Een ambtenaar van de belastingdienst is in het belang van de dienst uit zijn functie ontheven. Daarnaast heeft verweerder zijn toegangspas geblokkeerd, zodat hij feitelijk de dienstgebouwen niet kan betreden. Dit laatste merkt de voorzieningenrechter aan als een feitelijke handeling die gelijkgesteld moet worden met een besluit tot ontzegging van de toegang.
Beide besluiten worden geschorst, omdat verweerder onvoldoende aanemelijk heeft gemaakt dat het dienstbelang vordert dat verzoeker uit zijn functie wordt ontheven en dat hem de toegang tot de dienstgebouwen wordt ontzegd. Dit in relatie tot verzoekers belang om zijn werkzaamheden als voorzitter van de OR te kunnen voortzetten