U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Uitspraak



Zaaknummer: 84784/KG ZA 02-386

Vonnisdatum: 29 augustus 2002

650

RECHTBANK TE HAARLEM,

VONNIS IN KORT GEDING

in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid RENTEX NEDER-LAND B.V.,

gevestigd te Ede,

eisende partij,

procureur mr. H.K Garvelink,

advocaat mr. E.M. Polak te Amsterdam,

-- tegen --

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B.V. INDUSTRIAL PROMOTIONS INTERNATIONAL,

gevestigd te Goor,

gedaagde partij,

procureur mr. S.N. Meijerink,

advocaten mrs. A.G. Moeijes en S.N. Meijerink te Velsen-Zuid, gemeente Velsen.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Rentex respectievelijk IPI.

1. Het verloop van het geding

1.1 Ter terechtzitting van 22 augustus 2002 heeft Rentex overeenkomstig de dagvaarding gesteld en gevorderd als hierna onder 3. weergegeven en die vordering toegelicht aan de hand van overgelegde pleitnotities. IPI heeft tegen deze vordering verweer gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities.

1.2 Na verder debat in tweede termijn hebben partijen vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is bepaald op 5 september 2002 of zoveel eerder als mogelijk .

2. De vaststaande feiten

2.1 In dit geding wordt van het volgende uitgegaan:

a. Rentex is een franchise-organisatie op het gebied van textielreiniging (toegepaste hygiëne). Rentex is in 1974 ontstaan uit het samengaan van een aantal industriële wasserijen, een textielproducent en een groot schoonmaakbedrijf.

b. Rentex en haar partners hebben vestigingen in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Oostenrijk.

c. De dienstverlening van Rentex is business-to-business met als doelgroepen de ge-zondheidszorg, de industrie en de horeca. De dienstverlening betreft onder meer verhuur en reiniging van beroepskleding en de verhuur van zgn. Kleding Uitgifte Automaten.

d. Rentex is houdster van de volgende bij het Benelux Merkenbureau gedeponeerde merken:

- Het woordmerk RENTEX met registratienummer 151297 en het woord/beeld-merk RENTEX met registratienummer151298, beide gedeponeerd op 11 fe-bruari 1987, voor onder meer de dienst "verhuur van kleding en textielpro-dukten" en "verhuur van afgifte-apparaten van textielprodukten";

- het woordmerk RENTEX, gedeponeerd op 8 mei 1980, voor een groot aantal waren en diensten in de klassen 3,6,9,11,16,20,21,24,25 en 27, met registratie-nummer 368625;

- het woord/beeldmerk RENTEX, gedeponeerd op 29 september 1981, voor een groot aantal waren en diensten in de klassen 3,6,9,11,16,20,21,24,25 en 27, met registratienummer 375735.

e. IPI organiseert onder de naam RentEX, European Rental Exhibition (ook wel RENTEX, European Rental Exhibition) een beurs, die zal plaatsvinden van 12 tot en met 14 september 2002 in het MECC te Maastricht.

f. RentEX is een gespecialiseerde vakbeurs, gericht op (professionele) verhuurbe-drijven, zoals HSS, Bo Rent en Boels, voor de verkoop van zwaar materieel voor hoofdzakelijk industrie en bouwnijverheid, zoals grondverzetmachines, zwaar handgereedschap, bouwplaatsverlichting, mobiele compressoren, industriële ka-chels en schoonmaakmachines.

g. In 2001 is IPI begonnen met de organisatie van haar beurs. In 2001 zijn tevens folders gedrukt, mailings verzonden en persberichten uitgegaan.

h. Bij brief van 20 december 2001 heeft de merkengemachtigde van Rentex IPI ge-sommeerd binnen 8 dagen ieder gebruik van de handelsnaam en het merk Rentex te staken. IPI heeft bij brief van 4 januari 2002 van haar raadsvrouwe laten weten niet aan de sommatie te zullen voldoen. Bij brief van 12 februari 2002 heeft de merkengemachtigde van Rentex rechtsmaatregelen aangekondigd, tenzij een in die brief gedaan schikkingsvoorstel binnen 14 dagen zou zijn geaccepteerd. Kort daar-op (nog in februari 2002) heeft IPI afwijzend op het schikkingsvoorstel gerea-geerd.

3. De vordering en de grondslag daarvan

3.1 Rentex vordert, na wijziging van eis, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningen-rechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:

a. gedaagde zal gebieden onmiddellijk na betekening van het te wijzen vonnis de in-het lichaam van de dagvaarding bedoelde inbreuk op de merkrechten van eiseres in de Benelux te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dan wel ge-deelte van een dag dat gedaagde aan dit gebod niet voldoet;

b. gedaagde zal gebieden onmiddellijk na betekening van het te wijzen vonnis de in het lichaam van de dagvaarding bedoelde inbreuk op de handelsnaamrechten van eiseres in Nederland te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dan wel gedeelte van een dag dat gedaagde aan dit gebod niet voldoet;

c. gedaagde zal veroordelen in de kosten van het geding, alsmede in de buitenge-rechtelijke kosten ad € 1.978,97, althans een zodanig bedrag als de voorzieningen-rechter in goede justitie zal bepalen;

d. eiseres op basis van artikel 50 lid 6 van het TRIPS-verdrag jo. 260 Rv een termijn zal vergunnen van twaalf maanden waarbinnen een bodemprocedure aanhangig dient te worden gemaakt.

3.2 Rentex legt aan haar vordering ten grondslag dat de naam van de beurs van IPI inbreuk maakt op merk- en handelsnaamrechten van Rentex.

4. Het verweer en de slotsom daarvan

IPI heeft tegen de vordering gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot af-wijzing daarvan met veroordeling van Rentex in de kosten van het geding. Op dit verweer zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.

5. De gronden van de beslissing

5.1 Allereerst stelt de voorzieningenrechter ter voldoening aan het bepaalde in artikel 37 van de Eenvormige Beneluxwet op de Merken (" BMW ") zijn bevoegdheid ten aan-zien van de gestelde merkinbreuk vast op grond van het feit dat partijen bij overeen-komst uitdrukkelijk hebben gekozen voor de bevoegdheid van de Haarlemse recht-bank.

5.2 Als meest verstrekkend verweer heeft IPI tegen de vordering van Rentex aangevoerd dat, zelfs als sprake zou zijn van de gestelde merk- of handelsnaaminbreuk, een afwe-ging van de wederzijdse belangen er toe moet leiden dat de vordering desalniettemin wordt afgewezen. De voorzieningenrechter volgt IPI in dit verweer en wel om de vol-gende redenen.

5.3 Hoewel Rentex reeds in februari 2002 aan IPI heeft aangekondigd rechtsmaatregelen te zullen treffen en het Rentex voorts eind februari duidelijk was dat de zaak niet bui-ten rechte viel op te lossen, vindt pas nu, vlak voordat de beurs van IPI van start gaat, een kort geding plaats. Rentex is ter zitting expliciet gevraagd naar de reden voor haar tijdelijk stilzitten, maar heeft daarvoor geen rechtvaardiging gegeven. Doordat het kort geding nu pas te elfder ure plaats vindt, is de situatie ontstaan dat het voor IPI feitelijk onmogelijk is aan een eventueel verbod tot het gebruik van de naam van haar beurs gehoor te geven. Zoals door IPI immers onbetwist is gesteld, staat de naam RentEX European Rental Exhibition op al het materiaal dat tijdens de beurs zal worden ge-bruikt. De toegangskaarten en plattegronden met vermelding van deze naam zijn we-reldwijd verspreid. Vlaggen, reclameborden en ander publiciteitsmateriaal zijn reeds vervaardigd. Mede gezien het internationale karakter van de beurs acht de voorzienin-genrechter dan ook voorshands aannemelijk dat IPI in geval van een veroordelend vonnis feitelijk niet in staat zal zijn de naam van haar beurs op die korte termijn nog te veranderen. Daar staat tegenover dat de beurs slechts drie dagen duurt en dat onbe-twist door IPI is gesteld dat de volgende beurs pas op zijn vroegst over twee jaar zal worden gehouden. De voorbereidingen daarvoor zullen in dat geval over ongeveer een jaar starten. In de tussentijd zal de naam RentEX niet worden gebruikt. Die tijd kan Rentex gebruiken om in een bodemprocedure uitsluitsel te krijgen over de toelaat-baarheid van de door IPI voor haar beurs gekozen naam. Dat Rentex door het gebruik door IPI van de naam RentEX zodanige schade lijdt dat een onmiddellijke voorziening is geboden, is de voorzieningenrechter niet gebleken. Gezien deze feiten en omstan-digheden is de voorzieningenrechter voorlopig van oordeel dat de vordering reeds op grond van een afweging van de wederzijdse belangen moet worden afgewezen.

5.4 Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter in verband met de gestelde merk- en handelsnaaminbreuk nog het volgende op.

5.5 De voorzieningenrechter acht voorshands niet aannemelijk dat sprake is van merkin-breuk. Ten eerste is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter inbreuk in de zin van artikel 13 A, lid 1, sub b BMW niet aan de orde, alleen al omdat op voor-hand geen sprake lijkt van de vereiste soortgelijkheid tussen de diensten waarvoor de merken van Rentex zijn ingeschreven en de activiteiten waarvoor IPI de naam RentEX gebruikt. Hoewel niet kan worden uitgesloten dat zich wel enkele raakvlakken voor-doen, is niet aannemelijk dat het in aanmerking komende publiek de diensten van Rentex, in het bijzonder genoemd verhuren en reinigen van (bedrijfs)kleding en ander textiel en het verhuren van Kleding Uitgifte Automaten, verwant zal achten aan het organiseren van een gespecialiseerde vakbeurs, gericht op (professionele) verhuurbe-drijven, voor de verkoop van zwaar materieel voor hoofdzakelijk industrie en bouw-nijverheid. Dit klemt temeer nu beide partijen een specifieke zakelijke markt bedienen en het betreffende publiek derhalve als deskundig en oplettend mag worden be-schouwd. Inbreuk in de zin van artikel 13 A, lid 1, sub c BMW acht de voorzieningen-rechter voorshands evenmin aanwezig. Ten eerste heeft Rentex tegenover de betwis-ting daarvan door IPI niet aannemelijk kunnen maken dat zij ook buiten de gezond-heidsbranche de ingevolge bedoeld artikel vereiste bekendheid geniet. Nu de voorzie-ningenrechter voorts aannemelijk acht dat de beurs van IPI zich op een andere, niet aan de gezondheidsbranche rakende, branche richt, doet het door Rentex gestelde verwateringsgevaar zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voor. Dat Rentex anderszins schade in de zin van artikel 13 A, lid 1, sub c BMW lijdt, is gesteld noch gebleken. Om dezelfde reden maakt IPI naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen inbreuk in de zin van artikel 13 A, lid 1, sub d.

5.6 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de ongelijksoortigheid van de diensten van partijen acht de voorzieningenrechter gevaar voor verwarring in de zin van de Handelsnaamwet voorshands evenmin aanwezig. Ook van inbreuk op de handelsnaam van Rentex is derhalve naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen sprake.

5.7 Gelet op het vorenstaande zal de vordering van Rentex worden afgewezen. Rentex zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de procedu-re.

6. De beslissing

De voorzieningenrechter:

6.1 Wijst de vordering af.

6.2 Veroordeelt Rentex in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van IPI begroot op € 193,-- aan verschotten en € 703,36 aan salaris voor de procureur.

6.3 Verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer, voorzieningenrechter van deze rechtbank, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 29 augustus 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature