Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Vordering tot opheffen executoriaal beslag opgeheven. Verjaring dwangbevel.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zutphen

zaaknummer / rolnummer: C/05/296099 / KZ ZA 16-16

Vonnis in kort geding van 27 januari 2016

in de zaak van

1. de stichting

STICHTING NATUUR-GETROUW,

gevestigd te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,

2. de stichting

STICHTING TRIPLE-A-VV NEDERLAND,

gevestigd te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,

eiseressen,

advocaat mr. A. Hofman te Barneveld,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE PUTTEN,

zetelend te Putten,

gedaagde,

advocaat mr. E.I. Speelman en mr. B. Veldman te Arnhem.

Partijen zullen hierna de stichtingen en de gemeente genoemd worden. De stichtingen zullen waar nodig afzonderlijk van elkaar respectievelijk Natuur-Getrouw en Triple-A-VV genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding

de mondelinge behandeling

de pleitnota van de stichtingen

de pleitnota van de gemeente

de aanhouding ten behoeve van het beproeven van een schikking

het bericht van 26 januari 2016 waarin de voorzieningenrechter is verzocht om vonnis te wijzen.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald en is in de vorm van een kop/staart-vonnis uitspraak gedaan. Die uitspraak is gebaseerd op de navolgende overwegingen.

2. De feiten

2.1.

De stichtingen zijn in 2013 opgericht door de heren [naam A] en [naam B] (hierna te noemen: vader en zoon). Op 25 juni 2013 is Natuur-Getrouw eigenaar geworden van een bosperceel aan de Ridderwal en de Pasdijk te Putten, kadastraal bekend gemeente Putten, [kadastraal nummer] (hierna: het bosperceel). In verband met de aankoop van het perceel heeft Natuur-Getrouw een bedrag van € 90.190,00 van Triple-A-VV geleend. Het betreft een rentevrije lening met een looptijd die in beginsel eindigt op 1 juli 2038. In een door zoon ondertekende “Schuldbekentenis” van 23 juni 2013 is opgenomen dat Triple-A-VV een bedrag van € 90.190,00 van zoon heeft geleend“voor onbepaalde tijd, nader overeen te komen termijn ten behoeve voor de 1e hypotheek grondaankoop van de Stichting Natuur Getrouw”. Op 11 september 2013 is ten behoeve van Triple-A-VV een recht van hypotheek op het bosperceel gevestigd.

2.2.

Natuur-Getrouw heeft na aankoop van het bosperceel daar voorzieningen op aangebracht, zoals een overkapping, een waterpomp, een toegangspoort, een hekwerk, een waterpartij, bankjes, bruggetjes en wandelpaden van houtsnippers.

2.3.

Bij beschikking van 23 augustus 2013 heeft de gemeente Natuur-Getrouw gelast de bouwwerkzaamheden op het bosperceel per direct te staken en aan Natuur-Getrouw een dwangsom van € 10.000,00 opgelegd om te voorkomen dat de bouwwerkzaamheden (gebouw waterput, schuilgelegenheid en schaftkeet) op het bosperceel worden voortgezet.

2.4.

Bij beschikking van 28 november 2013 heeft de gemeente aan Natuur-Getrouw een dwangsom van € 10.000,00 opgelegd om te voorkomen dat de bouwwerkzaamheden op het bosperceel worden voortgezet.

2.5.

Bij invorderingsbeschikking van 3 december 2013 (op 5 december 2013 aangetekend aan Natuur-Getrouw verzonden) heeft de gemeente geconstateerd dat de bouwactiviteiten zijn voortgezet ondanks de lastgeving van 28 november 2013 en dat Natuur-Getrouw daardoor de dwangsom van € 10.000,00 heeft verbeurd. Natuur-Getrouw is verzocht om het verschuldigde bedrag binnen 6 weken aan de gemeente over te maken.

2.6.

Een deel van de bouwwerken is door de gemeente op 21 december 2013 door middel van bestuursdwang verwijderd.

2.7.

Bij aangetekende brief van 23 december 2013 heeft de gemeente aan Natuur-Getrouw een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende dat Natuur-Getrouw

voor 8 januari 2014 bouwwerken, bankjes en bruggetjes van het bosperceel blijvend dient te verwijderen op straffe van een dwangsom van € 10.000,00,

voor 10 januari 2014 de waterpartij blijvend dient te verwijderen op straffe van een dwangsom van € 10.000,00,

voor 10 januari 2014 de paden (houtsnippers) blijvend dient te verwijderen op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 en

voor 10 januari 2014 een aangebrachte verhoging blijvend dient te verwijderen op straffe van een dwangsom van € 5.000,00.

2.8.

Bij invorderingsbeschikking van 17 januari 2014 heeft de gemeente, verwijzend naar de last onder dwangsom van 23 december 2013, geconstateerd dat de daarin genoemde overtredingen niet zijn opgeheven en dat Natuur-Getrouw daardoor de dwangsommen van in totaal € 30.000,00 heeft verbeurd. Natuur-Getrouw is verzocht de dwangsommen binnen 6 weken aan de gemeente te betalen.

2.9.

Bij brief van 27 januari (verzonden op 18 januari) 2014 heeft de gemeente Natuur-Getrouw aangemaand binnen 14 dagen de verschuldigde dwangsom ad € 10.000,00 aan haar te betalen, vermeerderd met € 15,00 voor de kosten van aanmaning.

2.10.

Op 18 februari 2014 heeft de gemeente onder verwijzing naar een besluit (last onder dwangsom) van 18 november 2013 en de invorderingsbeschikking van 3 december 2013 een dwangbevel aan Natuur-Getrouw uitgevaardigd tot betaling van de dwangsom van € 10.000,00, de kosten van aanmaning en van het dwangbevel. Dit dwangbevel is op 25 februari 2014 aan Natuur-Getrouw betekend.

2.11.

Bij brief van 24 februari (verzonden op 25 februari) 2014 heeft de gemeente Natuur-Getrouw aangemaand binnen 14 dagen de verschuldigde dwangsom van € 30.000,00 aan haar te betalen, vermeerderd met € 15,00 voor de kosten van aanmaning

2.12.

Op 17 maart 2014 heeft de gemeente onder verwijzing naar een besluit (last onder dwangsom) van 23 december 2012 en de invorderingsbeschikking van 17 januari 2014 een dwangbevel aan Natuur-Getrouw uitgevaardigd tot betaling van verbeurde dwangsommen van € 30.000,00, de kosten van aanmaning en van het dwangbevel. Dit dwangbevel is op 20 maart 2014 aan Natuur-Getrouw betekend.

2.13.

Op 24 maart 2014 heeft de gemeente onder verwijzing naar en uit kracht van de dwangbevelen van 18 februari en 17 maart 2014 in verband met de totale vordering van € 40.488,55 executoriaal beslag doen leggen op het bosperceel. Het proces-verbaal van deze beslaglegging is bij exploot van 27 maart 2014 aan Natuur-Getrouw en Triple-A-VV betekend.

2.14.

Bij brief van 28 maart 2014 heeft Triple-A-VV aan de gemeente medegedeeld dat zij de vordering van de gemeente niet erkent omdat daartegen bezwaar is gemaakt en omdat het bosperceel in bruikleen is gegeven aan de Veluwse Israël Vrijstaat. Laatstgenoemde dient volgens Triple-A-VV te worden aangesproken door de gemeente maar deze Vrijstaat erkent het doen en laten van de gemeente niet, aldus Triple-A-VV. Triple-A-VV heeft ten slotte aangegeven niet mee te werken aan enige vorm van invordering voor middel van executie.

2.15.

Bij aangetekende brief van 16 februari 2015 heeft mr. Veldman namens de gemeente onder verwijzing naar de dwangbevelen van 18 februari en 17 maart 2014 aan Natuur-Getrouw bericht dat de gemeente zich uitdrukkelijk haar recht voorbehoudt op nakoming van de op Natuur-Getrouw rustende verplichting tot betaling van de verbeurde dwangsommen en explootkosten. De gemeente heeft daarbij medegedeeld dat deze brief aangemerkt dient te worden als stuitingshandeling in de zin van artikel 3:317 BW .

2.16.

Bij brief van 18 februari 2015 heeft Natuur-Getrouw aan (het kantoor van) mr. Veldman bericht dat zij geen dwangsommen aan de gemeente verschuldigd is omdat zij het bosperceel in bruikleen heeft gegeven aan de Veluwse Israël Vrijstaat. Daarnaast heeft Natuur-Getrouw gesteld dat zij bezwaren heeft gemaakt die door de gemeente niet of te laat zijn behandeld, waardoor deze bezwaren gegrond zijn geworden.

2.17.

Bij brief van 26 juni 2015 heeft notaris mevrouw mr. E.M. Dutmer (hierna: de notaris) aan Natuur-Getrouw medegedeeld dat zij van de gemeente opdracht heeft gekregen over te gaan tot executoriale verkoop van het bosperceel van Natuur-Getrouw en dat op korte termijn een veiling zal worden gepland in verband daarmee. De notaris heeft Natuur-Getrouw (vader en zoon) uitgenodigd voor overleg.

2.18.

Bij brief van 23 juli 2015 heeft mr. Hofman aan de gemeente bericht dat het bosperceel is belast met een hypothecaire inschrijving van € 90.190,00, dat Natuur-Getrouw het bosperceel destijds voor € 85.000,00 heeft gekocht en dat evident is dat de opbrengst in geval van veiling lager zal zijn dan de hypotheekschuld, zodat de gemeente geen rechtens te respecteren belang heeft bij executoriale verkoop. Mr. Hofman heeft medegedeeld dat Natuur-Getrouw niet beschikt over middelen om de verbeurde dwangsommen te kunnen voldoen en de gemeente verzocht te bevestigen dat de executoriale verkoop geen doorgang zal vinden.

2.19.

Bij brief van 28 juli 2015 hebben vader en zoon namens de Veluwse Israël Vrijstaat aan (het kantoor van) mr. Veldman bericht bezwaar te maken tegen de tenaamstelling in de exploten, nu deze dienen te worden gericht aan de Veluwse Israël Vrijstaat, die het bosperceel in bruikleen heeft. Daarnaast is in de brief bezwaar gemaakt tegen de dwangsommen en de inning daarvan.

2.20.

Bij brief van 24 augustus 2015 (verzonden op 25 augustus 2015) heeft de gemeente aan mr. Hofman medegedeeld dat zij betwist dat het evident is dat de executiewaarde lager zal zijn dan de hypotheekschuld en dat zij (de gemeente) een gerechtvaardigd belang heeft bij executie.

2.21.

Bij brief van 21 december 2015 heeft de notaris aan Triple-A-VV bericht dat de veiling van het bosperceel op 28 januari 2016 zal plaatsvinden en dat het hypotheekrecht zal vervallen als het bosperceel op de veiling wordt verkocht. De notaris heeft Triple-A-VV verzocht om aan te geven of zij een opeisbare vordering heeft die door het hypotheekrecht wordt gedekt, zodat daarmee rekening kan worden gehouden bij de verdeling van de veilingopbrengst.

2.22.

Bij brief van 25 december 2015 heeft Triple-A-VV aan de notaris bericht dat van het hypotheekbedrag nog niets is afgelost en de gehele geldlening nog open staat. Triple-A-VV stelt een opeisbare vordering van € 88.880,00 op Natuur-Getrouw te hebben.

3 Het geschil

3.1.

De stichtingen vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

A. het op 24 maart 2014 op het bosperceel ten laste van Natuur-Getrouw gelegde executoriaal beslag op te heffen;

B. de gemeente te verbieden de aan het onder A genoemde beslag ten grondslag liggende dwangbevelen van 18 februari en 17 maart 2014 (nader) ten uitvoer te leggen;

C. de gemeente te veroordelen in de kosten van de procedure.

3.2.

De stichtingen leggen samengevat aan hun vorderingen ten grondslag dat de executoriale verkoop van het bosperceel ontrechtmatig is.

Daartoe stellen zij ten eerste dat de dwangbevelen nietig zijn omdat deze niet voldoen aan de in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) daaraan gestelde voorschriften.

Daarnaast stellen de stichtingen dat de bevoegdheid tot het innen van een bestuursrechtelijke dwangsom na verloop van één jaar verjaart. Nadat zij op 24 maart 2014 executoriaal beslag had gelegd, heeft de gemeente langer dan een jaar geen verjaringsstuitende handing verricht, zodat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging is verjaard, aldus de stichtingen.

Ten slotte stellen de stichtingen zich op het standpunt dat de gemeente geen belang heeft bij de executoriale verkoop omdat de (netto)opbrengst volledig ten goede zal komen aan de hypotheekhouder. Zij onderbouwen dit standpunt met een taxatierappoort van Goorhuis Makaardij die de executiewaarde van het bosperceel op 28 juli 2015 op € 49.500,00 heeft getaxeerd. Als de gemeente toch tot veiling over gaat, is volgens de stichtingen sprake van misbruik van bevoegdheid.

3.3.

De gemeente voert verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De vordering van de stichtingen behelst een vordering tot staking van de executie van de dwangbevelen van 18 februari en 17 maart 2014 door de gemeente. Ingevolge artikel 4:116 Awb levert een dwangbevel een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan worden tenuitvoergelegd. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging schorsen of staken, indien hij enerzijds van oordeel is dat de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan, terwijl de beslagene anderzijds door de executie onredelijk wordt gedupeerd.

Nietigheid dwangbevelen

4.2.

De stichtingen hebben zich op het standpunt gesteld dat de dwangbevelen niet als executoriale titel kunnen dienen omdat niet aan de voorschriften van de artikelen 4:122, lid 1, sub c en 4: 123, lid 2, Awb is voldaan. De gemeente betwist dat de dwangbevelen van 18 februari en 17 maart 2014 nietig zijn omdat dat de beschikkingen waaruit de geldschulden voortvloeien wel degelijk (correct) staan vermeld in genoemde dwangbevelen.

De gemeente wordt in dit standpunt gevolgd. Op grond van artikel 4:122, lid 1, sub c Awb geldt dat het dwangbevel in ieder geval de beschikking of het wettelijk voorschrift waaruit de geldschuld voortvloeit vermeldt. Dat in de dwangbevelen een foutieve datum is vermeld betreffende de last onder dwangsom (respectievelijk 18 november 2013 in plaats van 28 november 2013 en 23 december 2012 in plaats van 23 december 2013) kan niet tot nietigheid leiden nu in de dwangbevelen wel de juiste data zijn vermeld van de invorderingsbeschikkingen en de geldschuld direct uit die beschikkingen voortvloeit.

4.3.

De stichtingen hebben bovendien gesteld dat niet aan het voorschrift van 4:123, lid 2, Awb is voldaan nu in de betekeningsexploten waarmee de dwangbevelen bekend zijn gemaakt geen rechtsmiddelenclausule bevatten. De gemeente wordt eveneens gevolgd in haar standpunt dat het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule in de betekeningsexploten niet tot nietigheid van het dwangbevel leidt. Ingevolge artikel 4:123, lid 2, Awb dient het exploot de rechtbank te vermelden waarbij tegen het dwangbevel en de tenuitvoerlegging ervan kan worden opgekomen. Hoewel in de wet geen consequentie is verbonden aan het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule, is uit de wetsgeschiedenis af te leiden dat schending van deze bepaling – naar analogie van artikel 3:45 Awb – er niet toe leidt dat het dwangbevel niet als executoriale titel kan dienen maar dat een belanghebbende zo nodig een beroep kan doen op verschoonbare termijnoverschrijding.

4.4.

De voorzieningenrechter gaat er op grond van het voorgaande vanuit dat hetgeen door de stichtingen is aangevoerd niet tot nietigheid van de dwangbevelen leidt.

Verjaring

4.5.

De stichtingen stellen dat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de dwangbevelen is verjaard doordat de gemeente na de beslaglegging op 24 maart 2014 langer dan een jaar geen verjaringsstuitende handeling heeft verricht. De gemeente stelt dat zij de verjaring heeft gestuit met haar brief van 16 februari 2015 en dat bovendien een verjaringstermijn van 20 jaar geldt omdat het dwangbevel een executoriale titel oplevert.

4.6.

Niet in geschil is dat de gemeente op 24 maart 2014 executoriaal beslag heeft gelegd op het bosperceel en dat het proces-verbaal van beslaglegging bij exploot van 27 maart 2015 aan de stichtingen is betekend. Beoordeeld dient te worden of de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de dwangbevelen vervolgens al dan niet is verjaard.

4.7.

In het arrest van 27 november 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3423) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat – met uitzondering van het bepaalde in artikel 3:324 BW – voor de verjaring van de aan rechtsvorderingen verbonden executoriale titels bepalend is de verjaringstermijn van de betreffende rechtsvorderingen. Nu de executoriale titel van de gemeente in de onderhavige zaak niet berust op een rechterlijke uitspraak maar op een dwangbevel, is voor de verjaringstermijn van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging bepalend wat de verjaringstermijn van de onderliggende rechtsvordering – de dwangsomvordering – is. Ingevolge artikel 5:35 Awb geldt voor de bevoegdheid tot invordering van een verbeurde dwangsom een verjaringstermijn van één jaar.

4.8.

Gelet op het voorgaande dient te worden beoordeeld of de gemeente haar bevoegdheid tot invordering binnen één jaar na beslaglegging heeft gestuit. De gemeente stelt dat zij dat heeft gedaan door middel van haar brief van 16 februari 2015. De stichtingen stellen dat deze brief niet als stuitingshandeling kan worden aangemerkt omdat deze niet voldoet aan de vereisten die artikel 4:112 Awb aan de bestuursrechtelijke aanmaning stelt.

De stichtingen worden in dit standpunt niet gevolgd. Door het uitvaardigen van de dwangbevelen, is de executiefase aangebroken. Op grond van artikel 4:116 Awb kan de executoriale titel op grond van een dwangbevel worden tenuitvoergelegd met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Ingevolge de schakelbepalingen in artikel 4:124 Awb en artikel 3:326 BW is titel 11 van boek 3 BW van toepassing op de wijze waarop de executoriale titel ten uitvoer kan worden gelegd. Dat brengt met zich dat in de executiefase de verjaring van een rechtsvordering tot nakoming door een bestuursorgaan op grond van artikel 3:317 BW wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of mededeling waarin het bestuursorgaan zich ondubbelzinnig het recht op nakoming voorbehoudt. Op grond hiervan is de voorzieningenrechter van oordeel dat de brief van 16 februari 2015 wel degelijk is aan te merken als een stuitingshandeling van de gemeente en dat de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van de executoriale titel niet is verjaard.

Misbruik van bevoegdheid

4.9.

Ten slotte stellen de stichtingen zich op het standpunt dat de gemeente misbruik van haar bevoegdheid maakt omdat zij geen wezenlijk belang heeft bij die executie.

Gelet op hetgeen in 4.1 is overwogen dient de voorzieningenrechter een belangenafweging te maken en aan de hand daarvan te oordelen of de gemeente een in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot tenuitvoerlegging.

4.10.

De stelling van de stichtingen dat de gemeente geen belang heeft bij veiling van het bosperceel, is door de gemeente betwist. De gemeente heeft er daarbij op gewezen dat Natuur-Getrouw zelf verschillende waarden van het bosperceel noemt. De gemeente wijst erop dat de in het taxatierapport van 28 juni 2015 opgenomen executiewaarde van € 49.500,00 erg laag ligt, gelet op het bedrag van € 85.500,00 waarvoor Natuur-Getrouw het bosperceel in 2013 heeft aangekocht en de vraagprijs van € 160.000,00 waarvoor Natuur-Getrouw het bosperceel aan de gemeente heeft aangeboden. Dat de executiewaarde evident lager zal zijn dan de hypotheekschuld betwist de gemeente dan ook.

4.11.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de gemeente van een executoriale verkoop geen voldoening van haar vordering te verwachten heeft – wat daar ook van zij gelet op de onderbouwde betwisting door de gemeente –, niet tot gevolg mag hebben dat Natuur-Getrouw de vordering van de gemeente zonder meer onbetaald kan laten en de dwangsom aldus nog slechts een loos dreigement is. Dat geldt temeer nu een dwangbevel juist beoogt een sterke prikkel te zijn, waarvan niet wenselijk is dat deze kan worden afgedaan met de stelling dat men geen liquiditeiten heeft. Daarbij is in aanmerking genomen dat de handelwijze van de stichtingen (Natuur-Getrouw) zelf in de weg staat aan het beroep op misbruik van executiebevoegdheid. Voor zover al sprake zou zijn van ernstige dupering aan de zijde van Natuur-Getrouw, is het Natuur-Getrouw zelf die zich in deze situatie heeft gebracht.

4.12.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van de stichtingen zullen worden afgewezen.

4.13.

De stichtingen zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:

- griffierecht € 619,00

- salaris advocaat 816,00

Totaal € 1.435,00

4.14.

De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

wijst de vorderingen af;

5.2.

veroordeelt de stichtingen in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.435,00;

5.3.

veroordeelt de stichtingen in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de stichtingen niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;

5.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2016.

jo/db


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature