Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Korting inkomsten zelfstandige op WAO-uitkering. De rechtbank ziet geen aanleiding het door het UWV in aanmerking genomen inkomen voor onjuist te houden. Beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: 16/1369

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 april 2017

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.G.B. Bergenhenegouwen),

en

[verweerder] te [plaats] , verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2014 (het primaire besluit I) heeft verweerder besloten de uitkering van eiser ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 niet uit te betalen.

Bij besluit van 14 januari 2014 (het primaire besluit II) heeft verweerder besloten eiser over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 geen toeslag ingevolge de Toeslagenwet (TW) uit te betalen.

Bij besluit van 14 januari 2014 (het primaire besluit III) heeft verweerder de door eiser over 2012 ontvangen WAO-uitkering en toeslag, ter hoogte van € 11.289,36, teruggevorderd.

Bij brief van 24 januari 2014 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij binnen zes weken een bedrag van € 294,94 bruto dient terug te betalen.

Bij brief van 28 januari 2014 (het primaire besluit IV) heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij binnen zes weken een bedrag van € 10.994,42 bruto dient terug te betalen.

Bij besluit van 12 maart 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten I, II en III ongegrond verklaard.

Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Dit beroep is behandeld onder procedurenummer 14/2461. De rechtbank heeft op 21 juli 2015 het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit van 12 maart 2014 vernietigd en overwogen dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen.

Bij besluit van 22 januari 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen besluit I gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en de uitkering voor het jaar 2012 berekend uitgaande van een (fictieve) mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%, het bezwaar tegen besluit II ongegrond verklaard, het bezwaar tegen besluit III gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en de terugvordering op € 4.322,22 vastgesteld, en het bezwaar tegen besluit IV niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 februari 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door

J.M. Marquenie en arbeidsdeskundige bezwaar en beroep P.G. Reijnen.

Overwegingen

1.1

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.

1.2

Eiser is geboren [geboortedatum 1] . Eiser is werkzaam geweest als buschauffeur voor 16 uur per week bij [bedrijf] . Naast dit werk had eiser een eigen bedrijf in de vorm van een éénmanszaak, een reparatiebedrijf in witgoed. Aanvankelijk had hij vier medewerkers in loondienst. Met ingang van 11 oktober 1999 is eiser voor zijn werk als buschauffeur uitgevallen vanwege buikklachten. Volgens zijn aangifte inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen 1999 heeft hij in dat jaar een verlies uit onderneming geleden van € 65.491. Met ingang van 2 november 2000 is aan eiser een WAO-uitkering toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 45 tot 55. Met ingang van 1 december 2004 heeft verweerder de WAO-uitkering van eiser beëindigd omdat eiser weer was gaan werken als buschauffeur. Eiser heeft in 2004 zijn bedrijf verkocht. In 2005 is hij, na omscholing, als zelfstandig installatiemonteur gaan werken. Sinds 2004/2005 heeft eiser geen werknemers meer in dienst. Volgens de jaarrekeningen die voor zijn onderneming zijn opgemaakt, heeft eiser aan winst uit onderneming over het jaar 2006 € 12.200 genoten, over het jaar 2007 € 16.381, over 2008 € 13.129 en over 2009 -/- € 1.132. Nadien is eiser, op grond van dezelfde ziekteoorzaak, opnieuw uitgevallen voor de werkzaamheden als buschauffeur. Na een verkorte wachttijd van vier weken (Amber) is aan eiser bij beschikking van 14 juli 2011 met ingang van 16 april 2009 een WAO-uitkering toegekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100. Eiser heeft zijn werkzaamheden als zelfstandige in 2009 beëindigd. Met ingang van 1 juli 2011 heeft verweerder eiser naast de WAO-uitkering een toeslag ingevolge de TW toegekend.

Op 28 februari 2012 heeft eiser verweerder meegedeeld dat hij met ingang van 1 maart 2012 als zelfstandige zou gaan werken. Zijn inkomsten daaruit heeft hij geschat op € 2.500 per jaar. Verweerder heeft vervolgens de primaire besluiten I tot en met IV genomen en eisers bezwaren hiertegen bij besluit van 12 maart 2014 ongegrond verklaard.

1.3

Bij uitspraak van 21 juli 2015 heeft de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 12 maart 2014 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.

2. Verweerder heeft ter uitvoering van de onder 1.3 genoemde uitspraak het bezwaar tegen het primaire besluit I gegrond verklaard en besloten dat eisers WAO-uitkering in het jaar 2012 dient te worden uitbetaald naar de arbeidsongeschiktheidsklasse 65 tot 80%. Daarbij is verweerder uitgegaan van een zogenoemde gecombineerde maatman van buschauffeur voor 16 uur per week met een maatmaninkomen van € 22,54 per uur en zelfstandig ondernemer, reparatie witgoed, voor 65 uur per week met een maatmaninkomen over 2012 van € 30.458 (€ 16.243 belastbare winst + € 12.000 ondernemersaftrek + € 2.215 MKB-winstvrijstelling). Het aan de WAO-beoordeling toe te rekenen deel van de inkomsten uit zelfstandig ondernemerschap in 2012 heeft verweerder berekend op € 7,23 per uur ((16/81 x € 30.548): 52,2):16). Uitgaande daarvan heeft verweerder de fictieve mate van arbeidsongeschiktheid voor 2012 berekend op 67,9%. Verweerder heeft in verband hiermee ook het bezwaar tegen het primaire besluit III gegrond verklaard en het terug te vorderen bedrag verlaagd met € 7.056,14 tot € 4.322,22 bruto. Het bezwaar tegen het primaire besluit II heeft verweerder ongegrond verklaard en het bezwaar tegen het primaire besluit IV niet-ontvankelijk verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport ten grondslag van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep P.G. Reijnen van 18 december 2015.

3. De rechtbank overweegt als volgt.

4. Partijen zijn verdeeld over de vraag of verweerder de door eiser genoten inkomsten uit zijn onderneming mocht korten op zijn uitkering en zo ja, of de wijze waarop verweerder het voor het berekenen van de hoogte van de WAO-uitkering en het recht op toeslag in aanmerking te nemen deel van het inkomen als zelfstandige op het juiste bedrag heeft vastgesteld.

5.1

Eiser stelt in de eerste plaats dat verweerder bij de vaststelling van zijn WAO-uitkering op de voet van artikel 44 van de WAO moet uitgaan van het gemiddelde inkomen van zijn werkzaamheden als zelfstandige in de drie jaar voorafgaand aan zijn eerste ziektedag als buschauffeur in 1999. Volgens eiser moet, daarvan uitgaand, bezien worden in hoeverre het inkomen van eiser als zelfstandige het geïndexeerde maatmaninkomen te boven gaat en mag alleen dit meerdere in de berekening van zijn uitkering worden betrokken. Eiser stelt ook dat de omstandigheid dat verweerder het niet nodig heeft gevonden om gegevens over zijn inkomsten te bewaren of bij hem op te vragen, voor rekening van verweerder komt. Eiser stelt verder dat verweerder het recht om zijn WAO-uitkering over 2012 te herzien en terug te vorderen heeft verspeeld, omdat verweerder in eerdere jaren ook geen aanleiding heeft gezien om aan die inkomsten als zelfstandige gevolgen voor zijn uitkering te verbinden.

5.2

Verweerder heeft de urenomvang van eisers werkzaamheden als zelfstandig ondernemer op 65 uur per week vastgesteld. Dit is volgens verweerder, in samenspraak met eiser gedaan. Verweerder heeft er, naar aanleiding van de door eiser overgelegde aangifte Inkomstenbelasting 1999 op gewezen dat over 1999 een negatief bedrijfsresultaat is behaald van € 65.491. Verweerder stelt dat als van dit bedrijfsresultaat wordt uitgegaan, dan de maatman voor het zelfstandige ondernemerschap op nihil gesteld dient te worden en dat dit tot een voor eiser veel ongunstigere uitkomst leidt.

5.3

Uit de uitspraak van deze rechtbank van 21 juli 2015 volgt dat de bewijslast voor de vaststelling van de verdeling van de urenomvang tussen de werkzaamheden in loondienst en de werkzaamheden als zelfstandig ondernemer op verweerder rust. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat, nu het om een zogenoemde Amber-beoordeling gaat, de situatie bij de eerste toekenning van de WAO-uitkering in 1999 beslissend is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aan de op hem rustende bewijslast voldaan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiser met de vaststelling van de urenomvang van de werkzaamheden van eiser als zelfstandig ondernemer op 65 uur eiser niet tekort is gedaan. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat eiser in 1999 als zelfstandige naast zijn baan als buschauffeur meer heeft gewerkt dan 65 uur. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, als uitgegaan wordt van dat aantal uren per week en 40 werkweken op jaarbasis, dit gelet op de behaalde omzet en zonder rekening te houden met kosten zou neerkomen op een onwaarschijnlijke lage uurvergoeding (voor 2009 bijvoorbeeld € 2,65 (€ 6.667: (40 x 65)). De rechtbank acht het niet aannemelijk dat eiser aan zijn opdrachtgevers zo’n laag tarief in rekening bracht. De rechtbank verwijst eveneens naar een door verweerder op 15 december 1999 opgemaakte stuk met als opschrift “beeldvorming t.b.v. plan van aanpak”, volgens welk stuk eiser 35 tot 40 uur per week als monteur van witgoed werkte.

Er is gelet op het voorgaande in zoverre geen aanleiding het bestreden besluit voor onjuist te houden.

5.4

De omstandigheid dat verweerder in het verleden geen aanleiding heeft gezien eisers inkomen uit zelfstandig ondernemerschap bij de vaststelling van de WAO-uitkering te betrekken, leidt er naar het oordeel van de rechtbank niet toe dat aan verweerder op een veel later beoordelingstijdstip het recht is komen te vervallen om de uitkering en de toeslag alsnog op juiste wijze vast te stellen. Niet gebleken is dat verweerder de toezegging heeft gedaan dat de inkomsten uit zelfstandig ondernemerschap blijvend buiten beschouwing zouden blijven. Als er al sprake zou zijn geweest van een onjuiste beoordeling in het verleden –de rechtbank is hiervan niet gebleken- dan is verweerder niet gehouden een dergelijke onjuiste beoordeling ook naar de toekomst voort te zetten. De enkele omstandigheid dat eiser, zoals hij ter zitting heeft uitgelegd, persoonlijk contact met verweerder voorafgaande aan de primaire besluiten heeft gemist, is onvoldoende voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel.

6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, mr. H.J. Klein Egelink en

mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechters, in tegenwoordigheid van J. de Graaf, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 11 april 2017

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature