U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor het medeplegen van afpersing en het in vereniging plegen van diefstal met geweld. Twee medeverdachten zijn veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, voor medeplichtigheid aan die feiten.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer : 05/720007-16

Datum uitspraak : 9 mei 2016

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres]

thans gedetineerd te PI Achterhoek - Ooyerhoekseweg te Zutphen.

Raadsman: mr. F. Leemans, advocaat te Apeldoorn.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 april 2016.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 17 juni 2013, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meer geldkistje(s) en/of een hoeveelheid geld , in elk geval

van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:

- bij die [slachtoffer 1] (werkzaam voor [slachtoffer 2] ) heeft/hebben aangebeld en/of

- ( nadat die [slachtoffer 1] de (voor)deur van haar woning opende) de woning van

die [slachtoffer 1] is/zijn binnen gegaan en/of

- die [slachtoffer 1] een mes en/of schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of

- dat scherpe en/of puntige voorwerp op/tegen de keel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of

- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld ik moet geld hebben", althans woorden van gelijke aard of strekking;

2.

hij op of omstreeks 17 juni 2013, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer (mobiele) telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele

toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan

een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de

vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader,

- bij die [slachtoffer 1] (werkzaam voor [slachtoffer 2] ) heeft/hebben aangebeld en/of

- ( nadat die [slachtoffer 1] de (voor)deur van haar woning opende) de woning van

die [slachtoffer 1] is/zijn binnen gegaan en/of

- die [slachtoffer 1] een mes en/of schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of

- dat scherpe en/of puntige voorwerp op/tegen de keel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of

- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld ik moet geld hebben", althans woorden van gelijke aard of strekking;

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 17 juni 2013 heeft [verdachte] samen met [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) in Apeldoorn [slachtoffer 1] , die werkzaam is voor [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), gedwongen tot afgifte van een geldkistje en een hoeveelheid geld, dat toebehoorde aan [slachtoffer 2] . Hiertoe hebben zij bij [slachtoffer 1] aangebeld en zijn zij, nadat [slachtoffer 1] de deur had geopend, de woning binnengegaan. [medeverdachte 1] en [verdachte] hadden wapens bij zich. Zij hebben ieder het wapen dat ze bij zich droegen aan [slachtoffer 1] getoond. [medeverdachte 1] heeft de punt van het wapen dat hij bij zich droeg tegen de keel van [slachtoffer 1] gedrukt en heeft tegen haar gezegd: ‘Geld, geld! Ik moet geld hebben.’

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit. Zij heeft in dit kader gewezen op de bekennende verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Daarnaast hebben getuigen verklaard dat verdachte en medeverdachten aan hen hebben verteld dat zij het in de tenlastelegging bedoelde feit hebben begaan.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman is van mening dat het feit kan worden bewezen en heeft verwezen naar de verklaring van zijn cliënt bij de politie, die zijn cliënt ter terechtzitting heeft bevestigd.

Met betrekking tot de hoogte van het weggenomen bedrag, heeft de raadsman evenwel bepleit dat door alle verdachten is verklaard dat zij het weggenomen geld hebben verdeeld. Zij hebben per persoon € 10,-- opgestreken. Zijn cliënt en medeverdachten hebben openheid van zaken gegeven.

Daarnaast is het volgens de raadsman onduidelijk wie van de verdachten het mes droeg en wie de priem. Zijn cliënt kan het zich niet meer herinneren en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] verklaring tegenovergesteld van elkaar.

Ook heeft de raadsman bepleit dat, mocht de rechtbank die verklaring voor het bewijs willen bezigen, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] moet worden uitgesloten van het bewijs. Wegens een storing in het systeem is geen proces-verbaal van verhoor opgemaakt, maar is volstaan met een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, waarin de verklaring van [medeverdachte 1] wordt aangehaald. [medeverdachte 1] heeft zijn verklaring niet doorgelezen en niet ondertekend. Dit terwijl de recherchepsycholoog tijdens een later afgenomen verhoor heeft geadviseerd om dat verhoor voortijdig te stoppen, nu onduidelijk is of bij [medeverdachte 1] realiteit en gedachten door elkaar gaan lopen. Als daar sprake van is, mag de verklaring van [medeverdachte 1] niet voor het bewijs worden gebruikt.

De beoordeling door de rechtbank

Niet ter discussie staat dat dat verdachte op 17 juni 2013 samen met een ander [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot afgifte van een geldkistje en een geldbedrag.

In het licht van hetgeen door de raadsman is opgemerkt, overweegt de rechtbank evenwel het navolgende. Zij zal daarbij niet nader ingaan op het gevoerde verweer strekkende tot bewijsuitsluiting van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] , nu zij deze verklaring niet bezigt voor het bewijs.

Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij en [medeverdachte 1] ten tijde van het ten laste gelegde een mes en een priem bij zich droegen. Het betrof een schroevendraaier die tot een priem was geslepen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij niet meer weet wie de priem en wie het mes bij zich droeg, maar dat hij één van beide bij zich had. Zoals reeds is opgemerkt, hebben verdachte en [medeverdachte 1] de wapens aan [slachtoffer 1] getoond en heeft [medeverdachte 1] daarnaast zijn wapen tegen de keel van die [slachtoffer 1] gezet. Beide wapens betreffen scherpe, puntige voorwerpen. Het op de keel zetten en het tonen van elk van deze wapens is respectievelijk zeer gewelddadig en bedreigend. Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde doet dan ook niet ter zake welk wapen door welke dader werd gebruikt.

Met betrekking tot de hoogte van het weggenomen bedrag overweegt de rechtbank, gezien de wijze waarop het feit ten laste is gelegd wellicht ten overvloede, als volgt. Uit het dossier volgt dat [slachtoffer 1] is gedwongen tot afgifte van een (grote) geldkist met daarin een geldbedrag van € 558,-- en een geldkistje, waaruit een portemonnee met een geldbedrag van € 40,-- is meegenomen. Getuige [getuige] heeft verklaard dat de grote geldkist altijd op slot zit en dat alleen hij en een andere collega (opmerking rechtbank: niet zijnde [slachtoffer 1]) toegang hebben tot de inhoud daarvan. [getuige] heeft de dag voor het ten laste gelegde feit, op 16 juni 2013, nog gezien dat op dat moment € 558,-- in de geldkist aanwezig was.€ 40,-- van dit bedrag van €558,-- betrof kleingeld. De rechtbank heeft voor wat betreft de hoogte van het in de grote geldkist aanwezige geldbedrag geen reden om aan de verklaring van getuige [getuige] te twijfelen. Zij overweegt voorts het volgende. Het kleine geldkistje is volgens het dossier niet door verdachten meegenomen uit de woning van [slachtoffer 2] . Daarnaast is de € 40,-- uit de portemonnee die uit dat geldkistje is gehaald, op de trap van de woning van [slachtoffer 2] teruggevonden. Dat doet echter niet af aan het feit dat dit geldkistje en het daarin aanwezige geldbedrag onder bedreiging met geweld zijn afgegeven door [slachtoffer 1] .

Resumerend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander, [slachtoffer 1] door geweld en bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van geldkistjes en een hoeveelheid geld.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde

Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit. Zij heeft in dit kader gewezen op de bekennende verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Daarnaast hebben getuigen verklaard dat verdachte en medeverdachten hun hebben verteld dat zij het in de ten laste legging bedoelde feit hebben begaan.

Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft vrijspraak bepleit, nu het opzet van zijn cliënt enkel gericht was op het wegnemen van geld en niet van telefoons. De telefoons zijn, zo is achteraf gebleken, door medeverdachte [medeverdachte 1] meegenomen. Van de deelnemingsvorm medeplegen kan dan niet worden gesproken.

De beoordeling door de rechtbank Voor zover relevant voor het onder 2 ten laste gelegde, verwijst de rechtbank naar de bewijsmiddelen zoals die ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde zijn opgenomen. |De rechtbank overweegt daarnaast het volgende.

Aangeefster [slachtoffer 1] heeft verklaard dat tijdens het voorval op 17 juni 2013 ook twee mobiele telefoons zijn weggenomen. Het betreft een [naam 1] , die eigendom is van [slachtoffer 2] en haar eigen [naam 2] . Zij heeft hierover verklaard dat beide daders wegliepen nadat zij de geldkistjes had afgegeven. Zij zag daarna persoon 1 (opmerking rechtbank: uit het dossier komt naar voren dat dit [medeverdachte 1] betreft) terugkomen en zag dat hij de twee mobiele telefoons van het bureau pakte. De tweede persoon (opmerking rechtbank: uit het dossier komt naar voren dat dit [verdachte] betreft) stond volgens haar nog op de overloop. Persoon 1 heeft ook de vaste telefoon losgetrokken en meegenomen.

[verdachte] heeft verklaard dat hij en [medeverdachte 1] weg wilden, maar dat [medeverdachte 1] terug liep om de vaste telefoon uit de muur te trekken en de telefoon van [slachtoffer 1] mee te nemen. [medeverdachte 1] heeft de telefoons onderweg weggegooid. De mobiele telefoon is daarbij weggegooid in de bosjes.

Verdachte heeft aldus verklaard over het wegnemen door [medeverdachte 1] van een vaste telefoon en één mobiele telefoon. Dat inderdaad twee mobiele telefoons zijn weggenomen, zoals door aangeefster is verklaard, volgt echter uit het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] . Zij kwamen na een melding ter plaatse en hebben de mobiele telefoon van aangeefster, samen met haar mobiele werktelefoon in de nabije omgeving in de bosjes aangetroffen. De vaste telefoon werd halverwege de trap in de woning van [slachtoffer 2] gevonden. De rechtbank is van oordeel dat ook deze vaste telefoon wederrechtelijk is toegeëigend door [medeverdachte 1] . Op het moment dat hij de telefoon uit de muur had getrokken, beschikte hij immers als heer en meester over dit goed. Dat de telefoon in de woning van [slachtoffer 2] is achtergelaten, maakt dit niet anders.

De raadsman heeft gesteld dat verdachte geen opzet had op het wegnemen van de telefoons, nu het gezamenlijke plan was om geld weg te nemen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

Verdachte was samen met medeverdachte [medeverdachte 1] voornemens om – kort gezegd – een overval te plegen. Zij hebben gezamenlijk voorbereidingen getroffen door wapens mee te nemen, donkere kleding aan te trekken en bandana’s om de mond te dragen, die door [verdachte] zijn geleverd. Met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] is afgesproken dat zij buiten op de uitkijk zouden staan. Ook werd van tevoren afgesproken dat de buit zou worden verdeeld onder [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [verdachte] en [medeverdachte 1] zijn gezamenlijk de woning van [slachtoffer 2] binnen gegaan en hebben geweld toegepast dan wel gedreigd met geweld, zoals ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is beschreven. Naast een gezamenlijke voorbereiding, waarbij [verdachte] ten volle betrokken was, is ook sprake van een gezamenlijke uitvoering. Van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] is naar het oordeel van de rechtbank aldus sprake.

Het gezamenlijke doel voor de overval was het verkrijgen van geld. Dat sluit naar het oordeel van de rechtbank echter niet uit dat ook op geld waardeerbare goederen kunnen worden weggenomen of dat zal worden geprobeerd goederen weg te nemen, zoals telefoons, met het doel het slachtoffer te beletten om de politie in te schakelen. Op het moment dat verdachte in de hiervoor geschetste context van een nauwe en bewuste samenwerking overging tot het plegen van een dergelijke overval, aanvaardde hij naar het oordeel van de rechtbank dan ook ten minste bewust de aanmerkelijke kans dat door een medeverdachte dergelijke goederen zouden worden weggenomen. Bij verdachte was ten tijde van het ten laste gelegde dan ook sprake van ten minste voorwaardelijk opzet op het wederrechtelijk wegnemen van de telefoons.

De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onder 2 ten laste gelegde samen met een ander heeft begaan, in die zin dat de diefstal is vooraf gegaan en vergezeld met geweld of bedreiging met geweld teneinde die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:

1.

hij op of omstreeks 17 juni 2013, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van één of meer geldkistje(s) en/of een hoeveelheid geld, in elk geval

van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:

- bij die [slachtoffer 1] (werkzaam voor [slachtoffer 2] ) heeft/hebben aangebeld en/of

- ( nadat die [slachtoffer 1] de (voor)deur van haar woning opende) de woning van

die [slachtoffer 1] is/zijn binnen gegaan en/of

- die [slachtoffer 1] een mes en/of schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of

- dat scherpe en/of puntige voorwerp op/tegen de keel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of

- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld ik moet geld hebben", althans woorden van gelijke aard of strekking;

2.

hij op of omstreeks 17 juni 2013, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen één of meer (mobiele) telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele

toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan

een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de

vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader,

- bij die [slachtoffer 1] (werkzaam voor [slachtoffer 2] ) heeft/hebben aangebeld en/of

- ( nadat die [slachtoffer 1] de (voor)deur van haar woning opende) de woning van

die [slachtoffer 1] is/zijn binnen gegaan en/of

- die [slachtoffer 1] een mes en/of schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of

- dat scherpe en/of puntige voorwerp op/tegen de keel van die [slachtoffer 1] heeft/hebben gedrukt en/of

- tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld ik moet geld hebben", althans woorden van gelijke aard of strekking.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde onder 1 en 2 levert op:

De voortgezette handeling van

medeplegen van afpersing

en

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5 De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen als bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld een meldplicht, de verplichting om medewerking te verlenen aan een toeleiding tot begeleid of beschermd wonen, de verplichting zich te houden aan budgetbeheer, de verplichting om zich te houden aan dagbesteding en de verplichting om mee te werken aan middelencontroles. Daarnaast heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 240 uren gevorderd.

Bij het bepalen van haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol die verdachte in het geheel heeft gespeeld en de justitiële documentatie van verdachte. Voor [slachtoffer 1] hebben de feiten grote gevolgen gehad. Aan de andere kant heeft de officier van justitie in grote mate rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat zijn cliënt voor dit soort feiten nog niet eerder is veroordeeld. Na de ten laste gelegde feiten heeft zijn cliënt geen strafbare feiten gepleegd. Zijn cliënt heeft na zijn aanhouding openheid van zaken gegeven en heeft spijt betuigd. Hij is bereid om zich te conformeren aan de door de reclassering opgestelde bijzondere voorwaarden.Hoewel formeel het adolescentenstrafrecht niet kan worden toegepast, vindt de raadsman dit strafrechtelijke kader wel passend.

De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:

- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 14 maart 2016;

- een reclasseringsadvies van Tactus Verslavingszorg, gedateerd 13 april 2016;

- een Pro Justitia rapport, op gesteld door [naam 3] , psycholoog, gedateerd 31 maart 2016.

De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.

Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld. Vermomd door onder andere bandana’s en gewapend met een mes en een tot priem geslepen schroevendraaier hebben zij het slachtoffer gedwongen geldkistjes en geld af te staan. Daarnaast zijn meerdere telefoons weggenomen. De wapens zijn aan het slachtoffer getoond en één van de wapens is tegen de keel van het slachtoffer gezet. Dit moet zeer angstaanjagend zijn geweest voor het slachtoffer, [slachtoffer 1] . De feiten hebben dan ook veel teweeg gebracht bij het slachtoffer.

Verdachte heeft zeer ernstige feiten begaan. De rechtbank houdt daar bij het bepalen van de strafmaat rekening mee. Ook houdt zij ten nadele van verdachte rekening met de grote, uitvoerende, rol die hij in het geheel heeft gespeeld.

In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij na zijn aanhouding openheid van zaken heeft gegeven. Daarnaast acht de rechtbank, ondanks dat verdachte slechts summier psychologisch is onderzocht, op basis van de inhoud van de rapportage van de psycholoog en de reclassering aannemelijk dat verdachte enigszins verstandelijk beperkt is. Zo beschrijft de psycholoog dat tijdens eerder onderzoek is vastgesteld dat verdachte waarschijnlijk op licht zwakzinnig niveau functioneert en dat ook in het contact met de psycholoog zelf verdachtes verstandelijke beperking op de voorgrond stond.

In het reclasseringsrapport staat beschreven dat verdachte stelt dat hij het feit onder invloed van verdovende middelen heeft gepleegd. Daardoor vervielen zijn grenzen en had hij geen oog voor het slachtoffer. Volgens de reclassering kan worden gesproken van een financieel motief dat ten grondslag lag aan het ten laste gelegde. Verdachte was voor zijn detentie afhankelijk van een Wajong uitkering. Hij heeft daarnaast schulden, maar heeft geen zicht op de totale schuldenlast. Ten overstaan van de reclassering heeft hij geen vertrouwen in begeleiding door derden op het gebied van financiën getoond. Verdachte overschat zichzelf en lijkt niet in staat zijn leven zelfstandig vorm te geven. Intensieve begeleiding op verschillende leefgebieden en begeleid, dan wel beschermd wonen is noodzakelijk. Verdachte lijkt in kortetermijnoplossingen te denken en is daarin geneigd om impulsief te handelen. Wanneer sprake is van stabiliteit op de diverse praktische leefgebieden is de kans op frustraties en stress laag en daarmee ook de kans op impulsief of grensoverschrijdend gedrag.

Als bijzondere voorwaarden bij een eventueel op te leggen voorwaardelijk strafdeel formuleert de reclassering een meldplicht, de verplichting om medewerking te verlenen aan een toeleiding tot begeleid of beschermd wonen, de verplichting zich te houden aan budgetbeheer of schuldhulpverlening, de verplichting om zich te houden aan dagbesteding en de verplichting om mee te werken aan middelencontroles.

De rechtbank houdt rekening met het voorgaande en neemt daarom evenals de officier van justitie – gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, die fors hoger liggen – als uitgangspunt een gevangenisstraf van 18 maanden. Zij acht een stok achter de deur noodzakelijk teneinde recidive te voorkomen en zal daarom een deel van die gevangenisstraf, groot 6 maanden, voorwaardelijk opleggen. Aan dit voorwaardelijke strafdeel zullen de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals geformuleerd door de reclassering. De proeftijd wordt bepaald op twee jaren en de tijd die verdachte al in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal op de straf in mindering worden gebracht.

De rechtbank merkt daarnaast het volgende op.

De officier van justitie heeft geëist dat van de gevangenisstraf van 18 maanden, 8 maanden voorwaardelijk zullen worden opgelegd en heeft daarnaast een werkstraf voor de duur van 240 uren geëist om de ernst van de feiten tot uitdrukking te brengen. Deze combinatie van straffen is gelet op artikel 9, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht evenwel uitgesloten. In dat artikel is immers bepaald dat slechts een werkstraf kan worden opgelegd naast een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte maximaal 6 maanden bedraagt. De rechtbank is evenwel met de officier van oordeel dat, onverminderd het voorgaande, de ernst van de feiten tot uitdrukking moet worden gebracht in de strafmaat. Om die reden bepaalt de rechtbank het voorwaardelijke strafdeel op 6 maanden, zoals hiervoor vermeld.

7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

Namens de benadeelde [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd de gemachtigde [naam 4] ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 20.875,66, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, nu gestelde kosten onvoldoende onderbouwd zijn.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. Volgens hem is de materie te complex en is de vordering onvoldoende onderbouwd. Daarnaast heeft de raadsman verwezen naar het relativiteitsvereiste. Volgens hem is niet [slachtoffer 2] slachtoffer van het ten laste gelegde, maar [slachtoffer 1] . [slachtoffer 2] is dan ook niet getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de gestelde kosten onvoldoende in de vordering zijn onderbouwd. Daarnaast kan het causale verband tussen het ten laste gelegde en deze kosten, waaronder de beëindiging van de arbeidsovereenkomst van [slachtoffer 1] niet eenvoudig worden vastgesteld, nu uit het dossier volgt dat [slachtoffer 1] tijdens haar werkzaamheden geconfronteerd is geweest met een slachtoffer van zelfdoding en dit zijn weerslag had op haar werkplezier. Aanhouding van de zaak om de benadeelde partij de gelegenheid te geven de vordering nader te onderbouwen zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.

De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering nog aanbrengen bij de civiele rechter.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14 a, 14b, 14c, 14d, 27, 47, 56, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9 De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;

 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;

 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:

- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;

- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;

 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:

Meldplicht

- zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet verdachte respons geven wanneer hij een uitnodiging krijgt van de reclassering. Hierna moet hij zich gedurende de door de reclassering bepaalde periode blijven melden zo frequent als de reclassering dit gedurende deze periode nodig acht;

Begeleid of beschermd wonen

- zal meewerken aan een toeleiding naar begeleid dan wel beschermd wonen bij een nader te bepalen SGLVG-instelling en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld;

Budgetbeheer en schuldhulpverlening

- zich conformeert aan budgetbeheer of schuldhulpverlening bij een door de reclassering nader te bepalen in stelling;

Dagbesteding

- zich conformeert aan dagbesteding;

Middelencontroles

- meewerkt aan controle op middelengebruik middels urinecontroles, blaastesten en bloedcontroles.

De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht ).

De rechtbank:

 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.

De rechtbank:

 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.B.J. Driessen (voorzitter), mr. S.A. van Hoof en mr. W.F. Roelink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Kolkman, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2016.

mr. W.F. Roelink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 1] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2013079625, gesloten op 15 januari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 493 t/m 497 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 695, eerste alinea.

Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 494 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 695, zesde alinea en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 25 april 2016.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 696 en p. 697, eerste alinea.

Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 494 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 696, zevende alinea en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 25 april 2016.

Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 494.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 696 en p. 697, eerste alinea.

De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 25 april 2016.

Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 493 t/m 497 en de bijlage weggenomen goederen op p. 499 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 528 en het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 530.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 528.

Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 530.

Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 530.

Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 494 en 495.

Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 495

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 702.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 696.

Het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 491.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 696 en het proces-verbaal van verhoor verdachte R. [medeverdachte 3] , p. 1061, een na laatste alinea.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] p. 701, een na laatste alinea.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 697.

Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 494 en het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 695, zesde alinea en de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 25 april 2016.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 695, zevende alinea.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature