U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Uitspraak



RECHTBANK TE GRONINGEN

SECTOR CIVIEL RECHT

MEERVOUDIGE KAMER

Reg.nr.: 51828/HA ZA 01-339

Uitspraak: 18 oktober 2002

V O N N I S

in de zaak van:

[appellant],

wonende te [woonplaats],

a p p e l l a n t,

advocaat mr. T. Meier,

procureur mr. M.A. Pasma,

en

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

g e ï n t i m e e r d e,

procureur mr. H.J. de Groot.

PROCESVERLOOP

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het tussenvonnis van 23 januari 2001 van de kantonrechter te Winschoten.

Bij exploot van 20 april 2001 heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen voornoemd tussenvonnis.

De conclusie van de memorie van grieven luidt:

"(...) het vonnis van de Kantonrechter te Winschoten op 23 januari 2001, tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde gewezen, te vernietigen en opnieuw rechtdoende, geïntimeerde alsnog te veroordelen tot betaling aan appellant tegen finale kwijting van de door appellant geleden schade, thans in verband met de vermeerdering van eis bedragende fl. 10.000,- met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties."

Bij memorie van antwoord is door geïntimeerde verweer gevoerd met als conclusie:

"(...) het hoger beroep af te wijzen en het vonnis van het Kantongerecht Winschoten d.d. 23 januari 2001 - voor zover nodig onder verbetering en/of aanvulling van gronden - te bekrachtigen, met veroordeling van appellant in de proceskosten van beide instanties.

Vervolgens heeft appellant een nadere memorie genomen.

Daarna heeft geïntimeerde - onder overlegging van een productie - eveneens een nadere memorie genomen.

Appellant heeft nog een akte genomen, waarna geïntimeerde een antwoordakte heeft genomen.

Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.

RECHTSOVERWEGINGEN

1. De grief

Appellant heeft één grief opgeworpen waarvan de inhoud luidt als volgt:

'De kantonrechter heeft ten onrechte beslist dat de zaak voor onbepaalde tijd wordt aangehouden en verstaan dat de meest gerede partij wederom plaatsing op de rol kan verzoeken, zodra het eindvonnis in de tussen [appellant] en Fisher Farma B.V. aanhangige procedure in kracht van gewijsde is gegaan'.

2. Vaststaande feiten

Nu tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 van het bestreden vonnis geen grieven zijn gericht zal ook in hoger beroep van die feiten worden uitgegaan. De rechtbank vult deze feiten als volgt aan.

Rechtbank Zwolle heeft op 28 februari 2001 een eindvonnis gewezen in de zaak tussen appellant en Fisher Farma B.V. Daarbij heeft de rechtbank voor recht verklaard dat Fisher Farma B.V. door het niet vermelden van reeds bekende bijwerkingen op de bijsluiter van het door haar geïmporteerde medicijn onrechtmatig jegens appellant heeft gehandeld en dienaangaande aansprakelijk is. Fisher Farma is ter zake van deze aansprakelijkheid veroordeeld tot betaling van fl. 500,- aan appellant. De rechtbank heeft appellant voor zover zijn vordering is gegrond op artikel 6:185 e.v. B.W. niet-ontvan kelijk verklaard en de vorderingen voor zover gegrond op artikel 6:162 e.v. B.W. afgewezen.

Fisher Farma B.V. is van dit vonnis in appèl gekomen en appellant heeft incidenteel appèl ingesteld.

3. Standpunt appellant

3.1 Naast geïntimeerde is ook de importeur van het bewuste geneesmiddel Fisher Farma B.V. aansprakelijk gesteld en gedagvaard voor de rechtbank Zwolle, omdat Fisher Farma B.V. en geïntimeerde hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door appellant geleden en in de toekomst nog te lijden schade. Het staat appellant vrij van beide partijen zijn gehele schade te vorderen, zij het dat de ene partij gekweten is voor zover de andere heeft betaald.

3.2 In deze en de Zwolse procedure is sprake van verschillende partijen met verschillende omstandigheden die al dan niet tot aansprakelijkheid kunnen leiden. De kantonrechter had gelet hierop de zaak niet moeten aanhouden, maar een uitspraak moeten doen over de aansprakelijkheid van geïntimeerde en de door appellant gestelde schade. Het oordeel op dit punt is ten onrechte afhankelijk gesteld van de uitspraak in het geschil tussen appellant en Fisher Farma B.V.

3.3 Appellant heeft de overweging van de kantonrechter inhoudende 'dat indien van een vergoeding van bedoelde schade door Fisher Farma B.V. sprake is voor het vorderen van een vergoeding van diezelfde schade van [geïntimeerde] geen plaats is', aldus opgevat dat, wanneer Fisher Farma B.V. de schade volledig vergoedt of zal moeten vergoeden, geïntimeerde daarnaast niet ook nog tot vergoeding kan worden aangesproken. Dit betekent echter niet dat geïntimeerde niet eveneens aansprakelijk kan worden gesteld voor dezelfde schade en gehouden is tot vergoeding voor zover Fisher Farma B.V. niet vergoedt.

4. Standpunt geïntimeerde

4.1 De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis beslist dat wat betreft de klachten van seksuele aard reeds een door de fabrikant (lees: importeur) te betalen vergoeding is vastgesteld en dat derhalve voor vergoeding van diezelfde schade door geïntimeerde geen plaats is. Voor het overige is de zaak aangehouden totdat een eindbeslissing is gegeven in de zaak tussen appellant en Fisher Farma. Nu dit eindvonnis al op 28 februari 2001 gewezen is had appellant de zaak opnieuw op de rol van de kantonrechter kunnen plaatsen - in plaats van bij dagvaarding van 20 april 2001 te appelleren - en dient hij in zijn beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard wegens gebrek aan belang.

4.2 Het staat de kantonrechter vrij om de onderhavige procedure aan te houden in afwachting van het eindvonnis in de procedure tegen Fisher Farma B.V. Het is een uiting van rechterlijke vrijheid om de procesgang te bewaken en zo in te richten dat de belangen van de bij een procedure betrokken partijen ten volle tot hun recht komen.

4.3 Appellant heeft bij dagvaarding geen hoofdelijke aansprakelijkheid gesteld. Daarnaast brengt het feit dat geïntimeerde niet aansprakelijk is jegens appellant mee dat er van hoofdelijkheid geen sprake kan zijn. Bovendien heeft appellant geen enkel belang bij de onderhavige procedure indien Fisher Farma B.V. wordt veroordeeld tot vergoeding van de door appellant geleden immateriële schade, omdat appellant dan geen schade meer heeft.

5. Beoordeling van het geschil

5.1 Nu tegen het eindvonnis van rechtbank Zwolle is geappelleerd is nog geen sprake van een in kracht van gewijsde gegaan eindvonnis tussen appellant en Fisher Farma B.V. De rechtbank kan gelet hierop geïntimeerde niet volgen in zijn stelling dat het appellant vrijstond de zaak opnieuw op de rol van de kantonrechter te plaatsen. Dit verweer kan dan ook niet leiden tot het niet-ontvankelijk verklaren van appellant in zijn beroep.

5.2 Voorts is de rechtbank van oordeel dat de kantonrechter de onderhavige zaak ten onrechte voor onbepaalde tijd heeft aangehouden in afwachting van een in kracht van gewijsde gegaan eindvonnis tussen appellant en Fisher Farma B.V. voorzover het gaat om een beslissing ten aanzien van de aansprakelijkheid. Deze laatste beslissing staat op zich immers los van die omtrent de schadeomvang en kan dus ook los daarvan worden genomen. Daarbij is niet van belang dat appellant ook Fisher Farma heeft aangesproken, aangezien het gaat om verschillende vormen van aansprakelijkheid.

Gelet op het vorenstaande had naar het oordeel van de rechtbank de kantonrechter in het belang van appellant in ieder geval een oordeel dienen te geven over de aansprakelijkheid van geïntimeerde.

5.3 De rechtbank zal het vonnis van de kantonrechter dan ook vernietigen als in het dictum vermeld en de zaak verwijzen voor verdere behandeling.

5.4 De rechtbank zal geïntimeerde als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze instantie veroordelen.

BESLISSING IN HOGER BEROEP

De rechtbank:

1. vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter te Winschoten d.d. 23 januari 2001 voorzover daarin is overwogen de beslissing over de aansprakelijkheid van geïntimeerde aan te houden en in zoverre opnieuw rechtdoende;

2. bepaalt dat de zaak op de rol van de rechtbank sector kanton wordt geplaatst van woensdag 13 november 2002 voor vonnis;

3. bekrachtigt het vonnis voor het overige;

4. verwijst de zaak naar de rol van rechtbank sector kanton om met inachtneming van dit vonnis verder af te worden gedaan;

5. veroordeelt geïntimeerde in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van appellant begroot op EUR 223,50 aan verschotten en EUR 272.--aan salaris van de procureur;

Dit vonnis is gewezen door mr. Praktiek, vice-president, Schuiling en Fokkema, rechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 oktober 2002 door mr. Oostdijk, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier.

nh Zaaktypering: 7.3.1.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature