Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank verklaart het wrakingsverzoek van verzoeker tegen de rechter ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen

Meervoudige wrakingskamer

Rekestnummer: 293369 KZ RK 15/475

Beslissing van 14 december 2015 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank Gelderland op het verzoek van:

[verzoeker],

wonende te [plaats] , [land] ,

advocaat: mr. G.J. Boven te Leusden,

verzoeker tot wraking, hierna te noemen: verzoeker,

strekkende tot wraking van:

mr. M.M. Moolenburgh-Pelser,

rechter-plaatsvervanger in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.

1 Het verloop van de procedure

1.1.

Verzoeker is gedaagde in een kort geding (zaaknummer C/05/286099 KG ZA 15/202) tegen [eiseres] als eiseres over de executie van een beschikking van 12 mei 2004. In dat kort geding heeft op 22 september 2015 ten overstaan van een andere rechter een zitting plaatsgevonden waarbij verzoeker en mr. Boven niet zijn verschenen. Op 20 november 2015 heeft in die procedure opnieuw een zitting, dit maal ten overstaan van deze rechter, plaatsgevonden waarbij mr. Boven wel is verschenen.

1.2.

Tijdens de zitting op 20 november 2015 heeft de rechter aangegeven dat, voordat de inhoudelijke behandeling kan plaatsvinden, eerst een beslissing dient te worden genomen op het namens [verzoeker] ingediende verzoek tot zuivering van het verstek. Vervolgens heeft de rechter beslist dat, nu verstek is verleend en er geen gronden zijn om het verstek te zuiveren, geen verdere inhoudelijke behandeling zal plaatsvinden en vonnis zal worden gewezen op 26 november 2015 op basis van de stukken en de mondelinge behandeling van 22 september 2015, waarna de rechter de behandeling heeft gesloten.

1.3.

Bij faxbericht van 23 november 2015, bij de rechtbank op 24 november 2015 ingekomen, heeft mr. Boven de rechter namens verzoeker gewraakt.

1.4.

Bij brief van 30 november 2015, op 1 december 2015 bij de rechtbank ingekomen, heeft de rechter verklaard dat en waarom zij niet berust in het tegen haar gerichte verzoek tot wraking en medegedeeld dat zij niet zal verschijnen bij de behandeling daarvan.

1.5.

Het verzoek tot wraking is in aanwezigheid van mr. Boven en mr. Souman, advocaat van [eiseres] , behandeld ter zitting van 7 december 2015. Verzoeker is niet verschenen. Zoals aangekondigd is de rechter daarbij evenmin verschenen.

2 Het wrakingsverzoek

2.1.

Namens verzoeker is het volgende aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. Omdat verzoeker en mr. Boven op 22 september 2015 beiden verhinderd waren om ter zitting te verschijnen – zoals mr. Boven ook aan de griffie van de rechtbank had laten weten – en een verzoek om uitstel werd afgewezen, is het kort geding op die dag bij verstek behandeld. Op 23 september 2015 heeft mr. Boven de rechtbank verzocht het verstek te zuiveren en een datum te bepalen waarop de zaak opnieuw zou kunnen worden behandeld. Daartegen heeft mr. Souman bij brieven van 24 en 30 september 2015 bezwaar gemaakt. Een griffiemedewerker heeft vervolgens, mede gelet op de brieven van mr. Souman, na overleg met een andere rechter, dan tegen wie het wrakingsverzoek zich richt, aan mr. Boven medegedeeld dat er alsnog een datum was bepaald waarop de zaak opnieuw inhoudelijk zou worden behandeld en dat die datum vervolgens in overleg met partijen op 20 november 2015 is vastgesteld.

2.2.

Gelet op deze gang van zaken kon er volgens verzoeker van worden uitgegaan dat het verstek was gezuiverd en er een nieuwe inhoudelijke behandeling van het kort geding zou plaatsvinden. De beslissing van de rechter dat er geen zuivering van het verstek kan hebben plaatsgevonden omdat er nog geen verstek was verleend, is bovendien zo zeer onbegrijpelijk dat voor die beslissing redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat die is ingegeven door vooringenomenheid van de rechter, aldus verzoeker.

3 Het standpunt van de rechter

3.1.

De rechter heeft het wrakingsverzoek gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Ingevolge artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

4.2.

Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Beoordeeld moet worden of de namens verzoeker aangevoerde gronden dergelijke uitzonderlijke omstandigheden opleveren.

4.3.

De wrakingskamer stelt verder voorop dat een negatief ervaren beslissing, een onwelgevallige of zelfs een beslissing waarvan de juistheid ernstig moet worden betwijfeld, in het algemeen geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking is. Dit is anders, als de beslissing zo zeer onbegrijpelijk is, dat voor deze beslissing redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze is ingegeven door vooringenomenheid van de rechter.

4.4.

Uit het proces-verbaal van de zitting van 20 november 2015 blijkt dat de rechter daar als eerste de vraag aan de orde heeft gesteld of het verstek diende te worden gezuiverd.

De rechter heeft in haar verweerschrift toegelicht dat zij dat deed omdat zij in het dossier geen brief met een gemotiveerde beslissing (gericht aan raadslieden van partijen) van de rechtbank had gezien op het verzoek om het verstek te zuiveren. Omdat mr. Souman bezwaar had gemaakt tegen het zuiveringsverzoek, stelt de rechter zich op het standpunt dat zij daarover eerst nog een beslissing diende te nemen, alvorens over te kunnen gaan tot inhoudelijke behandeling.

4.5.

Uit het onderliggende dossier is de wrakingskamer gebleken dat er op 24 september 2015 door een rechtbankmedewerker een aantekening is gemaakt op de brief van mr. Boven (waarin hij verzocht het verstek te zuiveren) van 23 september 2015 waaruit blijkt dat in overleg met een (andere) rechter is beslist dat het verstek is gezuiverd en dat daarvan telefonisch mededeling is gedaan. Uit een aantekening van 6 oktober 2015 blijkt voorts dat in overleg met een (andere) rechter is beslist dat de brief van mr. Souman (waarin hij bezwaren tegen de zuivering uit) geen aanleiding geeft om alsnog anders over de zuivering te beslissen. Uit die aantekeningen blijkt derhalve dat op basis van overleg met (andere) rechters – mede gelet op de door mr. Souman geuite bezwaren tegen zuivering – is beslist dat het verstek is gezuiverd en dat op zo kort mogelijke termijn een nieuwe zittingsdatum diende te worden gepland.

Doordat de rechter, tegen wie het wrakingsverzoek zich richt, niet is verschenen op de wrakingszitting, is het de wrakingskamer niet duidelijk geworden of de rechter kennis heeft genomen van onder meer die aantekening van 24 september 2015 en heeft de wrakingskamer dit ook niet kunnen controleren. De wrakingskamer heeft geen aanwijzingen dat voormelde stukken zich niet in het dossier bevonden ten tijde van de voorbereiding en de behandeling ter zitting door de rechter. Uit het proces-verbaal van de zitting van 20 november 2015 blijkt bovendien dat de rechter heeft medegedeeld dat het haar onduidelijk was waarom de zaak was aangehouden. Nu de rechter niet op de wrakingszitting is verschenen, heeft de wrakingskamer evenmin een nadere toelichting kunnen krijgen op de vraag of en wat de rechter heeft ondernomen om die onduidelijkheid (tijdig) weg te nemen. De wrakingskamer gaat er op basis van de stukken en hetgeen bij de behandeling van het wrakingsverzoek is gesteld van uit dat het verstek op 24 september 2015, en nog bevestigd op 6 oktober 2015, reeds was gezuiverd. Nu al (twee maal) beslist was op het zuiveringsverzoek, is de rechter er bij de behandeling op 20 november 2015 ten onrechte van uitgegaan dat zij eerst nog moest oordelen over de zuivering.

4.6.

De beslissing van de rechter om (afwijzend) te beslissen over de zuivering en de inhoudelijke behandeling op 20 november 2015 achterwege te laten is gelet op het voorgaande onbegrijpelijk.

4.7.

Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek dient te worden beoordeeld of de beslissing en handelwijze van de rechter zo zeer onbegrijpelijk is, dat voor deze beslissing redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze is ingegeven door vooringenomenheid van de rechter.

4.8.

Op grond van het proces-verbaal, het verweerschrift en het verhandelde tijdens de wrakingszitting komt de wrakingskamer tot de conclusie dat de eerder genoemde beslissing en de handelwijze van de rechter niet zo zeer zijn ingegeven door vooringenomenheid van de rechter maar dat deze moeten zijn ingegeven door onvoldoende zicht op en kennis van de stukken in het dossier. Doordat de rechter voornoemde aantekeningen in het dossier kennelijk heeft gemist terwijl het haar naar eigen zeggen onduidelijk was waarom de zaak was aangehouden, heeft zij immers een beslissing genomen waar geen aanleiding meer voor was en heeft zij een inhoudelijke behandeling van de zaak vervolgens achterwege gelaten. Hoewel dit minst genomen onbegrijpelijk is, kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet gezegd worden dat sprake is van een beslissing van de rechter die zo zeer onbegrijpelijk is, dat voor deze beslissing redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze is ingegeven door vooringenomenheid van de rechter.

4.9.

Het wrakingsverzoek kan derhalve niet slagen. De wrakingskamer beslist als hierna volgend.

5 Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het wrakingsverzoek van [verzoeker] van 24 november 2015 tegen de rechter ongegrond;

- bepaalt dat de procedure wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek op 24 november 2015.

Deze beslissing is gegeven door mrs. M.C. van der Mei, voorzitter, D.T. Boks en T. ter Brugge, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Oostveen-Out, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2015.

Griffier Voorzitter


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature