Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Openlijke geweldpleging tegen een man en een vrouw op 25 december 2015 in het centrum van Arnhem. Werkstraf van 80 uren.

Rechtbank Gelderland, 13 juli 2016 – Veroordeling van twee 26-jarige mannen uit Silvolde en Westervoort tot een werkstraf van 80 uur voor openlijke geweldpleging. De mannen hebben op kerstavond tijdens het uitgaan in het centrum van Arnhem op straat gevochten met een andere man en een vrouw. Daarvoor was er over en weer naar elkaar gescholden. De rechtbank rekent het de mannen aan dat zij de confrontatie hebben opgezocht, terwijl ze elkaar al gepasseerd waren op straat. De mannen hebben vervolgens geweld gebruikt tegen aangevers door hen in het gezicht te stompen en te slaan. Dat een van de mannen handelde uit zelfverdediging, is niet aannemelijk geworden.

Anderzijds is gebleken dat een van de aangevers, zich ook niet onbetuigd heeft gelaten in de aanloop naar en tijdens de vechtpartij. De rechtbank houdt hier rekening mee bij de strafoplegging en ook met het gegeven dat deze man niet is vervolgd voor zijn aandeel in het geweld. De rechtbank weegt dit laatste mee, waardoor de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan door de officier van justitie is geëist.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : [parketnummer]

Datum uitspraak : 13 juli 2016

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[voornaam] [verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] wonende te [adres]

Raadsman: mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam. ( Niet ter terechtzitting verschenen)

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting

van 29 juni 2016.

1. De inhoud van de tenlastelegging

Verdachte wordt verweten dat hij samen met de medeverdachte [naam 1] op 25 december 2015 in Arnhem op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] , door hen in het gezicht te stompen of te slaan.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

In de nacht van 25 december 2015 is verdachte samen met zijn vriend [naam 5] in het centrum van Arnhem. In de Rijnstraat passeren zij rond 00:45 uur [naam 6] en zijn vriendin [naam 7] . Bij het passeren maakt verdachte een beweging in de richting van [naam 8] en [naam 9] , door van zijn logische looproute af te wijken. Hierna wordt er in het voorbij gaan door [naam 8] geroepen/gescholden richting verdachte en [naam 10] en wordt er ook wat terug geroepen. Verdachte en [naam 10] lopen vervolgens met versnelde pas op [naam 8] af. [naam 10] maakt een sprong richting [naam 8] . Hierna ontstaat er een vechtpartij tussen [naam 8] , [naam 10] en verdachte waar ook anderen, waaronder [naam 3] , zich in mengen.

[naam 8] is tijdens deze vechtpartij in zijn gezicht geslagen op zijn neus, mond en voorhoofd. [naam 3] is op haar linkeroog geslagen.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan het plegen van geweld tegen [naam 8] en [naam 3] . Verdachte en de medeverdachte hebben de confrontatie met aangevers opgezocht door actief, uit eigen beweging, op [naam 8] af te rennen. Vervolgens ontstaat er een vechtpartij, waarbij er over en weer geweld is gebruikt. Het aandeel van verdachte in het geweld heeft bestaan uit het slaan van [naam 3] op haar oog. Medeverdachte [naam 10] heeft [naam 8] meermalen in zijn gezicht geslagen.

Dat verdachte en de medeverdachte ook geweld gepleegd hebben tegen [naam 4] vindt de officier van justitie niet bewezen.

Het standpunt van de verdediging

Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij tijdens de vechtpartij om zich heen heeft geslagen. Hiermee heeft hij anderen geraakt, maar hij weet niet wie. Verdachte sloeg om zich heen om zichzelf te verweren.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank leidt uit de verklaringen van verdachte en het proces-verbaal van aanhouding van [naam 10] af dat verdachte de bewuste nacht een licht/wit T-shirt met daarop de cijfers “99” droeg en medeverdachte [naam 10] een grijs T-shirt. [naam 10] had een ontbloot bovenlijf op het moment dat de politie ter plaatse kwam.

Verdachte heeft verklaard dat hij en [naam 10] in gevecht raakten met (het groepje van) aangevers en dat er over en weer is geslagen. Verdachte zegt bij de politie:

“Ik rende samen met [naam 11] het eerste stukje naar hem toe (…) Dit met de intentie om hem af te laten schrikken (…) [naam 11] en ik raakten dit keer in gevecht (…) Hierbij heb ik meerdere klappen uitgedeeld, zowel met de vlakke hand als met vuistslagen.” En “tijdens het gevecht heb ik van me afgeslagen als het ware”.

Aangeefster [naam 3] verklaart:

“Ik rende erheen en wilde er tussen springen. Ik kreeg toen met kracht een vuistslag op mijn linkeroog. (…) Ik zag dat ik de klap kreeg van een jongen met een wit T-shirt.”

Door [naam 3] te slaan heeft verdachte een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld.

De rechtbank acht ten aanzien van medeverdachte [naam 10] bewezen dat hij degene is geweest die aangever [naam 8] meermalen in het gezicht heeft gestompt. Aangever [naam 8] verklaart namelijk:

“Ik zag toen dat 1 van de jongens op mij af kwam en hij sloeg mij op mijn gezicht. Hij sloeg met zijn vuist meerdere keren op mijn hoofd. De jongen die dat deed had zwarte haren. (…) Het was de jongen die als eerste werd aangehouden door de politie. Dus het is niet die jongen met 99 op zijn shirt maar die andere.”

Getuige [getuige] (een omwonende en dus niet iemand uit de groep van aangevers, dan wel de verdachten) verklaart:

“ik zag dat de jongen met het grijze shirt paar keer vol uithaalde met zijn vuist”.

Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt verder:

“wij, verbalisanten, zagen dat er een van deze mannen een ontbloot bovenlijf had. Wij zagen dat de andere man een shirt met het nummer 99 aanhad. Ik, verbalisant [verbalisant] , sprak de man met het ontblote bovenlichaam aan. Ik deelde deze man de cautie mede en wij hielden hem aan. Wij hoorden dat deze verdachte zelf direct zei dat hij wel geslagen had omdat hij aangevallen zou zijn door meerdere mensen.”

De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte samen (in vereniging) met medeverdachte [naam 10] geweld heeft gepleegd tegen aangevers [naam 8] en [naam 3] .

De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte en/of de medeverdachte [naam 4] in het gezicht hebben geslagen/gestompt. De andere getuigen en aangevers verklaren hier niet over, waardoor de aangifte van [naam 4] op dit punt niet wordt ondersteund. De verdachte zal van dit deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

hij op of omstreeks 25 december 2015 te Arnhem openlijk, te weten op of aan de

openbare weg, de Rijnstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of

voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke

ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam 6] en/of [naam 12]

[naam 12] en/of [naam 13], welk geweld bestond uit het meermalen,

althans éénmaal, stompen en/of slaan in het gezicht, althans op/tegen het

hoofd, van die [naam 6] en/of het stompen of slaan in het gezicht, althans

op/tegen het hoofd, van die [naam 12] en/of het meermalen, althans

éénmaal, stompen en/of slaan in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van

die [naam 13];

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5 De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte voor de openlijke geweldpleging zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en voorts tot het verrichten van 120 uren werkstraf, te vervangen door 60 dagen hechtenis.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 10 mei 2016.

De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft tijdens een uitgaansavond in het centrum van Arnhem samen met de medeverdachte de confrontatie gezocht met aangevers nadat er over en weer wat gescholden was. Verdachte en de medeverdachte hebben vervolgens geweld gebruikt tegen aangevers door hen in het gezicht te stompen.

Anderzijds is gebleken dat [naam 8] , een van de aangevers, zich ook niet onbetuigd heeft gelaten in de aanloop naar en tijdens de vechtpartij. De rechtbank houdt hier rekening mee en ook met het gegeven dat [naam 8] niet is vervolgd voor zijn aandeel in het geweld. De rechtbank weegt dit laatste mee, waardoor de rechtbank een lagere straf zal opleggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank vindt oplegging van een werkstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair 40 dagen hechtenis passend, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.

7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partijen [naam 6] en [naam 12] hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding voor het bewezenverklaarde feit. [naam 8] vordert een bedrag van €300,- en [naam 14] vordert een bedrag van €413,53.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van zowel [naam 8] als [naam 14] tot een bedrag van €250,- aan immateriële schade dienen te worden toegewezen. Ten aanzien van [naam 14] dient daar nog een bedrag van €13,53 aan gemaakte apothekerskosten aan te worden toegevoegd.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen, dan wel deze af te wijzen.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [naam 6] zelf ook een aandeel heeft gehad in de geweldpleging op 25 december 2015, die ten aanzien van verdachte bewezen is verklaard. Omdat het vaststellen van de mate van eigen schuld van [naam 8] een onevenredige belasting voor deze strafzaak oplevert, zal de rechtbank [naam 8] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering daarom alleen aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [naam 12] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 250,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 25 december 2015.

Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij [naam 14] niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.

Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 24c, 27, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht .

9 De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot

 een werkstraf gedurende 80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;

 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 6]

Verklaart de benadeelde partij [naam 6] niet-ontvankelijk in de vordering.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam 12]

 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [naam 12] van een bedrag van € 250,- (tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;

 verklaart de benadeelde partij [naam 12] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;

 legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [naam 12] , een bedrag te betalen van € 250,- (tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 december 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 5 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;

 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Dit vonnis is gewezen door mr. [voorzitter] (voorzitter), mr. [rechter 1] en mr. [rechter 2] , rechters, in tegenwoordigheid van mr. [griffier] , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2016.

BIJLAGE

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 25 december 2015 te Arnhemopenlijk, te weten op of aan de

openbare weg, de Rijnstraat, in elk geval op of aan een openbare weg en/of

voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke

ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam 6] en/of [naam 12]

[naam 12] en/of [naam 13] , welk geweld bestond uit het meermalen,

althans éénmaal, stompen en/of slaan in het gezicht, althans op/tegen het

hoofd, van die [naam 6] en/of het stompen of slaan in het gezicht, althans

op/tegen het hoofd, van die [naam 12] en/of het meermalen, althans

éénmaal, stompen en/of slaan in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, van

die [naam 13] .

De tenlastelegging is opgenomen in de bijlage van dit vonnis.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, basisteam IJsselwaarden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015631348, gesloten op 26 december 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2016; het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam 5] , p. 45; het proces-verbaal van aangifte door [naam 6] , p. 26; het proces-verbaal van bevindingen, p. 16.

Het proces-verbaal van aangifte van [naam 6] , p. 26.

Het proces-verbaal van aangifte van R. [naam 14] , p. 31.

De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2016.

Het proces-verbaal van aanhouding van [naam 5] , p. 9.

Het proces-verbaal van aanhouding van medeverdachte [naam 5] , p. 10.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, 50.

Het proces-verbaal van aangifte van [naam 12] , p. 31.

Het proces-verbaal van aangifte door [naam 6] , p. 26.

Het proces-verbaal van verhoor getuige M.Ch. [getuige] , p. 39.

Het proces-verbaal van aanhouding van medeverdachte [naam 5] , p. 10.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature