Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Naar het oordeel van de wrakingskamer is de gang van zaken omtrent de planning en behandeling van de zaak tegen verzoeker niet zodanig dat daaruit enige vooringenomenheid bij de rechter kan worden afgeleid noch dat bij verzoeker de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kon zijn ontstaan.

Afwijzing wrakingsverzoek.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen

Meervoudige wrakingskamer

Zaaknummer: C/05/296609 / KZ RK 16/40[jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]

Beslissing van 8 februari 2016 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

[verzoeker] ,

wonende [woonplaats ] ,

hierna te noemen: verzoeker,

strekkende tot de wraking van

mr. D.T. Boks,

rechter in deze rechtbank,

hierna te noemen: de rechter.

1 Het verloop van de procedure

Op 28 januari 2016 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend. Omdat de civiele zaak, waarin verzoeker de gerekestreerde is, op 28 januari 2016 zou worden behandeld door

mr. Boks, heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek aangemerkt als te zijn gericht tegen mr. Boks.

Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit het wrakingsverzoek van 28 januari 2016 en de schriftelijke reactie van de rechter.

Het wrakingsverzoek is behandeld ter zitting van 8 februari 2016. Verzoeker en de rechter zijn daarbij niet verschenen.

Er is mondeling beslist op het wrakingsverzoek. Deze schriftelijke beslissing behelst de weergave van die mondelinge beslissing.

2 Het wrakingsverzoek

Verzoeker heeft in zijn wrakingsverzoek aangevoerd dat hij heeft verzocht om uitstel voor het indienen van gronden (en daarmee uitstel van de zitting) en dat de brief van de rechtbank van 11 januari 2016 daar geen recht aan doet. Overigens is die brief van de rechtbank niet per aangetekende post, maar per gewone post verzonden. Hierdoor is verzoeker pas op 27 januari 2016 op de hoogte geraakt van de brief en de inhoud daarvan. Er is sprake van een ernstige schending van procedurele rechten en de rechtszekerheid.

3 Het standpunt van de rechter

De rechter heeft schriftelijk medegedeeld dat zij niet berust in de wraking. Zij heeft daarbij gesteld dat verzoeker de gelegenheid heeft gekregen zijn bezwaren kenbaar te maken. Behandeling van de zaak van verzoeker is gepland op de eerstvolgende rekestenzitting, te weten op 28 januari 2016, zoals gebruikelijk in zaken als die van verzoeker, waarbij het gaat om het inroepen van een beheersbeding. Dit was niet ingegeven door enige vooringenomenheid. Verzoeker had tijdens die zitting zijn bezwaren nader kunnen toelichten dan wel om aanhouding kunnen vragen omdat hij onvoldoende voorbereidingstijd had. Nadat de zitting gepland was, is geen bericht meer van verzoeker ontvangen.

4 Beoordeling door de wrakingskamer

4.1

Verzoeker is gerekestreerde in een civiele procedure met ABN AMRO Bank N.V. als verzoekende partij.

Bij brief van 10 januari 2016 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het beheers-/ontruimingsverzoek van ABN AMRO van 24 december 2015. Hij heeft verzocht om een termijn van acht weken voor het indienen van de inhoudelijke gronden van zijn verweer.

Bij brief van 11 januari 2016 heeft de rechtbank verzoeker gemeld dat zijn zaak ter zitting zal worden behandeld op 28 januari 2016 om 10:30 uur.

Afgezien van de brief van verzoeker van 28 januari 2016, waarin hij zijn wrakingsverzoek doet, heeft de rechtbank geen reactie van verzoeker ontvangen.

4.2

Op 8 februari 2016 omstreeks 15:00 uur, een uur voor de geplande behandeling van het wrakingsverzoek, heeft verzoeker telefonisch verzocht om uitstel. Dat verzoek is mondeling afgewezen. Hierbij is van belang dat verzoeker ruim op tijd was uitgenodigd voor de zitting van de wrakingskamer en de rechtbank er aan hecht voortvarend te werk te gaan. Verzoeker had zijn verzoek ter zitting nader kunnen toelichten en onderbouwen.

4.3

Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Beoordeeld moet worden of de door verzoeker aangevoerde gronden dergelijke uitzonderlijke omstandigheden opleveren.

4.4

De wrakingskamer overweegt dat de behandeling ter zitting van de procedure tegen verzoeker op de in dergelijke zaken gebruikelijke wijze is gepland, namelijk op de eerstvolgende zittingsmogelijkheid. Hierbij is van belang dat in procedures die betrekking hebben op het inroepen van een beheersbeding behandeling op korte termijn nodig is.

Verzoeker heeft niet eerder dan op 28 januari 2016, de ochtend van de zitting en met de indiening van het wrakingsverzoek, gereageerd op de uitnodiging voor die zitting en dus ook niet voor dat moment verzocht om behandeling op een andere datum. Voor zover de brief van verzoeker van 10 januari 2016 al opgevat had moeten worden als een verzoek om uitstel van de behandeling van de procedure, had het op zijn weg gelegen om, na ontvangst van de uitnodiging voor de zitting van 28 januari 2016, tijdig contact op te nemen met de rechtbank. De wrakingskamer wijst er ook op dat verzoeker de gestelde onmogelijkheden aan zijn kant om tijdig inhoudelijke bezwaren te formuleren ook aan de orde had kunnen stellen op de zitting van 28 januari 2016.

Naar het oordeel van de wrakingskamer is de gang van zaken omtrent de planning en behandeling van de zaak tegen verzoeker niet zodanig dat daaruit enige vooringenomenheid bij de rechter kan worden afgeleid noch dat bij verzoeker de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kon zijn ontstaan.

Het wrakingsverzoek wordt dan ook afgewezen.

5 De beslissing:

De rechtbank:

- wijst het wrakingsverzoek af.

Deze beslissing is gegeven door mr. S.A.M. Vrendenbarg-Elsbeek, mr. L.J.P. Lambooij en mr. F.J.H. Hovens, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2016.

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature