangen loon en emolumenten;

IV. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 11.760,--, vermeerderd met wettelijke rente (tot 1 september 2006 € 797,44), in verband met gederfde omzet;

V. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.268,90, vermeerderd met wettelijke rente (tot 1 september 2006 € 161,85), in verband met de verschuldigde boete in verband met het handelen in strijd met de geheimhoudingsplicht;

VI. veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 31.465,--, vermeerderd met wettelijke rente (tot 1 september 2006 € 2.133,62), in verband met het onrechtmatig gebruik van in opdracht van Serac ontwikkelde technologie ter zake VPN verbindingen en het gebruik van de tekst van de door Serac ontwikkelde folder;

VII. veroordeling van [gedaagde] tot een schadevergoeding op te maken bij staat, in verband met mogelijke wanprestatie/onrechtmatige daad, hetgeen moet blijken uit het onderzoek van de administratie van VRISned;

VIII. veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.

Serac stelt daartoe - samengevat - het volgende. [gedaagde] heeft zich begin december 2004 ziek gemeld toen hij hoorde dat hij geen vakantie op kon nemen. Later is gebleken dat de vof waarvan hij vennoot was, VRISned, op dat moment de opdracht had gekregen een VPN-verbinding aan te leggen bij Bald. Bald was op dat moment al een klant van Serac en [gedaagde] wist toen VRISned een offerte deed aan Bald dat Serac ook in onderhandeling was met Bald over onder meer de VPN-verbinding. [gedaagde] heeft - in strijd met de arbeidsovereenkomst - werkzaamheden verricht voor een derde en heeft het geheimhoudingsbeding geschonden. Ook heeft hij door gebruik te maken van door Serac ontwikkelde technieken het auteursrecht van Serac geschonden. Dit heeft hij ook gedaan door een folder van Serac nagenoeg te kopiëren. Omdat het voor Serac niet duidelijk is of [gedaagde] via VRISned vaker onrechtmatig heeft gehandeld vordert Serac inzage in de administratie van VRISned. Omdat het in deze zaak ten dele gaat om inbreuk op IE-rechten vordert Serac een veroordeling in de volledige kosten van rechtsbijstand.

Het verweer

[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.

De beoordeling van het geschil

De vorderingen van Serac tegen [gedaagde] zijn deels gebaseerd op de arbeidsovereenkomst die tussen hen heeft bestaan en deels gebaseerd op onrechtmatig handelen c.q. handelen in strijd met auteursrechten. In het licht van het bepaalde in artikel 93 lid 2 Rv . zal de kantonrechter alle vorderingen behandelen, nu de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. In het navolgende zullen de verschillende vorderingen worden besproken, waarbij samenhangende vorderingen gezamenlijk worden besproken.

Schending auteursrecht/verklaring voor recht/schadevergoeding (onderdelen I en VI)

Serac stelt dat [gedaagde] in de eerste plaats haar auteursrecht heeft geschonden door een folder die grote gelijkenis heeft met een door haar ontwikkelde folder op zijn internetsite te zetten. Voorts zou [gedaagde] het auteursrecht van Serac hebben geschonden door door haar ontwikkelde technieken (bij repliek nader aangeduid als “software” en “configuratiescripts”) te gebruiken.

[gedaagde] heeft betwist enig auteursrecht te hebben geschonden. Met betrekking tot de folder heeft hij aangevoerd dat Serac niet in eigen beheer een folder heeft “ontwikkeld”, maar dat deze folder grote gelijkenis vertoont met folders van andere automatiseringsbedrijven die soortgelijke producten aanbieden. Met betrekking tot de gebruikte technieken voert [gedaagde] aan dat Serac ten deze vordering onvoldoende heeft onderbouwd, dat VRISned (en niet [gedaagde]) gebruik heeft gemaakt van software die gratis te downloaden is (zgn. GPL-software) van het internet (wat ook Serac bij uitvoering van een dergelijke opdracht zou doen) en dat derhalve onduidelijk is welke technieken Serac bedoelt. [gedaagde] betwist dat Serac rechten zou kunnen ontlenen aan enig auteursrecht, laat staan dat sprake zou zijn van enige inbreuk daarop door [gedaagde].

Het volgende wordt overwogen. Los van de vraag of Serac enig auteursrecht heeft - daarover later meer - kan de gevorderde verklaring voor recht hoe dan ook niet worden toegewezen. Vast staat immers dat VRISned een vof is met twee vennoten en derhalve niet volledig gelijkgesteld kan worden met [gedaagde]. Waar vaststaat dat de vermeend inbreukmakende folder op de website van VRISned stond en de opdracht door Bald eveneens is gegeven aan VRISned is de kantonrechter van oordeel dat een verklaring voor recht in de procedure tussen Serac en [gedaagde] niet toewijsbaar is, nu de gevorderde verklaringen voor recht in hoofdzaak de rechtsverhouding tussen Serac en VRISned betreffen. Deze omstandigheid belet de kantonrechter overigens niet om in deze procedure vast te stellen of er sprake is van een schending van enig auteursrecht en - indien daarvan sprake is - vervolgens [gedaagde] als hoofdelijk aansprakelijk vennoot tot vergoeding van de schade te veroordelen. In dat licht geldt (gezien het voorgaande ten overvloede) dat Serac in deze procedure bovendien geen belang heeft bij een afzonderlijke verklaring voor recht. Het onder I gevorderde zal op grond van het bovenstaande worden afgewezen.

Met betrekking tot een informatieve folder als die van Serac geldt zonder meer dat deze auteursrechtelijke bescherming kan hebben. De omstandigheid dat er andere bedrijven zijn die folders publiceren waarin soortgelijke producten worden beschreven doet daar - anders dan [gedaagde] stelt - niet aan af. Doorslaggevend voor auteursrechtelijke bescherming is dat het werk een eigen, oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Aan die voorwaarde voldoet de folder van Serac. Waar Serac als maker van de folder is aangeduid en [gedaagde] van het tegendeel geen bewijs heeft aangeboden (terwijl de door [gedaagde] overgelegde folder van Neonova geen noemenswaardige gelijkenis vertoont met die van Serac), moet het er - op grond van het in artikel 4 van de Auteurswet geformuleerde bewijsvermoeden - voor worden gehouden dat Serac de maker is van de folder en auteursrechthebbende is. Thans dient beoordeeld te worden of de folder van VRISned een zodanige gelijkenis vertoont met die van Serac, dat sprake is van een schending van het auteursrecht. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan sprake. De indeling, het woordgebruik en de zinsbouw komen zozeer overeen dat van toeval geen sprake kan zijn. [gedaagde] is - als hoofdelijk aansprakelijk vennoot van VRISned - op grond van deze auteursrechtschending schadeplichtig ten opzichte van Serac.

Serac vordert ten deze een bedrag van € 3.680,--, zijnde 32 manuren aan ontwikkelings-kosten tegen een commercieel tarief van € 110,-- per uur. [gedaagde] heeft de omvang van deze schade betwist. Naar het oordeel van de kantonrechter is de schade die Serac door deze schending heeft geleden zeer beperkt en rechtvaardigt deze geen toekenning van een schadevergoeding gelijk aan de ontwikkelingskosten. Immers gesteld noch gebleken is dat als gevolg van de schending haar folder iets van zijn bruikbaarheid heeft verloren of dat er anderzijds directe schade is geleden. Een beperkte schadevergoeding is echter op zijn plaats. Op grond van het bepaalde in artikel 6:97 BW begroot de kantonrechter deze schade op een bedrag van € 1.000,--. Dit bedrag zal derhalve worden toegewezen.

Met betrekking tot de vraag of VRISned inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van Serac met betrekking tot de door haar ontwikkelde technieken en/of configuratiescripts en/of software geldt het volgende. De kantonrechter zal dienen vast te stellen of er sprake is van een werk in de zin van artikel 10 (lid 1 onder 12 ) Auteurswet. Serac stelt dit en draagt in beginsel de bewijslast van haar (door [gedaagde] betwiste) stellingen ten deze. De kantonrechter overweegt om een deskundige te benoemen om zich in de eerste plaats te laten voorlichten over de vraag of het een werk betreft met een eigen, oorspronkelijk karakter. Voorts zal deze deskundige zich dan uit dienen te laten over de omvang van de gestelde schade (c.q. de volgens Serac geïnvesteerde uren). De kantonrechter wil de wenselijkheid van dit scenario - waarbij een buitenstaander bij Serac in de keuken gaat kijken naar (wellicht in haar ogen) vertrouwelijke bedrijfsprocessen - met partijen bespreken. In dat licht (en in het licht van artikel 194 lid 2 Rv) heeft de kantonrechter behoefte aan nader overleg met partijen. Daarom zal (nogmaals) een comparitie van partijen worden gelast. Daarbij zullen de persoon van de wellicht te benoemen deskundige(n) en de eventueel te stellen vragen aan de orde komen. Partijen wordt daarom verzocht om zich uiterlijk één week voor de zitting reeds schriftelijk uit te laten over de vraag aan welke deskundige(n) zij denken en welke vragen zij eventueel gesteld willen hebben.

De inzage in de administratie en de gevolgen daarvan (onderdelen II en VII)

De door Serac gevorderde inzage in de administratie van VRISned op straffe van een dwangsom is niet toewijsbaar. Los van de omstandigheid dat de vordering is ingediend tegen een vennoot (en niet tegen de vof om wiens administratie het gaat), geldt naar het oordeel van de kantonrechter dat een deugdelijke rechtsgrond ontbreekt. Serac vordert immers geen openlegging van boeken, bescheiden en geschriften in de loop van een geding op de voet van artikel 162 Rv., maar overlegging van de administratie op straffe van een dwangsom. De wetgever heeft echter slechts een zeer beperkt groep (rechts)personen - zie het bepaalde in artikel 3:15j BW - het recht gegeven een dergelijke vordering in te stellen. Gesteld noch gebleken is dat Serac tot die groep behoort. Het onder II gevorderde en het (daarmee samenhangende) onder VII gevorderde wordt daarom afgewezen.

Schending geheimhoudingsplicht; omzetschade en boete (onderdelen IV en V)

[gedaagde] heeft betwist dat hij zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden, waarbij hij heeft aangevoerd dat VRISned op 8 september 2004 heeft geoffreerd en Serac pas (voor de eerste maal) op 18 oktober 2004, zodat [gedaagde] nooit van de gegevens uit die offerte gebruik gemaakt kan hebben. Voorts heeft hij aangevoerd dat Bald voordien geen klant was van Serac, dat er ook nog een derde partij in de race was voor de opdracht (zodat niet zeker is dat Serac de opdracht gekregen zou hebben), terwijl de thans gevorderde gederfde omzet niet gelijk te stellen is met gederfde winst.

Het volgende wordt overwogen. [gedaagde] heeft niet betwist dat hij de e-mails van 8 juli en 7 september 2004 (zie bij de feiten onder f. en g.) heeft ontvangen. In dat licht acht de kantonrechter zijn stelling dat hij niet wist dat Serac met Bald in onderhandeling was niet geloofwaardig. Waar hij bovendien geen feiten stelt aangaande de vraag hoe VRISned - naar zijn eigen woorden “een hobby-bedrijfje”, waar hij zich in de avonduren mee bezighield - in contact is gekomen met Bald c.q. ervan op de hoogte is geraakt dat Bald automatiserings-opdrachten te vergeven had, houdt de kantonrechter het ervoor dat VRISned daarvan kennis genomen heeft op grond van de informatie die [gedaagde] als werknemer van Serac onder zich had. Reeds dat gegeven brengt een schending van de in de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsverplichting met zich mee. Die omstandigheid leidt ertoe dat [gedaagde] in ieder geval de in de arbeidsovereenkomst opgenomen boete - omgerekend € 2.268,90 - verschuldigd is. Dit bedrag is derhalve toewijsbaar.

Daarnaast vordert Serac haar omzetschade als gevolg van de misgelopen opdracht. De kantonrechter houdt het ervoor dat Serac dit vordert in verband met de “volledige schadevergoeding” die [gedaagde], op grond van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding, naast de boete verschuldigd is. Waar [gedaagde] echter heeft aangevoerd dat er een derde partij in de race was en Serac dit niet heeft betwist, moet het er voor worden gehouden dat het niet zeker was dat Serac de opdracht gekregen zou hebben indien VRISned niet geoffreerd had. In dat licht kan in deze procedure niet vastgesteld worden dat Serac (omzet)schade heeft geleden door het handelen van [gedaagde]. Dit deel van de vordering wordt daarom afgewezen.

Ten onrechte ontvangen loon? (onderdeel III)

Serac stelt dat zij [gedaagde] vanaf 3 december 2004 tot en met februari 2005 ten onrechte loon c.q. ziekengeld en emolumenten heeft betaald, nu [gedaagde] in die periode klaarblijkelijk niet ziek was, maar niet beschikbaar was voor werkzaamheden, aangezien hij elders betaalde werkzaamheden heeft verricht. Bovendien heeft hij gehandeld in strijd met het verbod om werkzaamheden te verrichten buiten Serac zonder uitdrukkelijke toestemming van Serac.

[gedaagde] heeft dit deel van de vordering betwist en daartoe aangevoerd dat hij vanaf 3 december 2004 daadwerkelijk ziek was, dat dit blijkt uit de door hem in het geding gebrachte medische informatie (van huis- en arboarts) en dat de werkzaamheden die VRISned heeft verricht, zijn uitgevoerd door de andere vennoot, [XXX]. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat Serac van meet af aan er van op de hoogte was dat hij een vof had.

De kantonrechter overweegt het volgende. De vraag of Serac op de hoogte was van het bestaan van VRISned kan onbesproken blijven. Immers ook als dat zo was (en zij daarmee akkoord was met het gegeven dat [gedaagde] in zijn vrije tijd af en toe voor derden werkte) acht de kantonrechter het onaannemelijk dat Serac daarmee geacht wordt toestemming gegeven te hebben om voor eigen rekening te gaan werken voor een derde waar ook Serac mee in onderhandeling was en daarmee direct de concurrentie met Serac aan te gaan. Als [gedaagde] - ziek of niet - een bepaalde periode werkzaamheden voor Bald heeft verricht, was hij naar het oordeel van de kantonrechter niet beschikbaar voor werkzaamheden bij Serac en bestaat er derhalve geen loonbetalingsverplichting. Serac stelt dat daarvan sprake was van 3 december 2004 tot en met februari 2005 en vordert al het loon (met emolumenten) over die periode terug. Naar het oordeel van de kantonrechter is deze vordering voor een omvangrijk deel onvoldoende feitelijk onderbouwd. Serac stelt immers slechts - zie haar repliek onder 21. - dat [gedaagde] tot en met 19 december 2004 substantiële werkzaamheden voor Bald zou hebben verricht. Voor de periode daarna stelt zij dit in onvoldoende mate. Weliswaar blijkt uit de inloggegevens wel dat er nog contacten zijn geweest met Bald vanaf het IP-adres van [gedaagde], maar in frequentie en duur zijn ze behoorlijk afgenomen. Bovendien heeft Serac [gedaagde] vanaf 24 december 2004 vrijgesteld van werkzaamheden, wat in beginsel voor risico van de werkgever komt. In het licht van het bovenstaande zal de loon(terug)vordering van Serac voor wat betreft de periode 20 december 2004 tot en met februari 2005 worden afgewezen.

Voor de periode 3 tot en met 19 december 2004 geldt het volgende. Op grond van (de chronologie van) de vaststaande feiten - [gedaagde] offreert namens VRISned aan Bald; op 3 december 2004 wordt de opdracht “a.s.a.p.” verstrekt; [gedaagde] tracht rond die datum vrij te krijgen, krijgt het niet en meldt zich ziek; er wordt voor een belangrijk deel werkzaamheden verricht vanaf het IP-adres van [gedaagde]; op 19 december 2004 legt “Martin” een probleem betreffende Bald aan een user-groep voor - acht de kantonrechter voorshands bewezen dat [gedaagde] in die periode zelf zodanig veel werkzaamheden heeft verricht dat dit de conclusie rechtvaardigt dat hij niet beschikbaar was voor zijn eigen werk. De omstandigheid dat hij (wellicht) echt ziek was doet daaraan niet af. Als dit in rechte komt vast te staan was Serac over die periode geen loon (met emolumenten) verschuldigd en maakt zij terecht aanspraak op terugbetaling hiervan. Overeenkomstig zijn aanbod zal [gedaagde] worden toegelaten tegenbewijs te leveren tegen de (voorshands bewezen) stelling van Serac dat hij in de periode 3 tot en met 19 december 2004 - anders dan door ziekte - niet beschikbaar was om de bedongen werkzaamheden te verrichten. In de (reeds in het kader van het deskundigenbericht) te bepalen comparitie van partijen zal de kantonrechter met [gedaagde] bespreken op welke wijze hij het tegenbewijs wil leveren. De bewijsopdracht zal vervolgens - wellicht tegelijk met de benoeming deskundige - bij separaat tussenvonnis worden verstrekt. Serac wordt uitgenodigd om ter gelegenheid van de comparitie van partijen de omvang van het thans nog resterende deel van dit deel van haar vordering (de periode 3 tot en met 19 december 2004) op te geven.

Slot

Omtrent de nevenvorderingen zal pas bij eindvonnis worden beslist. Indien partijen voor de te houden comparitie met een gezamenlijk voorstel komen met betrekking tot de te benoemen deskundige(n) en de te stellen vragen zal dit de voortgang op de zitting zeer ten goede komen. Nu in het bovenstaande terzake van een groot aantal geschilpunten reeds een eindbeslissing is gegeven en het uitprocederen van de resterende punten naar het zich laat aanzien substantiële kosten met zich zal brengen, zal bij de comparitie nadrukkelijk aan de orde komen of een oplossing in der minne mogelijk is.

Al hetgeen partijen overigens hebben opgeworpen behoeft (thans) geen verdere bespreking. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Beslissing

De kantonrechter:

gelast een comparitie van partijen met de hierboven omschreven doelen;

gelast partijen in dat kader te verschijnen in het gerechtsgebouw aan de Jansstraat 46 te Haarlem op vrijdag 20 april 2007 te 11.00 uur;

bepaalt dat verzoeken om uitstel van de terechtzitting in beginsel alleen in behandeling worden genomen, als door verzoeker het standpunt van de wederpartij wordt bekend gemaakt en de verhinderdata van beide partijen en hun eventuele gemachtigden worden opgegeven. Deze verzoeken dienen minimaal een week voor de vastgestelde zittingsdatum op de griffie te zijn ingediend;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. B. Vogel en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature