Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Arbeidszaak. Werkgever heeft met toestemming van het CWI de arbeidsovereenkomst van een 9-tal ID-medewerkers opgezegd. Een van hen is eiseres, die ten tijde van de opzegging minder dan twee jaar arbeidsongeschikt is wegens ziekte. Eiseres roept de nietigheid van de opzegging ingevolge art. 7:670 sub 1 BW in. Het beroep van werkgever op de uitzondering van artikel 7:670b lid 2 BW treft geen doel, nu ID-medewerkers geen onderdeel van de onderneming in de zin van de wet vormen.

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector kanton

Locatie Haarlem

zaak/rolnr.: 317471/ VV EXPL 06-182

datum uitspraak: 16 augustus 2006

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING

inzake

[eiseres]

te [woonplaats]

eisende partij

hierna te noemen [eiseres]

gemachtigde mr. J.A.H. Blom

tegen

de Stichting Kontext, Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening

h.o.d.n. Stichting Haarlem Werkt

te Haarlem

gedaagde partij

hierna te noemen Haarlem Werkt

gemachtigde mr. I. Verweij-Molkenboer

De procedure

[eiseres] heeft Haarlem Werkt op 25 juli 2006 gedagvaard. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 augustus 2006, waarbij de gemachtigde van Haarlem Werkt zich heeft bediend van pleitnotities. De griffier heeft aantekening gehouden van hetgeen ter zitting is verhandeld.

De feiten

1. Haarlem Werkt is een welzijnsorganisatie die actief is in de ondersteuning en begeleiding van ouderen, langdurig werklozen en andere kwetsbare groepen. Zij organiseert praktische dienstverlening op wijkniveau vanuit een drietal afdelingen, te weten Dienstenwinkel, Buurtbeheer en Toezicht. Deze afdelingen zijn in 1997 gestart als werkgelegenheidsproject voor langdurig werklozen.

2. [eiseres] is op15 december 1997 bij Haarlem Werkt in dienst getreden in het kader van de zogenoemde ID-regeling, een door de overheid verstrekte subsidie, in de functie van toezichthouder bij de afdeling Toezicht. Vanaf 2000 is [eiseres] werkzaam in de functie van administratief medewerkster op de afdeling Administratie.

3. [eiseres] is sedert 12 april 2005 arbeidsongeschikt. Zij werkt enkele uren per dag op arbeidstherapeutische basis.

4. Op 20 maart 2006 heeft Haarlem Werkt bij het CWI voor alle bij haar werkzame ID-medewerkers, onder wie [eiseres], een ontslagvergunning gevraagd. In het verzoekschrift heeft Haarlem Werkt onder meer het volgende opgemerkt:

“De ontslagaanvraag heeft een bedrijfseconomische grond welke gelegen is in twee ontwikkelingen:

- ontwikkelingen rond subsidie ID banen

- orderportefeuille project Meer toezicht semi-openbare plaatsen en Dienstenwinkel

[…]

Op basis van de huidige subsidievoorwaarden zijn de ID banen niet langer productief te maken.”

5. Op 2 mei 2006 heeft het CWI heeft aan Haarlem Werkt toestemming verleend tot opzegging van de arbeidsovereenkomst met [eiseres].

6. Bij brief van 3 mei 2006 heeft Haarlem Werkt de arbeidsovereenkomst met [eiseres] opgezegd tegen 30 juni 2006.

7. Bij brief van 20 juni 2006 heeft de gemachtigde van [eiseres] de nietigheid van de opzegging ingeroepen wegens strijd met het opzegverbod tijdens ziekte.

8. Bij brief van 30 juni 2006 heeft [XXX], directeur van Haarlem Werkt, onder meer het volgende geantwoord:

“Het ontslagverbod is ons inziens niet van toepassing gezien de aard van de ontslagaanvraag om bedrijfseconomische redenen; het beëindigen van werkzaamheden of het onderdeel van de onderneming waarin de werknemer werkzaam is.”

De vordering

[eiseres] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van Haarlem Werkt tot wedertewerkstelling van [eiseres] en betaling aan [eiseres] van het (achterstallig) loon, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. [eiseres] stelt daartoe het volgende.

Artikel 7:670 sub 1 BW bepaalt dat de arbeidsovereenkomst niet kan worden opgezegd gedurende de tijd dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, tenzij de arbeidsongeschiktheid ten minste twee jaren heeft geduurd. [eiseres] is nog geen twee jaar arbeidsongeschikt.

Het beroep van Haarlem Werkt op de uitzondering op het opzegverbod van artikel 7:670b BW gaat niet op. [eiseres] verricht administratieve werkzaamheden ten behoeve van alle onderdelen van Haarlem Werkt. Van beëindiging van de werkzaamheden van een onderdeel van de onderneming waarin [eiseres] uitsluitend of in hoofdzaak werkzaam is, is dus geen sprake.

De arbeidsovereenkomst van [eiseres] duurt derhalve voort. Haarlem Werkt is ingevolge artikel 7:611 BW gehouden [eiseres] toe te laten tot haar werkzaamheden en haar loon te betalen.

Het verweer

Haarlem Werkt betwist de vordering en voert daartoe het volgende aan.

De ID-banen vormen een specifieke ondernemingsactiviteit van Haarlem Werkt en kunnen als organisatorische eenheid met een eigen doelstelling worden beschouwd. Met het wegvallen van de ID-subsidies is dit onderdeel van de onderneming en daarmee een gedeelte van de ondernemingsactiviteiten van Haarlem Werkt komen te vervallen. Er is dus sprake van de uitzondering als genoemd in artikel 7:670b lid 2 BW . De arbeidsovereenkomst met [eiseres] is derhalve rechtsgeldig opgezegd.

De beoordeling van het geschil

Vooropgesteld dient te worden dat voor toewijzing van de vordering van [eiseres] alleen dan aanleiding is, indien op grond van de thans gebleken feiten en omstandigheden aannemelijk is dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst in een bodemprocedure geen stand zal houden.

Zoals uit het verzoek van Haarlem Werkt tot het verkrijgen van een ontslagvergunning voor haar ID-medewerkers blijkt, hebben de drie afdelingen waaraan ID-medewerkers verbonden waren, ieder een eigen doelstelling, te weten “ het uitvoeren van allerlei kleine klusjes in en rond het huis” (Dienstenwinkel), “het creëren van een veilige woon- en leefomgeving” (Buurtbeheer) en “toezicht bij semi-openbare instellingen” (Toezicht). Dat de functies die de ID-medewerkers binnen die afdelingen bekleedden mede tot doel hadden de ID-medewerker een individueel traject te bieden ter reïntegratie in de reguliere arbeidsmarkt, kan weliswaar als toegevoegde waarde van die functies worden gezien, maar maakt hen niet per definitie tot een organisatorische eenheid met een eigen doelstelling.

Voorts is van belang dat geen sprake is van beëindiging van activiteiten in de zin van artikel 7:670b lid 2 BW, nu de werkzaamheden van de ID-medewerkers bij – in ieder geval -Dienstenwinkel en Buurtbeheer zijn overgenomen door reguliere werknemers van Haarlem Werkt.

Dat Haarlem Werkt zich ten gevolge van het stopzetten van de ID-subsidie genoodzaakt heeft gezien de afdelingen Dienstenwinkel en Buurtbeheer te reorganiseren en de afdeling Toezicht op te heffen, ten gevolge waarvan de arbeidsplaatsen van de ID-medewerkers zijn weggevallen, rechtvaardigt op zichzelf niet een doorbreking van het opzegverbod van artikel 7:670 lid 1 sub a BW.

De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat vooralsnog niet aannemelijk is dat in een bodemprocedure zal komen vast te staan, dat aan Haarlem Werkt een beroep op de uitzondering van artikel 7:670b lid 2 BW toekomt.

Dit leidt ertoe dat de vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening zal worden toegewezen, met dien verstande dat het gedeelte van de vordering strekkende tot betaling van toekomstig loon zal worden afgewezen bij gebreke van spoedeisendheid.

De proceskosten komen voor rekening van Haarlem Werkt omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.

Beslissing

De kantonrechter:

- veroordeelt Haarlem Werkt bij wijze van voorlopige voorziening:

a. om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis [eiseres] weer toe te laten tot de werkplek en haar passend werk te bieden, op arbeidstherapeutische basis met inachtneming van haar beperkingen;

b. aan [eiseres] te betalen het achterstallig brutoloon en ziekengeld vanaf 30 juni 2006, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente;

- veroordeelt Haarlem Werkt tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd, en bepaalt dat de explootkosten worden verhoogd met een percentage dat overeenkomt met het percentage, bedoeld in art. 9, 1e lid, van de Wet op de Omzetbelasting 1968, omdat [eiseres] de haar in rekening gebrachte omzetbelasting niet op grond van genoemde wet kan verrekenen en dit nadrukkelijk verklaart, en de gerechtsdeurwaarder aan de voet van het exploot verklaart dat de kosten in verband daarmee zijn verhoogd:

exploot € 71,32

vastrecht € 34,00

salaris gemachtigde € 400,00;

De explootkosten, € 25,50 aan vastrecht en het salaris gemachtigde moeten aan de griffier van de rechtbank Haarlem worden betaald door storting op rekeningnummer 19.23.25.833 t.n.v. MvJ Arrondissement Haarlem onder vermelding van het zaaknummer, het restant moet rechtstreeks worden betaald aan de gemachtigde van [eiseres];

- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst af hetgeen meer of anders mocht zijn gevorderd.

Dit vonnis is gewezen door mr. S.R. Mellema en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature