Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Degene aan wie na de peildatum bij koop (of andere overeenkomst) een planschadeclaim is overgedragen – en dus op de peildatum geen belanghebbende was – kan geen belanghebbende bij de beoordeling van het planschadeverzoek zijn geworden.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 16/3124

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], eiseres (hierna ook: [eiseres] ),

en

[verweerder] , verweerder.

Procesverloop

Bij beslissing van 30 september 2015 (de primaire beslissing) heeft verweerder het verzoek afgewezen van eiseres tot heropening van het dossier inzake een planschadeverzoek.

Bij besluit van 12 april 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2016. Eiseres is vertegenwoordigd door [eiseres] , vergezeld van [eiseres] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde M. Oldenboom.

Overwegingen

Feiten

1. [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) heeft op 29 juni 2010 een verzoek ingediend om een tegemoetkoming in planschade (vermogensschade en inkomensschade) door de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Buitengebied [plaats] 2004” voor enige percelen (deels eigendom en deels gepacht) aan de [adres] te [plaats] , waar zij haar boomkwekerij exploiteerde. Verweerder heeft het verzoek in behandeling genomen. Op verzoek van verweerder is terzake een planschadeadvies uitgebracht door adviesbureau “Haute Equipe”. Nadat [betrokkene] op 15 oktober 2013 failliet is verklaard heeft verweerder “het dossier gesloten” zonder op het verzoek te hebben beslist. De curator in het faillissement van [betrokkene] heeft – blijkens het openbaar faillisementsverslag van 16 juli 2014 – besloten om geen actie terzake van het planschadeverzoek van [betrokkene] te ondernemen. Op 18 november 2013 is het faillissement van [betrokkene] bij gebrek aan baten opgeheven. [eiseres] is op 25 november 2013 opgericht. Blijkens het gedeelte van de “activaovereenkomst curator/koper” dat zich in het dossier bevindt heeft [eiseres] door koop [betrokkene] overgenomen van de curator. Vast staat dus dat [eiseres] op de peildatum voor de indiening van het planschadeverzoek geen eigenaar was van de betrokken percelen en ook anderszins geen beschikking daarover had; zij bestond toen immers nog niet.

Het verzoek van [eiseres]

2. [eiseres] heeft verweerder verzocht om het gesloten dossier te heropenen en betoogt dat zij [betrokkene] volledig heeft overgenomen, dus ook de aanspraak die [betrokkene] heeft gedaan op tegemoetkoming in planschade in het door verweerder gesloten dossier. Verweerder heeft bij zijn primaire beslissing het verzoek afgewezen en heeft vervolgens het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Ambtshalve door de rechtbank te beoordelen kwestie

3. De rechtbank dient – los van hetgeen partijen daaromtrent hebben aangevoerd – ambtshalve te beoordelen of [eiseres] kan worden aangemerkt als belanghebbende, zoals bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bij heropening van het door verweerder gesloten planschadedossier met betrekking tot het door [betrokkene] ingediende verzoek. Indien [eiseres] niet kan worden aangemerkt als belanghebbende als evenbedoeld, dan is haar verzoek niet aan te merken als een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, en de (afwijzende) beslissing van verweerder, gelet op artikel 1:3, tweede lid, niet als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, waartegen – gelet op artikel 7:1, eerste lid, in samenhang met artikel 8:1, eerste lid – bezwaar kon worden gemaakt, zodat het niettemin door [eiseres] gemaakte bezwaar dus niet-ontvankelijk – in plaats van ongegrond – had behoren te zijn verklaard.

Jurisprudentie

4. In onder meer de uitspraak van 13 augustus 2008 (ECLI:NL:RVS:2008:BD9961) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwogen dat onder de criteria voor planschade uitsluitend voor vergoeding in aanmerking kan komen waardevermindering van onroerend goed waarvan de verzoeker eigenaar is ten tijde van de peildatum, omdat alleen het vermogen van de eigenaar daardoor rechtstreeks wordt getroffen. Aan de omstandigheid dat de vorige eigenaren bij privaatrechtelijke overeenkomst hun aanspraken op vergoeding van planschade aan appellant hebben overgedragen, komt in het kader van de beoordeling van het verzoek om planschade dan ook geen betekenis toe.

5. Deze jurisprudentie komt erop neer dat in elk geval geen belanghebbende bij een planschadeverzoek is (a) degene die op de peildatum geen formeel-juridisch eigenaar is van percelen waarvan de waarde beweerdelijk is gedaald (vermogensschade) en (b) degene die op die datum niet als eigenaar of pachter de beschikking heeft over percelen waarvan de exploitatiemogelijkheden beweerdelijk zijn verminderd (inkomensschade). Voorts volgt uit deze jurisprudentie dus dat ook degene aan wie na de peildatum bij privaatrechtelijke overeenkomst (bijvoorbeeld koop) een planschadeclaim is overgedragen daardoor niet alsnog belanghebbende kan zijn geworden.

Beoordeling

6. In het onderhavige geval heeft [eiseres] [betrokkene] gekocht. Uit het vorenstaande volgt dat [eiseres] – die ten tijde van de peildatum geen belanghebbende bij het planschadeverzoek van [betrokkene] was en kon zijn – door de koop van [betrokkene] niet alsnog belanghebbende bij de beoordeling van de planschadeclaim van [betrokkene] kan zijn geworden. Dat, zoals eiseres het noemt, de overname van [betrokkene] “volledig” is geweest en dus ook “geruisloos” de planschadeclaim omvatte, is niet relevant. Een andere rechtsopvatting hierover is niet aanvaardbaar. In dit verband wijst de rechtbank op het volgende. [eiseres] kan niet door de planologische wijziging zijn getroffen; zij bestond immers op de peildatum nog niet. De mogelijk door [betrokkene] geleden planschade heeft [eiseres] dus niet geleden; die kan alleen door [betrokkene] zijn geleden. [eiseres] moet als redelijk denkende en handelende koper geacht worden bij de koopprijs de beweerdelijk door [betrokkene] geleden schade te hebben ingecalculeerd; en als zij dat niet heeft gedaan, is dat haar eigen verantwoordelijkheid en in elk geval geen schade ten gevolge van een planologische wijziging. Bovendien: voor zover er een aanspraak op vergoeding van de beweerdelijk door [betrokkene] geleden planschade kon worden gemaakt, zou die vergoeding niet aan [betrokkene] of [eiseres] toekomen, maar ten goede van schuldeisers van [betrokkene] behoren te zijn gekomen, nu het faillissement immers is opgeheven bij gebrek aan baten.

Conclusie

7. Uit de vorenstaande ambtshalve overwegingen volgt dat [eiseres] geen belanghebbende is, haar verzoek dus geen aanvraag, en de (afwijzende) beslissing daarop dus geen besluit, in de zin van de Awb. Verweerder heeft het bezwaar derhalve ten onrechte ongegrond, in plaats van niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is dus gegrond, ook al schiet eiseres daarmee inhoudelijk niets op. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen. Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb zal de rechtbank het bezwaar zelf voorziend niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Verweerder hoeft dus niet opnieuw te beslissen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu niet is gebleken van daarvoor in aanmerking komende kosten. Verweerder zal wel worden opgedragen het door eiseres betaalde griffierecht (€ 334) te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 334 aan haar vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Groverman, rechter, in tegenwoordigheid van mr. T. Gelo, griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature