U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Sprake van additionele werkzaamheden, werkzaamheden vloeien voort uit een speciaal voor eiser gecreëerde functie die is gericht op uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. Eiser heeft recht op premie als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Participatiewet .

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: 16/5296

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2017

in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.H.F.M. van Rijswijck),

en

[verweerder] te [plaats] , verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om hem de premie uit te betalen als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Participatiewet (Pw), afgewezen.

Bij besluit van 25 juli 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2017. Eiser is verschenen en heeft zich laten bijstaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordiger door gemachtigden M.M.A. de Kleine en M.G. Rietbergen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser ontvangt sinds 3 maart 2014 een uitkering op grond van de Wet Werk en bijstand (WWB), inmiddels op grond van de Pw. Eiser heeft gezondheidsbeperkingen. Van 17 maart 2015 tot 17 maart 2016 is eiser, met behoud van zijn uitkering, aangesteld als technisch medewerker bij de restauratie van kerk de [bedrijf] in [plaats] . Eiser begeleidt daar een aantal nog lerende medewerkers. Eiser heeft een aanvraag gedaan om in aanmerking te komen voor een premie als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Pw (de premie). Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het bezwaar is door verweerder voorgelegd aan de commissie bezwaarschriften van de [gemeente] . De bevindingen van de commissie zijn opgenomen in het advies van 18 april 2016. Uit het advies blijkt dat de commissie zich op het standpunt stelt dat aan eiser wel de premie dient te worden toegekend.

2. Bij bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. In tegenstelling tot het advies van de commissie stelt verweerder zich op het standpunt dat geen sprake is van een participatieplaats. De werkzaamheden die eiser heeft verricht, kunnen niet kunnen worden aangemerkt als additionele werkzaamheden. Ze hebben namelijk niet als doel om aan eiser werknemersvaardigheden aan te leren of te onderzoeken of eiser voldoende capaciteiten heeft om een dergelijke functie uit te kunnen voeren. Volgens verweerder is er geen sprake van een grote afstand tot de arbeidsmarkt, omdat vanaf het begin duidelijk was dat eiser de benodigde werknemerservaringen bezit.

3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder het begrip additionaliteit niet heeft uitgewerkt in beleid, waardoor de werkzaamheden dienen te worden getoetst aan de wet en de bedoeling van de wetgever. De verrichte werkzaamheden betreffen een speciaal voor eiser gecreëerde functie, gericht op re-integratie naar de arbeidsmarkt en doorstroming naar reguliere betaalde arbeid. De werkzaamheden waren gericht op het hervinden en ontwikkelen van de vaardigheden als werknemer, nu eiser altijd zelfstandige is geweest en nooit eerder als werknemer in een dergelijke gezagsverhouding heeft gewerkt. Het feit dat verweerder aangeeft dat geen sprake is van een participatieplaats is hierbij niet van belang, omdat het niet relevant is wat de intentie van verweerder was bij het organiseren van de werkplek.

4. Op grond van artikel 10a, eerste lid van de Pw , kan het college ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Pw , degene die algemene bijstand ontvangt en voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt, onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten gedurende maximaal twee jaar.

5. Onder additionele werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid worden op grond van het tweede lid primair op de arbeidsinschakeling gerichte werkzaamheden verstaan die onder verantwoordelijkheid van het college in het kader van deze wet worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

6. Op grond van het zesde lid verstrekt het college aan belanghebbende, telkens nadat hij gedurende zes maanden op grond van dit artikel additionele werkzaamheden heeft verricht, een premie als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onderdeel j, van de Pw , indien hij naar het oordeel van het college in die zes maanden voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces.

7. Uit de Memorie van toelichting bij de ‘Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen’ (MvT) bij de toelichting van artikel 10a wordt vermeld: ‘De werkzaamheden in een terugkeerbaan moeten aan twee voorwaarden voldoen, namelijk dat de werkzaamheden in het kader van de re-integratie van betrokkene worden verricht en dat het om additionele werkzaamheden gaat’ (Kamerstukken II 2005/2006, 30650, nr. 3, blz. 6).

8. De rechtbank stelt vast dat het eerste criterium, ‘dat de werkzaamheden in het kader van de re-integratie van betrokkene worden verricht’, niet in geschil is. Gelet op de stukken in het dossier en hetgeen ter zitting is verklaard, zijn zowel verweerder als eiser het erover eens dat de verrichte werkzaamheden op re-integratie waren gericht.

9. De rechtbank ziet zich daarom enkel nog gesteld voor de vraag of ook is voldaan aan het tweede criterium, ‘of het om additionele werkzaamheden gaat’.

10. Uit de MvT blijkt: ‘mensen verrichten werkzaamheden in een terugkeerbaan (de rechtbank leest: participatiebaan) in het perspectief van hun re-integratie. Dat wil zeggen dat de activiteit primair gericht moet zijn op het bevorderen van de mogelijkheden van de betrokkene om uit de bijstand te stromen naar reguliere arbeid en niet primair op het bedrijfsdoel van degene voor wie zij de werkzaamheden verrichten. Activiteiten kunnen niet het karakter hebben van gewone productieve arbeid. (…) het gaat zoals gezegd bij terugkeerbanen om additioneel werk. Additionaliteit houdt in dat het een speciaal gecreëerde functie betreft of een reeds bestaande functie die een uitkeringsgerechtigde alleen met speciale begeleiding kan verrichten (…) Gemeenten kunnen, indien gewenst, in beleidsregels het begrip additionaliteit uitwerken’ (Kamerstukken II 2005/2006, 30650, nr. 3, blz. 6 en 7).

11. Vaststaat dat het college geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om het begrip additionaliteit verder uit te werken in beleidsregels. Ook uit artikel 5 van de Re-integratie verordening Participatiewet [gemeente] (verordening) blijkt niet van een invulling van het begrip. De rechtbank zal bij de beoordeling dan ook uitgaan van het toetsingskader zoals hierboven vermeld, met in het bijzonder hetgeen vermeld onder 10. De rechtbank wijst hierbij op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 29 september 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3300) waaruit het hierboven geschetste toetsingskader blijkt.

12. De rechtbank stelt vast dat het begrip ‘additionaliteit’ inhoudt dat het een speciaal gecreëerde functie betreft. De werkzaamheden die eiser vervulde bij de [bedrijf] vloeiden naar oordeel van de rechtbank voort uit een speciaal voor hem gecreëerde functie. De rechtbank wijst in dat kader op een emailbericht van 8 maart 2016 van [betrokkene] , teammanager uitvoering van de [gemeente] . Uit het emailbericht is op te maken dat er een projectopdracht voor een leer- werkervaringsplaats bij de [bedrijf] is geschreven voor 15 mensen met een bijstandsuitkering. Hieruit leidt de rechtbank af dat de plaatsen voor deze mensen, waaronder eiser, speciaal zijn gecreëerd en dus nog niet bestonden. Ook uit het verslag van de vergadering van de Commissie bezwaarschriften gehouden op 5 april 2016 blijkt dat verweerder zelf aangeeft dat het project is ontstaan en eiser hier op verzoek van hemzelf terecht is gekomen. Verweerder heeft aangegeven dat geen sprake is van additionele werkzaamheden omdat ze niet als doel hebben om eiser vaardigheden aan te leren of te onderzoeken of eiser een dergelijke functie in een reguliere arbeidsplaats zou kunnen uitoefenen. De rechtbank is het niet eens met dit standpunt van verweerder. Uit het feit dat eiser altijd zelfstandig ondernemer is geweest en nooit eerder in een gezagsverhouding met een werkgever werkzaamheden heeft verricht, leidt de rechtbank af dat er wel degelijk sprake is van enige afstand tot de arbeidsmarkt. Daar komt bij dat verweerder herhaaldelijk heeft aangegeven dat de werkzaamheden van eiser binnen het project waren gericht op uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt. Reeds daarom is het naar oordeel van de rechtbank aannemelijk dat sprake is van additionele arbeid, bedoeld voor mensen zoals eiser om hen voor te bereiden op participatie in de reguliere arbeidsmarkt.

13. De rechtbank overweegt dat het feit dat er geen heldere afspraken op papier zijn gezet en het daarom voor alle betrokken partijen niet duidelijk was onder welke noemer eiser de werkzaamheden verricht heeft, daarbij niet relevant is. De intentie van verweerder is niet van belang, enkel van belang is of eiser voldoet aan de vereisten zoals genoemd in artikel 10a, eerste en tweede lid van de Pw . De rechtbank komt tot het oordeel dat eiser hieraan heeft voldaan en dus in aanmerking komt voor een premie, zoals bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Pw .

14. Gelet op het vorenstaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet voorts aanleiding zelf in de zaak te voorzien en het primaire besluit te herroepen door het toekennen en vaststellen van de hoogte van de premie als bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Pw . Ter zitting heeft verweerder kenbaar gemaakt dat, indien eiser recht zou hebben op de premie, deze € 720,- per zes maanden dient te bedragen. De rechtbank stelt vast dat eiser tweemaal zes maanden in de participatieplaats werkzaam is geweest. Dit betekent dat eiser recht heeft op een premie ten bedrage van

€ 1.440,-.

15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Voorts ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495, - en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

herroept het primaire besluit en gelast verweerder om aan eiser een premie te betalen van € 1.440,-;

gelast dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht groot € 46,- aan hem vergoedt;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 990,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Capitano, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 20 april 2017

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature