Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Rechtbank Gelderland veroordeelt een 25-jarige man voor diefstal met geweld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden. Ook moet de man een schadevergoeding aan het slachtoffer betalen.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : 05/882043-16

Datum uitspraak : 5 april 2017

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres] ,

thans gedetineerd te P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem.

Raadsvrouw: mr. S.R. van Laar, advocaat te Arnhem.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting

van 22 maart 2017.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij, op of omstreeks 26 november 2016 te Tolkamer, gemeente Rijnwaarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tablet (merk Samsung Galaxy Tab) en/of bijbehorende oplader en/of een hoeveelheid geld (van in totaal ongeveer 200 euro) en/of vier blikjes cola, in elk geval

enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, tezamen en in vereniging, althans alleen - een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op voornoemde [slachtoffer] en/of - (vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij op de bank moest zitten, omdat hij anders in zijn been zou worden geschoten en/of (meermalen) heeft geroepen 'ik schiet je door je been' en/of - (vervolgens) met voornoemd vuurwapen en/of met gebalde vuist (meermalen) op/tegen het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of - (vervolgens) met een (houten) afdekpaneel op/tegen het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen;

2A. Bewijsuitsluiting

Standpunt van de verdediging De verdediging stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van aangever, zoals afgelegd bij de politie, niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt omdat deze onbetrouwbaar zijn. Aangever heeft wisselend verklaard op essentiële punten, zoals onder meer het aanwezig hebben van een wapen en het weggenomen geldbedrag. Gelet op de tegenstijdigheden moeten deze verklaringen buiten beschouwing worden gelaten.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank stelt vast dat de verklaring van aangever steun vindt in overige bewijsmiddelen, in het bijzonder het uitgewerkte tapgesprek van 27 november 2016. Dat aangever op sommige punten wisselend heeft verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet onbegrijpelijk, omdat aangever zich schuldig maakt(e) aan de handel in hennep en hij zichzelf niet wilde belasten. In zijn aanvullende verklaring is aangever teruggekomen op zijn aangifte en heeft hij ook over zijn eigen aandeel verklaard. Aangever heeft niet op wezenlijke punten wisselend verklaard over hetgeen zich heeft afgespeeld nadat verdachte de woning van aangever was binnengekomen. De rechtbank verwerpt, gelet op vorenstaande, het verweer van de verdediging tot bewijsuitsluiting.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Op 26 november 2016 is verdachte samen met een verder onbekend gebleven persoon naar de woning van aangever, [slachtoffer] , in Tolkamer, gemeente Rijnwaarden gereden. In deze woning is een handgemeen ontstaan.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die voorhanden zijn.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uitgegaan dient te worden van de verklaring van verdachte dat niet hij, maar aangever degene was die het wapen had. Aangever was degene die het geld van verdachte wilde stelen. Voorts was er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de verder onbekend gebleven persoon die bij hem was.

Beoordeling door de rechtbank

Aangever heeft in zijn aanvullende verklaring als volgt verklaard. Verdachte nam op 26 november 2016 telefonisch contact op met aangever om dezelfde avond een zakje weed op te halen. Verdachte kwam daarop samen met een ander naar de woning van aangever. Aangever kende deze andere persoon niet. Vrijwel direct na binnenkomst in de woning, trok verdachte zijn op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Hij richtte dit op aangever en dreigde dat hij zou schieten. Aangever twijfelde aan de echtheid van het wapen en ging in verzet. Hij ging met verdachte in gevecht om het ‘wapen’ af te pakken. De tweede persoon was op dat moment bezig om een lade in de keuken te openen. Dit bleek een afdekplaat te zijn. De persoon trok deze afdekplaat los. Aangever denkt ook met deze afdekplaat te zijn geslagen. Door verdachte is hij vijf of zes keer hard op zijn hoofd geslagen met het vuurwapen. Aangever werd overmeesterd en hij moest op de bank gaan zitten. De tweede persoon liep in de bijkeuken. In de bijkeuken lag op de koelkast naast de magnetron contant geld. Aangever vocht met verdachte en gaf hem ook rake klappen. Al vechtend kwamen ze weer in de keuken terecht. Verdachte heeft een aantal keren geroepen dat hij aangever door zijn been zou schieten. Hij zei letterlijk: ‘Ik schiet je door je been, ik schiet je door je been!’De mededader vluchtte op het moment dat aangever en verdachte vanuit de woonkamer al vechtend terug de keuken in kwamen. Hij pakte uit de koelkast nog drie blikjes Pepsi Cola. Na afloop bleek daarnaast een gelbedrag van 2 briefjes van € 50,- en 5 of 6 briefjes van € 20,- te zijn weggenomen. Ook was de tablet van aangever, een Samsung Galaxy Tab S, met oplader weggenomen. Aangever heeft voorts verklaard dat verdachte een doorladende beweging heeft gemaakt met het wapen en dat hij een patroon op de grond had zien liggen. Dit patroon is ook door de verbalisanten ter plaatse gezien.

De rechtbank acht in dit verband het navolgende aan bewijsmiddelen van belang ter ondersteuning van de verklaring van aangever.

Bij aangever is op 27 november 2016 het volgende letsel geconstateerd: sneeën op het hoofd, een zwelling op het achterhoofd, zwelling op het linker jukbeen en een gezwollen rechtervuist.

Blijkens uitgewerkte tapgesprekken heeft verdachte (weergegeven als NN1) op 27 november 2016, kort na het incident, het volgende telefoongesprek gevoerd:

‘(..) Ja ik ben hier in dingeh man. Ik heb die gozer gepakt toch? Maarreh, mijn ding weigerde, en eh ja toen heb ik een paar klappen gegeven. Ik heb ook klappen gekregen, maarreh ... ik zit hélemaal onder zijn bloed.

NN2: Wanneer? Vanmiddag? Vanochtend?

NN1: Vannacht, gisterenavond

(..)

NN1: Ik heb alleen een blauw oog, voor de rest niet. Ja, euhm zijn bloed spoot alle kanten op man. Ik zit helemaal onder.

(..)

NN1: Ja, ik had die gozer de hele hele huis doorgeslagen daarzo.

(..)

NN2: Want eh eigenlijk die mannetje waar jij mee binnen ging die moest een knuppel hebben nog voor om hem klappen te geven. Dus jij moet die ding trekken en hij moet hem direct met ehm hoe jij hoe jij hoe jij die ding trekt moet hij gelijk met die knuppel bam eentje op zijn hoofd geven. Van eh wakker worden ouwe. NN1: Nee, ik trok aan die haak en toen weigerde die toch.

(..) NN2: Hoe kan dat ding weigeren man?

NN1: ja, weet ik ook niet man. NN2: oud ding.

(..)

NN2: Maar had ie wel waarde liggen of was ook nep eigenlijk nep.

NN1: Ja, ntv flink tegen in ieder geval.

NN2: Niet eens een liter.

NN1: nee, misschien eh totaal alles ik gok eh vijf zes barkie of zo.

NN2: Zes barkie gram of eh gewoon eh

NN1: nee doekoes.

NN2: Kanker broer. Voor ze. Maar je hebt het wel meegepakt?

NN1: Ja, moest wel toch?

(..)

NN1: Nee, ik ik ik was met hem de hele tijd aan het vechten en die gozer heeft gewoon gezocht maar hij heeft niet goed gezocht.. Maar ja. Hij was ook na vijf minuten al weg en ik stond daar gewoon tien minuten binnen.

(..)

NN2: Ja, Je moet wel weten, je weet wat je gaat doen. Je moet gewoon zeggen: he, ja ik ging gewoon voor de Wierie vriend.

NN1: Jawel toch.

NN2: Ik heb gewoon een wiet je bij hem gehaald enne en hij ik heb gewoon een eh ik ging gewoon een eh ik heb een kilootje bij hem gehaald.

NN1: en hij ging gek doen.

NN2: En hij flest mij of zoiets. Ja weet ik veel. Ik was in een, ja , hij wou mij rippen of zo. Ja, man. Ik wou gewoon zeggen hij wou mij rippen. Ik kwam daar met vijfduizend euro om een kilootje op te halen. Ineens trekt die gek gewoon een eh.’

Naar het oordeel van de rechtbank ziet dit telefoongesprek op het incident op 26 november 2016. Dit tapgesprek ondersteunt de verklaring van aangever. Verdachte zegt immers dat hij aan de ‘haak’ trok maar dat het ‘ding’ weigerde. De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte hier op het wapen doelt. Dit sluit aan op de verklaring van aangever dat er een doorladende beweging met het wapen werd gemaakt. Ook wordt er gesproken over dat het tegenvalt wat er was aangetroffen. Verder zegt verdachte dat hij helemaal onder het bloed zat van aangever en dat hij hem het hele huis rond had geslagen. Ook dit sluit aan bij het verhaal van aangever en bij het bij hem geconstateerde letsel en de bloedingen.

Daarnaast zegt verdachte in dit gesprek dat hij met een ander was die aan het zoeken was op het moment dat hij aan het vechten was. Die ander was al na vijf minuten weg. Dit sluit aan op de verklaring van aangever dat de tweede persoon aan het zoeken was en dat hij eerder vertrok dan verdachte.

De rechtbank schuift, gelet op vorenstaande, de verklaring van verdachte dat aangever de agressor was, als onaannemelijk terzijde. De rechtbank neemt hierbij mede in overweging dat verdachte geen openheid van zaken heeft willen geven. Hij heeft de naam van zijn medeverdachte niet willen geven, terwijl de medeverdachte de enige persoon is die het relaas van verdachte zou kunnen ondersteunen.

Ten aanzien van de vraag of er sprake is van medeplegen van het strafbare feit, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Verdachte is samen met zijn mededader naar de woning van aangever gereden. Er bestond een duidelijke rolverdeling tussen de twee daders. Verdachte had het wapen en richtte zich op de aangever. De mededader doorzocht ondertussen de woning. Hij was degene die de goederen uit de woning mee nam. De rechtbank oordeelt dat gelet op deze duidelijke rolverdeling, sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, waarbij zowel verdachte als medeverdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde. Dat de mededader wellicht eerder vertrok dan verdachte had verwacht, maakt dat niet anders. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.

Ten aanzien van het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om getuige [getuige] opnieuw te laten horen, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank wijst dit verzoek af nu het horen van deze getuige niet noodzakelijk is voor enig te nemen beslissing.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

hij, op of omstreeks 26 november 2016 te Tolkamer, gemeente Rijnwaarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tablet (merk Samsung Galaxy Tab) en/of bijbehorende oplader en/of een hoeveelheid geld (van in totaal ongeveer 200 euro) en/of vier blikjes cola, in elk geval

enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders de vlucht mogelijk te maken, en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, tezamen en in vereniging, althans alleen

- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op voornoemde [slachtoffer] en/of

- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij op de bank moest zitten, omdat hij anders in zijn been zou worden geschoten en/of (meermalen) heeft geroepen 'ik schiet je door je been' en/of

- ( vervolgens) met voornoemd vuurwapen en/of met gebalde vuist (meermalen) op/tegen het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen en/of

- ( vervolgens) met een (houten) afdekpaneel op/tegen het hoofd en/of het gezicht van die [slachtoffer] heeft geslagen.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad het bezit van het gestolene te verzekeren en de vlucht mogelijk te maken

5 De strafbaarheid van het feit

Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het verweer is echter niet uitdrukkelijk onderbouwd nu de raadsvrouw heeft nagelaten om een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van de rechtbank naar voren te brengen. Derhalve zal de rechtbank, zonder nadere motivering, voorbijgaan aan dit verweer.

Het feit is strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de rol van aangever ten aanzien van dit feit mee te wegen in de overwegingen ten aanzien van de straftoemeting.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:

- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 7 februari 2017;

- een voorlichtingsrapportage van Verslavingszorg Nederland, gedateerd 7 maart 2017;

- een monodisciplinair rapport van drs. [naam] , psycholoog, gedateerd 17 februari 2017.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld in de woning van aangever. Het heeft alle schijn van een zogenaamde ripdeal. Verdachte heeft telefonisch contact gezocht met aangever en gevraagd of het mogelijk was om een zakje wiet te kopen. Verdachte is samen met zijn medeverdachte naar de woning van aangever gereden en na binnenkomst heeft hij een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tevoorschijn gehaald en aangever daarmee bedreigd. Aangever is door verdachte en medeverdachte geslagen met een afdekpaneel van een keukenla en het wapen. De medeverdachte is op zoek gegaan naar geld en waardevolle goederen in de keuken van aangever, terwijl verdachte geweld uitoefende op de aangever. Nadat de medeverdachte de woning met de goederen en het geld van aangever had verlaten, is verdachte blijven inslaan op aangever. Verdachte heeft met zijn medeverdachte enkel en alleen het oog gehad op het wegnemen van goederen en daarbij het benodigd geweld daadwerkelijk aangewend met het oogmerk om de diefstal gemakkelijk te maken, de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren. Dit is een zeer ernstig feit.

De rechtbank constateert dat ten tijde van het opstellen van het reclasseringsadvies onduidelijk is gebleven in hoeverre verdachte daadwerkelijk bereid was om mee te werken aan het plan van aanpak. De reclassering heeft geadviseerd om een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden indien verdachte bereid is om medewerking te verlenen aan een behandeltraject. De rechtbank heeft ter terechtzitting niet de overtuiging gekregen dat verdachte bereid is om zijn medewerking te verlenen aan een behandeltraject nu verdachte heeft verklaard dat een behandeling niet nodig is.

Omrent de geestvermogens van verdachte is een Pro Justitia rapport uitgebracht door psycholoog [naam] op 17 februari 2017. Dit rapport houdt kort weergegeven onder meer het volgende in. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een autisme spectrum stoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Een advies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en interventies ter beperking van het recidiverisico is achterwegen gebleven wegens de ontkennende houding van verdachte. Duidelijk wordt echter dat de combinatie van een autisme spectrum stoornis en de antisociale persoonlijkheidsstoornis, de kans op aanvaringen met justitie sterk verhoogt, aldus de psycholoog.

Verdachte liep blijkens zijn strafblad ten tijde van het begaan van dit feit in een proeftijd met diverse bijzondere voorwaarden en daarnaast is hij meerdere malen veroordeeld tot (deels voorwaardelijke) werk- en gevangenisstraffen voor het plegen van vermogensdelicten, hetgeen hem niet heeft weerhouden om het bewezenverklaarde feit te plegen. Gezien het voorgaande zal de rechtbank rekening houden met de recidive in de straftoemeting. Voorts is voor de straftoemeting van belang dat het feit is gepleegd onder bedreiging van een wapen. Het geweld aan de zijde van verdachte en diens medeverdachte is fors geweest. Aangever heeft hierdoor aanzienlijk letsel opgelopen. De rechtbank acht derhalve de straf zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden.

7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. De ter zitting aangepaste vordering bedraagt € 11.394,55, waarvan € 7.500,- aan immateriële schade.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw van verdachte heeft primair geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw gemotiveerd verweer gevoerd.

Ten aanzien van de vordering met betrekking tot de reiskosten heeft de raadsvrouw aangevoerd dat aangever inmiddels gecompenseerd is als getuige en er geen aanleiding bestaat om een hogere vergoeding toe te kennen.

Ten aanzien van de vordering met betrekking tot het weggenomen geldbedrag en de tablet heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en voorts geen rekening is gehouden met de afschrijving zoals dat gebruikelijk is bij een tablet.

Ten aanzien van de vordering met betrekking tot de gevorderde schade aan de kleding van de benadeelde partij heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering op dit onderdeel onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de vordering aanzienlijk te matigen.

Ten aanzien van de lampenkap en de binnendeuren heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het verband met het tenlastegelegde niet is gebleken.

Ten aanzien van de vordering met betrekking tot het eigen risico van de zorgverzekering heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze als toekomstige schade dient te worden beschouwd en derhalve niet tot toewijzing vatbaar is.

Ten aanzien van de vordering met betrekking tot het tapijt heeft de raadsvrouw aangevoerd dat dit inmiddels zes jaar oud is en zij verzoekt daarom niet het gehele aankoopbedrag toe te wijzen. Voorts is het onduidelijk of het tapijt gereinigd kan worden. Gelet hierop levert de begroting van de schade een onevenredige belasting van het strafgeding op.

Ten aanzien van de vordering met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze aanzienlijke gematigd dient te worden wegens eigen schuld van de benadeelde partij.

Beoordeling door de rechtbank

Ten aanzien van de materiële schade.

Reiskosten, weggenomen geldbedrag van € 200, lampenkap en het eigen risico met betrekking tot de ziektekostenverzekering.

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot het gevorderde bedrag van € 385,95 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank acht de vordering - nu het tenlastegelegde bewezen is verklaard en de vordering voldoende is onderbouwd - toewijsbaar.

Telefoonkosten, parkeerkosten en de kosten voor de reparatie van de afdeklade.

Deze posten zijn niet betwist door de verdediging en komen de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank zal de vordering van € 90,60 dan ook in haar geheel toewijzen.

Samsung tablet

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen schade heeft geleden. De gestelde omvang van de schade is echter onvoldoende aannemelijk geworden, nu kennelijk geen rekening is gehouden met de gebruikelijke afschrijving. De rechtbank acht de vordering daarom tot een bedrag van € 356,15 gegrond en voor toewijzing vatbaar, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met een afschrijvingspercentage van 15%. Tot dat bedrag is de vordering onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw weersproken. De benadeelde partij wordt in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.

Binnendeuren

Naar het oordeel van de rechtbank is deze post onvoldoende onderbouwd. Dit deel van de vordering wordt derhalve niet-ontvankelijk verklaard.

Het tapijt en de kleding

Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij schade heeft aan zijn kleding en aan het tapijt. Niet is exact vast te stellen wat de waarde is van deze goederen (mede indachtig de afschrijving). De rechtbank zal gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid om de hoogte van een toe te kennen bedrag vast te stellen. De rechtbank stelt het bedrag naar redelijkheid vast op € 200,- voor de kleding en € 200,- voor het tapijt. De rechtbank zal in totaal voor deze posten derhalve een bedrag van € 400,- toewijzen. De benadeelde partij wordt in zijn vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.

Ten aanzien van de immateriële schade.

Aan de benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek , is voldaan. Echter naar het oordeel van de rechtbank vergt behandeling van de civiele vordering een nader onderzoek naar het verband met het bewezenverklaarde waarop de aansprakelijkheid berust en als gevolg daarvan aan verdachte kan worden toegerekend nu de onderbouwing ontbreekt en derhalve geen schatting door de rechtbank kan plaatsvinden. Een dergelijk onderzoek betekent echter een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

De benadeelde partij vordert tevens vergoeding van de rechtsbijstandskosten die zij heeft gemaakt ter verkrijging van schadevergoeding in de onderhavige strafprocedure. Deze kosten, die toewijsbaar zijn op de voet van artikel 592a Sv, worden naar maatstaven van billijkheid begroot op € 143,-.

Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij. De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten, is daar niet bij inbegrepen.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht .

9 De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden;

 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

 De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

Veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 1.232,70 (zegge: twaalfhonderdtweeëndertig euro en zeventig cent), vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 143,- (zegge honderddrieënveertig euro);

verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;

legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.232,70 (twaalfhonderdtweeëndertig euro en zeventig eurocent), met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 22 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;

bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Jansen-van Leeuwen (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. E.M. Vermeulen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema en A. Ok, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 april 2017.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant van de politie eenheid Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2016580324, gesloten op 3 februari 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Een proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] door de rechter-commissaris; de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 22 maart 2017.

Een proces-verbaal van verhoor aangifte van [slachtoffer] , p. 23-28 met bijlage goederen, p. 29.

Een proces-verbaal sporenonderzoek, p. 53 en foto 20 en 21, p. 70.

een geneeskundige verklaring, p. 30 en foto’s van het letsel p. 33 en 34.

De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 22 maart 2017.

Een uitgewerkt tapgesprek, p. 79-81.

Foto’s, p. 33 en 34.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature