Betreft het beroep van de eigenaren van een villaboerderij met arbeiderswoning tegen de aanwijzing van die gebouwen als beschermd monument in de zin van de Monumentenwet. Het beroep wordt gegrond verklaard omdat niet is gebleken dat degene die het bestreden besluit namens de staatssecretaris heeft genomen (de secretaris-generaal) daartoe middels mandaat gemachtigd was. Ook achteraf is niet gebleken van een bekrachtiging dienaangaand.
Voorts heeft verweerder het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd op het punt van de door eisers gestelde emotionele bezwaren die zij hebben bij de aanwijzing, vanwege het oproepen van heftige herinneringen aan de tweede wereldoorlog.