Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Rechtbank draagt eiseres op te bewijzen dat bestuurders vennootschap de mogelijkheid van verhaal voor openstaande facturen hebben gefrustreerd.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/270911 / HA ZA 14-524/ 172/582

Vonnis van 3 juni 2015

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SNEL-NED COURIER LOGISTIC SERVICES B.V.,

gevestigd te Schijndel,

eiseres,

advocaat mr. W.A. Entzinger te Groningen,

tegen

1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SELLING PARTNERS B.V.,

gevestigd te Heilig Landstichting, gemeente Groesbeek,

2. [gedaagden],

wonende te Nijmegen,

3. [gedaagden],

wonende te Nijmegen,

gedaagden,

advocaat mr. M.H. ten Have te Amstelveen.

Partijen zullen hierna Snel-Ned en Selling c.s. genoemd worden. Wanneer gedaagden afzonderlijk worden aangeduid, worden zij Selling, [gedaagde 2] en [gedaagde 3] genoemd

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 11 maart 2015

- de akte in geding brengen van producties namens Selling c.s., ingekomen op 10 april 2015

- het verkorte proces-verbaal van comparitie van 23 april 2015.

2 De feiten

2.1.

Snel-Ned exploiteert een transportonderneming. Selling exploiteert een onderneming die zich onder andere bezig houdt met het doen vervoeren van pakketten en de organisatie van logistieke dienstverlening. Selling heeft blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel de SBI-codes 52291 en 7490 en [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zijn algemeen directeur van Selling.

2.2.

In opdracht van Selling heeft Snel-Ned pakketten vervoerd. Snel-Ned stuurt daarvoor facturen aan Selling, maar die facturen blijven gedeeltelijk onbetaald.

2.3.

Vanaf 1 juli 2014 is er sprake geweest van overleg tussen Snel-Ned en Selling teneinde te komen tot een betalingsregeling van de openstaande facturen.

2.4.

Op 17 juli 2014 is Nedxpress Holding B.V. (hierna te noemen: Nedxpress) opgericht met [gedaagde 2] als directeur en enig aandeelhouder. Nedxpress heeft de SBI-codes 52291 en 7490.

2.5.

Na hiertoe op 20 augustus 2014 verlof van de voorzieningenrechter te hebben verkregen, heeft Snel-Ned beslag gelegd onder negentien debiteuren van Selling.

3 Het geschil

3.1.

Snel-Ned vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad - samengevat - :

i. Selling c.s. hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 89.626,13 aan Snel-Ned, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (BW) vanaf de dag van deze dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;

ii. Selling c.s. hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten, te berekenen vanaf 14 dagen na het ten deze te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

3.2.

Selling c.s. voeren verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1

Snel-Ned legt aan haar vordering onder andere ten grondslag dat voor rekening en in opdracht van Selling door haar vervoerswerkzaamheden zijn verricht en Selling de facturen voor deze werkzaamheden zonder protest heeft ontvangen en behouden zodat Snel-Ned een bedrag in hoofdsom ad € 89.626,13 opeisbaar van Selling te vorderen heeft gekregen. Selling betwist niet dat Snel-Ned op grond van in haar opdracht verrichtte vervoerswerkzaamheden een opeisbare vordering op haar heeft maar betwist de hoogte van de gevorderde hoofdsom alsmede de hoogte van de gevorderde rente en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten.

4.2

Selling heeft gesteld dat ook zij in opdracht van Snel-Ned diensten heeft verricht en dat het tussen partijen de afspraak en handelswijze was dat deze werkzaamheden zouden worden verrekend met de door Snel-Ned verrichtte werkzaamheden. Nu Snel-Ned een aantal door Selling geleverde diensten, waarvan de facturen in totaal € 1.620,00 bedragen, niet in minder heeft gebracht op haar vordering, is de gevorderde hoofdsom niet juist, aldus Selling. Over de hoogte van de vordering van Snel-Ned bestaat derhalve discussie. Zodra en voor zover de grondslagen van de vordering van Snel-Ned komen vast te staan, zal Selling c.s. in de gelegenheid worden gesteld voornoemde stellingen te bewijzen.

4.3.

Tevens heeft Snel-Ned zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] jegens haar als bestuurders van Selling onrechtmatig hebben gehandeld door het frustreren van haar mogelijkheden van verhaal op Selling. Snel-Ned stelt [gedaagde 2] en

[gedaagde 3] hoofdelijk aansprakelijk voor de dientengevolge geleden schade, dat wil zeggen de onbetaald gelaten vordering van Snel-Ned op Selling, ad € 89.626,13.

4.4.

Ter zake van de door Snel-Ned gestelde aansprakelijkheid van [gedaagde 2] en

[gedaagde 3] zijn in de rechtspraak van de Hoge Raad – in het bijzonder wordt vermeld HR 8 december 2006, NJ 2006, 659 (Ontvanger/Roelofsen) – criteria ontwikkeld voor de aansprakelijkheid van bestuurders van vennootschappen jegens derden. Uit bedoelde rechtspraak volgt dat een bestuurder op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk kan zijn voor de schade die een schuldeiser lijdt wanneer de vennootschap haar verplichtingen niet nakomt. Zo kan een bestuurder onder meer persoonlijk aansprakelijk worden gesteld wanneer hij heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de door hem bestuurde vennootschap een eerder door haar aangegane overeenkomst niet nakomt. De bestuurder moet echter, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in art. 2:9 BW, persoonlijk een voldoende ernstig verwijt van dit handelen kunnen worden gemaakt.

4.5.

Onweersproken is de stelling van Snel-Ned dat Selling niet aan haar betalingsverplichtingen voldoet en ook niet over voldoende middelen beschikt om Snel-Ned te voldoen, zodat dit vast staat. De cruciale vraag in deze zaak is of [gedaagde 2] en/of

[gedaagde 3] als bestuurders een dusdanig ernstig verwijt kan worden gemaakt dat zij persoonlijk aansprakelijk zijn voor het onbetaald en onverhaalbaar blijven van de vordering van Snel-Ned op Selling. De rechtbank zal eerst dienen vast te stellen op wie de bewijslast in deze rust.

4.6.

Snel-Ned heeft gesteld dat het op grond van de feiten in deze zaak gerechtvaardigd is dat Selling c.s. worden belast met het bewijs dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als bestuurders geen ernstig verwijt kan worden gemaakt ter zake van het onbetaald en onverhaalbaar blijven van de vordering van Snel-Ned op Selling. De rechtbank overweegt dat in beginsel de bewijslast ingevolge artikel 150 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) op Snel-Ned ligt, omdat zij zich beroept op de rechtsgevolgen van haar stelling. Echter, zoals volgt uit voornoemd artikel 150 Rv en uit het arrest van de Hoge Raad in de zaak Romme /Bakker (HR 10 juni 1994, NJ 1994/766) kunnen de eisen van de redelijkheid en billijkheid tot een andere bewijslastverdeling nopen. Voor beantwoording van de vraag of een andere bewijslastverdeling in deze zaak aan de orde is, zal eerst worden vastgesteld of Snel-Ned haar stelling dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door de mogelijkheden van verhaal voor de openstaande facturen van Snel-Ned te frustreren, voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Pas als dat het geval is komt de rechtbank toe aan de vraag of de bewijslast in deze zaak op een andere manier moet worden verdeeld.

4.7.

De rechtbank acht de navolgende feiten en omstandigheden, die door Selling c.s. zijn erkend of niet weersproken, van belang:

Ten tijde dat Snel-Ned in overleg was met Selling over een regeling ter voldoening van de openstaande facturen, heeft [gedaagde 2] op 17 juli 2014 Nedxpress opgericht. Nedxpress is de naam waarmee Selling in het handelsverkeer naar buiten trad en Nedxpress is gevestigd op hetzelfde adres als Selling en beschikt over hetzelfde telefoon- en faxnummer als Selling. Ter comparitie is gebleken en niet weersproken dat Nedxpress hetzelfde logo heeft als Selling althans het beeldmerk voert dat intellectueel eigendom is van Selling.

4.8.

Voorts heeft Snel-Ned gesteld dat de activiteiten van Nedxpress dezelfde zijn als die van Selling. Hierbij heeft Snel-Ned verwezen naar dezelfde SBI-codes bij de kamer van koophandel. Daarbij heeft Snel-Ned naar voren gebracht dat Nedxpress dezelfde klanten bedient als Selling en dat de klanten/debiteuren van Selling in het kader van de beslaglegging hebben verklaard dat sinds 17 juli 2014 de werkzaamheden ten behoeve van hen als klanten van Selling plotseling vanuit de nieuwe vennootschap, Nedxpress worden verricht en dat ook de facturen vanuit Nedxpress worden verzonden en die klanten worden uitgenodigd om aan Nedxpress te betalen. Nadat Snel-Ned Selling op deze gang van zaken had aangesproken zou [gedaagde 2] hebben verklaard dat hij zich hiermee wilde ‘indekken’ en dat hij bezig zou zijn met het overhevelen van de vorderingen op derden van Selling naar Nedxpress, aldus Snel-Ned.

4.9.

[gedaagde 2] betwist dat hij voornoemde uitlatingen heeft gedaan. Selling c.s. hebben betwist dat er sprake zou zijn van het ‘overhevelen’ van klanten en vorderingen van Selling naar Nedxpress. Zij stellen dat Selling nog steeds actief is en de onderneming nog steeds loopt en dat Nedxpress is opgericht voor een geheel ander concept van dienstverlening dan Selling. Nedxpress zou zich namelijk enkel bezig houden met bemiddeling van vervoersstromen en opereert internationaal. Dat Nedxpress hetzelfde telefoon- en faxnummer, adres en SBI-codes heeft als Selling doet hieraan niet af, aldus Selling c.s.

4.10.

Met de feiten en omstandigheden onder 4.7. heeft Snel-Ned naar het oordeel van de rechtbank weliswaar deels aan haar bewijslast voldaan doch zij heeft, gelet op de door Selling c.s. betwiste stellingen, hiermee nog niet voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] als bestuurders de mogelijkheden van verhaal voor de openstaande facturen van Snel-Ned hebben gefrustreerd en aldus onrechtmatig jegens Snel-Ned hebben gehandeld.

4.11.

Snel-Ned heeft in de dagvaarding en ter comparitie een bewijsaanbod gedaan en hierbij als mogelijke getuigen genoemd, de heer [naam], directeur ad-interim van Snel-Ned, en de debiteuren/zakerelaties van Selling en/of Snel-Ned. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank Snel-Ned opdragen haar stelling te bewijzen dat de bestuurders van Selling, [gedaagde 2] en [gedaagde 3], de mogelijkheden van verhaal voor de openstaande facturen van Snel-Ned hebben gefrustreerd en aldus onrechtmatig jegens Snel-Ned hebben gehandeld.

4.12.

Het komt erop neer dat Snel-Ned eerst aanvullend bewijs moet leveren voor de door haar gestelde grondslag voor aansprakelijkheid, namelijk onrechtmatig handelen door [gedaagde 2] en [gedaagde 3]. De rechtbank zal dat bewijs nu opdragen en verder iedere beslissing aanhouden.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1.

draagt Snel-Ned op aanvullend bewijs te leveren voor haar stelling dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] de mogelijkheden van verhaal voor de openstaande facturen van Snel-Ned hebben gefrustreerd en aldus onrechtmatig jegens Snel-Ned hebben gehandeld,

5.2.

bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 juni 2015 voor uitlating door Snel-Ned of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,

5.3.

bepaalt dat Snel-Ned, indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,

5.4.

bepaalt dat Snel-Ned, indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op donderdagen in de maanden juli tot en met september 2015 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,

5.5.

bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. N.W. Huijgen in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4,

5.6.

bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,

5.7.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2015.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature