Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Verlening eervol ontslag. Eiseres ten onrechte niet gehoord in bezwaarfase. Tijdens de bezwaarfase heeft er een wisseling van gemachtigden plaatsgevonden. Schending van de hoorplicht.

Uitspraak



RECHTBANK GRONINGEN

Sector Bestuursrecht, enkelvoudige kamer

Zaaknummer: AWB 06/774 AW VO2

Uitspraak in het geschil tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. Chr. D. de Vos

en

het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Groningen, verweerder,

gemachtigde: I.K. Linthout

1. Onderwerp van geschil

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 11 april 2006. Bij dat besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 21 februari 2005, waarbij aan eiseres met ingang van 1 maart 2005 eervol ontslag is verleend, ongegrond verklaard en het besluit van 21 februari 2005 gehandhaafd.

2. Zitting

Het geschil is behandeld op de zitting van 24 september 2007.

Eiseres is aldaar verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde.

Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

3. Beoordeling van het geschil

3.1. Feiten en procesverloop

Eiseres was voor 18 uren per week werkzaam als secretaresse bij de Bestuursdienst van de gemeente Groningen, Directie Middelen. Vanaf 11 januari 1999 heeft een functieruil plaatsgevonden met een secretaresse van de afdeling P&O en is aan eiseres een tijdelijke urenuitbreiding toegekend van 5,4 uren per week. Aan die urenuitbreiding is op 1 juli 2000 een einde gekomen.

Op 11 oktober 1999 heeft eiseres zich ziek gemeld wegens RSI-klachten.

Bij besluit van 28 november 2000 heeft de Uitvoeringinstelling sociale zekerheid voor overheid en onderwijs (USZO) de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 35 tot 45%. Eiseres is hiertegen in bezwaar gegaan. De USZO heeft het bezwaar gegrond verklaard en eiseres voor 65 tot 80% arbeidsongeschikt verklaard.

Op verzoek van verweerder heeft de USZO op 29 augustus 2001 een functieongeschiktheidsadvies (FOA) gegeven en daarin overwogen dat eiseres naar verwachting binnen zes maanden na de voorgenomen ontslagdatum niet meer ongeschikt is voor de functie van secretaresse.

Partijen hebben vervolgens een re-integratietraject ingezet, inhoudende dat eiseres begint met tweemaal per week één uur te werken, dat de uren vervolgens worden opgebouwd en dat eiseres behandeling krijgt van het Nederlands RSI Instituut (NRI).

Op 6 november 2001 heeft de bedrijfsarts geadviseerd een multidisciplinair behandelplan te starten, waarvan werkhervatting en behandeling door NRI onderdeel uitmaakt.

Bij besluit van 4 maart 2002 heeft het UWV/USZO de WAO-uitkering van eiseres beëindigd per 6 maart 2002. Eiseres is hiertegen in bezwaar gegaan.

Op 19 april 2002 heeft de bedrijfsarts een nieuw re-integratieplan voor 13 weken opgesteld gebaseerd op arbeidstherapie.

In mei 2002 heeft verweerder het re-integratiebedrijf DSW Stadspark benaderd om als oefenomgeving te dienen waarbinnen eiseres het werkritme weer zou kunnen oppakken en waarbinnen de mogelijke door eiseres uit te voeren werkzaamheden zouden kunnen worden onderzocht. Eiseres is niet ingegaan op de uitnodiging van DSW voor een intakegesprek omdat zij zichzelf op dat moment onvoldoende geïnformeerd achtte omtrent de werkwijze van DSW. DSW heeft daarop de opdracht in juni 2002 aan verweerder teruggegeven.

Bij brief van 27 juni 2002 heeft verweerder eiseres de gelegenheid geboden om zelf een re-integratiebedrijf aan te dragen. In haar reactie op deze brief heeft eiseres aangegeven dat haar gedachten uitgaan naar DBC te Groningen. Tijdens een overleg op 29 augustus 2002 heeft eiseres te kennen gegeven toch akkoord te gaan met re-integratie via DSW. Verweerder heeft op 21 november 2002 een plan van aanpak opgesteld, uitgaande van re-integratie via DSW met aanvullende trainingen via DBC met als doel volledige terugkeer naar de arbeidsplaats. In dat kader heeft een intakegesprek plaatsgevonden met DSW-trajectbegeleider [naam trajectbegeleider]. Op 7 februari 2003 heeft de bedrijfsarts echter geadviseerd om voorafgaand aan de re-integratie en het begeleidingstraject bestaande "belemmeringen" en verschillen van inzicht weg te nemen. Verweerder heeft gelet daarop toegezegd een mediation -traject op te starten.

Bij besluit op bezwaar van 14 maart 2003 heeft het UWV/USZO bepaald dat de WAO-uitkering van eiseres met ingang van 4 maart 2002 wordt verhoogd en berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80 %. Bij besluit van 8 mei 2003 heeft het UWV/USZO besloten de WAO-uitkering van eiseres ongewijzigd voort te zetten in de klasse van 65 tot 80%. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

Naar aanleiding van voormeld besluit van het UWV/USZO van 8 mei 2003 heeft op 11 mei 2003 een gesprek plaatsgevonden waarin verweerder heeft medegedeeld van plan te zijn een FOA aan te vragen en een re-integratietraject via het Steunpunt Arbeidsreïntegratie op te zetten. Bij brief van 22 juli 2004 heeft verweerder bericht voornemens te zijn eiseres wegens arbeidsongeschiktheid per 1 maart 2005 te ontslaan en aangekondigd bij het UWV een FOA aan te vragen.

Op 13 september 2004 heeft het UWV een FOA uitgebracht. In het advies wordt geconcludeerd dat eiseres voor de functie van secretaresse op de voorgenomen ontslagdatum twee jaar arbeidsongeschikt is wegens ziekte of gebrek en dat naar verwachting ook nog zal zijn zes maanden na die datum.

Bij brief van 20 oktober 2004 heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres bericht dat eiseres zich niet zal neerleggen bij een medisch ontslag en is verzocht om toezending van de stukken.

Bij brief van 17 december 2004 heeft [naam reïntegratiemanager], reïntegratiemanager Servicepunt Arbeidsmarkt en Reïntegratie, naar aanleiding van een herplaatsingsonderzoek van verweerder bericht dat er geen vacatures zijn geweest waarop plaatsing van eiseres mogelijk was.

Bij brief van 21 januari 2005 heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres bericht dat eiseres gebruik wil maken van het recht te worden gehoord na ontvangst van de rapportage ter zake van het herplaatsingsonderzoek. Verweerder heeft op 15 februari 2005 een rapportage ter zake van re-integratieactiviteiten aan de gemachtigde van eiseres gezonden.

Bij besluit van 21 februari 2005 heeft verweerder eiseres met ingang van 1 maart 2005 eervol ontslag verleend. Tegen dit besluit heeft eiseres op 4 april 2005 bezwaar gemaakt. De gronden van het bezwaar zijn ingediend op 6 april 2005. De gemachtigde van eiseres heeft onder meer aangevoerd, dat eiseres ten onrechte niet in de gelegenheid is gesteld om zienswijzen naar voren te brengen.

Bij besluit van 2 maart 2005 heeft het UWV het bezwaar tegen het besluit van 8 mei 2003 gegrond verklaard en bepaald dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 8 mei 2003 wordt verhoogd naar 80 tot 100%.

Eiseres is op 5 december 2005 uitgenodigd om haar bezwaren tegen het opgelegde ontslag mondeling toe te lichten op de hoorzitting van 20 december 2005 van de Commissie voor bezwaarschriften in Algemene Rechtspositionele Aangelegenheden (Commissie ARA). In verband met een reeds door haar geplande vakantie heeft eiseres verzocht de hoorzitting te verzetten. De hoorzitting is niet verzet en eiseres is niet op de hoorzitting verschenen. Op 10 maart 2006 heeft de Commissie ARA geadviseerd het bezwaar van eiseres ongegrond te verklaren en het besluit van 21 februari 2005 ongewijzigd in stand te laten.

Bij besluit van 11 april 2006 heeft verweerder het bezwaar, onder overneming van de overwegingen van het advies, ongegrond verklaard.

Eiseres heeft op 23 mei 2006 beroep ingesteld. De gronden van het beroep heeft zij ingediend op 22 juli en 10 september 2006.

Verweerder heeft op 18 oktober 2006 de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de rechtbank toegezonden en een verweerschrift ingediend.

3.2. Standpunten van partijen

Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de Commissie ARA het besluit van verweerder zonder toetsing heeft overgenomen en haar onvoldoende tijd en gelegenheid heeft gegeven om haar standpunten nader toe te lichten. Voorts is volgens eiseres een onjuiste medische overweging aan het ontslag ten grondslag gelegd en heeft verweerder de adviezen van de bedrijfsarts daarbij niet betrokken. Eiseres meent daarnaast dat verweerder haar terugkeer op de werkplek en behandeling heeft tegengehouden en dat een deugdelijk re-integratieonderzoek en een juiste ondersteuning daarbij niet heeft plaatsgevonden.

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het ontslag is gebaseerd op juiste medische veronderstellingen en dat rekening houdend met het advies van de bedrijfsarts een FOA is aangevraagd. Verweerder heeft voorts aangevoerd dat er zich in de voornemen- en bezwaarfase geen onzorgvuldigheden hebben voorgedaan en dat eiseres gelegenheid geboden is om haar zienswijze te geven dan wel om op de hoorzitting te verschijnen. Volgens verweerder heeft hij diverse aanpassingen op de werkplek gerealiseerd en verschillende re-integratieactiviteiten bekostigd en is het herplaatsingsonderzoek voldoende zorgvuldig geweest. Het feit dat het re-integratietraject zo moeizaam verliep is naar de mening van verweerder te wijten aan de houding van eiseres.

3.3. Rechtsoverwegingen

Op grond van artikel 7:2 Awb stelt het bestuursorgaan, voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbende in de gelegenheid te worden gehoord. De rechtbank stelt vast dat verweerder eiseres bij brief van 5 december 2005 heeft uitgenodigd voor een hoorzitting op 20 december 2005. Bij email van 14 december 2005 heeft verweerder aan de toenmalige gemachtigde van eiseres bericht dat het verzoek om de hoorzitting te verzetten in verband met een door eiseres geplande vakantie niet wordt ingewilligd. De Commissie ARA heeft overwogen dat eiseres vroegtijdig is uitgenodigd voor de hoorzitting, dat pas op 14 december 2005 een verzoek om uitstel is gedaan in verband met vakantie, dat de commissie op dat moment al op de hoorzitting was voorbereid en dat aan het uitstellen van de hoorzitting bezwaren kleven.

Ter zitting heeft eiseres aangevoerd, dat in de periode voorafgaand aan de hoorzitting een wisseling van haar gemachtigde heeft plaatsgevonden en dat ook haar nieuwe gemachtigde niet ter hoorzitting kon verschijnen. Voorts heeft eiseres naar voren gebracht dat zij de uitnodiging voor de hoorzitting pas heeft ontvangen een dag voordat de 10 dagen termijn voor het inzenden van stukken was verstreken.

De rechtbank stelt voorop dat de wetgever een groot belang heeft gehecht aan een met voldoende waarborgen omklede bezwarenprocedure en dat de hoorplicht daarvan een essentieel onderdeel uitmaakt. Hoewel de rechtbank onderkent dat er bezwaren kleven aan het uitstellen van een hoorzitting is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval het verzoek om uitstel ten onrechte niet is gehonoreerd. De rechtbank betrekt in haar oordeel de aard en omvang van de zaak, de aard van het bestreden (ontslag)besluit en het gegeven dat de toenmalige gemachtigde van eiseres in de voorfase voorafgaand aan het primaire besluit heeft bericht dat eiseres wil worden gehoord, respectievelijk in de gelegenheid wil worden gesteld om zienswijzen in te brengen, terwijl het daadwerkelijk horen van eiseres dan wel het inbrengen van zienswijzen door eiseres ook in de voorfase uiteindelijk niet heeft plaatsgevonden. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het verzoek om uitstel van de hoorzitting weliswaar niet meteen na ontvangst van de uitnodiging is gedaan, maar wél tijdig voorafgaand aan de geplande hoorzitting. In dat verband acht de rechtbank verder nog van belang dat verweerder ervan op de hoogte was, dat er vlak voorafgaand aan het verzenden van de uitnodiging van de hoorzitting een wisseling van de gemachtigde aan de zijde van eiseres heeft plaatsgevonden.

Het voorgaande betekent dat sprake is van schending van de hoorplicht.

De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting aangevoerd dat de schending van de hoorplicht weliswaar (mede) grond is voor vernietiging van het bestreden besluit, maar dat het de voorkeur verdient dat de rechtbank inhoudelijk over de zaak beslist aangezien het alsnog horen van eiseres in bezwaar geen toegevoegde waarde zal hebben.

Mede gelet daarop ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak ter verdere afhandeling naar verweerder terug te verwijzen. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank haar standpunten voldoende naar voren kunnen brengen en de thans voorhanden zijnde gegevens acht de rechtbank toereikend om de zaak zelf inhoudelijk te beoordelen. De rechtbank overweegt in dat kader volgende.

Op grond van artikel 8:5, eerste lid, van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Groningen (ARG) kan aan de ambtenaar ontslag worden verleend op grond van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte. Dit ontslag mag ingevolge het tweede lid slechts plaatsvinden indien er sprake is van ongeschiktheid voor de vervulling van de betrekking wegens ziekte gedurende een periode van 24 maanden, herstel van de ziekte niet binnen een periode van 6 maanden na die 24 maanden is te verwachten en het na zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken de ambtenaar binnen de openbare dienst van de gemeente andere arbeid op te dragen.

De rechtbank zal in de eerste plaats de vraag beantwoorden of is voldaan aan de drie hierboven genoemde voorwaarden voor ontslag wegens arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte. De rechtbank stelt in dit kader vast, dat eiseres zich op 11 oktober 1999 heeft ziek gemeld als gevolg van RSI-klachten en dat verweerder bij besluit van 21 februari 2005 heeft besloten eiseres te ontslaan op grond van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte. Er is derhalve - dit staat tussen partijen ook niet ter discussie - voldaan aan de voorwaarde dat de ziekte van eiseres in ieder geval een periode van 24 maanden heeft geduurd. De rechtbank overweegt verder dat verweerder bij het UWV een FOA heeft aangevraagd en dat de arts van het UWV heeft geconcludeerd dat het de verwachting is dat eiseres 6 maanden na de voorgenomen ontslagdatum van 1 maart 2005 ook nog arbeidsongeschikt wegens ziekte of gebrek zal zijn. In het FOA is verder overwogen dat gebruik is gemaakt van de reeds aanwezige medische informatie en het advies van de arts van de arbodienst. De bedrijfsarts [naam bedrijfarts] heeft op 31 december 2003 gerapporteerd dat de doelstelling om te re-integreren in de eigen functie niet haalbaar is, terwijl naar zijn inschatting er voorts nauwelijks kans op een succesvolle re-integratie naar een andere functie is. Daar waar eiseres stelt dat geen rekening is gehouden met de adviezen van de bedrijfsarts kan de rechtbank haar gelet op het voorgaande niet volgen. Nu de rechtbank geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de door het UWV en de bedrijfsarts opgestelde adviezen, is de rechtbank van oordeel dat het ontslag wel degelijk op een juiste medische overweging berust.

Vervolgens overweegt de rechtbank dat verweerder heeft onderzocht of eiseres binnen de organisatie kon worden herplaatst. Door de re-integratiemanager is gerapporteerd dat er geen vacatures waren waarop plaatsing van eiseres mogelijk was. De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is, gelet op de door eiseres aangevoerde beroepsgronden, of verweerder zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de mogelijkheden van eiseres om andere arbeid binnen de organisatie te gaan verrichten. De rechtbank overweegt in dat verband het volgende. Op grond van de stukken - waarbij de rechtbank met name verwijst naar het overzicht van "Reïntegratie activiteiten bij mevrouw [eiseres]" - en hetgeen partijen ter zitting hebben verklaard, constateert de rechtbank dat vanaf de ziekmelding in 1999 tussen eiseres en verweerder meermalen contact is geweest waarbij verschillende re-integratiemogelijkheden binnen de oorspronkelijke functie van eiseres alsook daarbuiten aan de orde zijn geweest. Eiseres heeft op advies van de bedrijfsarts getracht terug te keren op haar werkplek en getracht haar werkuren langzaam uit te breiden en er heeft een werkplekonderzoek met daaruit volgende aanpassingen plaatsgevonden. Op kosten van verweerder is daarnaast een plan van het NRI opgesteld en uitgevoerd.

Verweerder heeft verder kosten vergoed van behandeling door een psycholoog, mensendiecktherapeut en fysio/ademtherapeut. In het kader van de re-integratie van eiseres zijn daarnaast contacten gelegd en afspraken gemaakt met DSW en DBC. Er is - weliswaar in een later stadium - een mediationtraject opgestart en eiseres is aangemeld bij het gemeentelijke Servicepunt Arbeidsmarkt en Re-integratie (SAR). De rechtbank merkt op, dat uit de stukken volgt dat het re-integratieproces niet gedurende de gehele ziekteperiode van eiseres even soepel is verlopen. De rechtbank acht het echter niet onaannemelijk dat daarbij een rol heeft gespeeld dat eiseres zichzelf niet in staat achtte om een aanvang met de re-integratieactiviteiten te maken. Die opstelling van eiseres is overigens - achteraf bezien - begrijpelijk, aangezien het UWV bij besluit van 2 maart 2005 eiseres met ingang van 8 mei 2003 voor 80-100% arbeidsongeschikt heeft bevonden. Wat daar verder ook van zij, gelet op alle voormelde omstandigheden en door verweerder ondernomen re-integratieactiviteiten deelt de rechtbank het standpunt van eiseres niet dat verweerder haar terugkeer naar de werkplek en behandeling heeft gefrustreerd en dat een deugdelijk re-integratieonderzoek niet heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op zorgvuldige wijze de mogelijkheden van re-integratie op de eigen werkplek en op andere functies binnen de organisatie onderzocht. De rechtbank komt daarmee tot het oordeel dat aan de in de ARG gestelde voorwaarden voor medisch ontslag is voldaan. Verweerder heeft voorts in redelijkheid tot het bestreden besluit kunnen komen.

Al het voorgaande overziend komt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit wegens schending van de hoorplicht ex artikel 7:2 lid 1 Awb niet in stand kan blijven. De rechtbank acht echter termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.

Wat betreft de door eiseres gevorderde schadevergoeding is de rechtbank in aansluiting bij het voorgaande van oordeel dat van voor vergoeding in aanmerking komende ten gevolge van het op procedurele gronden vernietigde besluit geleden schade niet is gebleken. Het verzoek om vergoeding van schade moet dan ook worden afgewezen.

De rechtbank ziet wel aanleiding om verweerder op grond van artikel 8:75, eerste lid, Awb , te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken en wijst de gemeente Groningen aan als de rechtspersoon die de kosten moet betalen. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaalt de rechtbank deze kosten op € 644,- zoals nader aangegeven op de bij deze uitspraak gevoegde bijlage. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, zal het door eiseres betaalde griffierecht van € 141,- door de gemeente Groningen aan eiseres moeten worden vergoed.

4. Beslissing

De rechtbank Groningen,

RECHT DOENDE,

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit van 11 april 2006;

- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het besluit van 11 april 2006 geheel in stand blijven;

- wijst het verzoek om schadevergoeding af;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in beroep tot een bedrag van

€ 644,- en bepaalt dat de gemeente Groningen deze kosten dient te betalen;

- bepaalt dat de gemeente Groningen aan eiseres het betaalde griffierecht van € 141,- dient te

vergoeden.

Aldus gegeven door mr. drs. A. Houtman en in het openbaar door haar uitgesproken op

2 oktober 2007 in tegenwoordigheid van mr. F. Aissa als griffier.

De griffier, De rechter,

De rechtbank wijst er op dat partijen en andere belanghebbenden binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Afschrift verzonden op:

typ: lg


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature