U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Publicatie op verzoek, geen samenvatting.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem

Belastingrecht

zaaknummer: AWB 14/4188

uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 2 april 2015

in de zaak tussen

[X], te [Z], opposante,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Zwolle, verweerder.

Behandeling van het verzet

Bij uitspraak van 30 september 2014 heeft de rechtbank het beroep van opposante (met bovengenoemd procedurenummer) met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet-ontvankelijk verklaard.

Bij brief van 15 oktober 2014, door de rechtbank ontvangen op 16 oktober 2014, heeft opposante tegen deze uitspraak verzet gedaan als bedoeld in artikel 8:55, eerste lid, van de Awb .

Opposante is in de gelegenheid gesteld over het verzet te worden gehoord.

De rechtbank heeft het verzet behandeld ter zitting van 27 januari 2015.

Opposante en verweerder zijn met kennisgeving aan de rechtbank niet ter zitting verschenen.

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Feiten en gronden van het verzet

1. Opposante heeft op 24 juni 2014, via het digitale loket, beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van 22 januari 2014, waarbij het bezwaar tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (aanslagnummer [000].H.06) voor het jaar 2010 niet-ontvankelijk is verklaard.

2. De rechtbank heeft bij brief van 25 juli 2014 opposante in de gelegenheid gesteld binnen twee weken schriftelijk te laten weten waarom het beroep na afloop van de beroepstermijn is ingediend. Tevens heeft de rechtbank aangegeven dat, indien de rechtbank van oordeel is dat opposante zonder geldige reden het beroep te laat heeft ingediend of als opposante niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Opposante heeft hierop gereageerd bij brief van 31 juli 2014.

3. Op 30 september 2014 heeft de rechtbank op de voet van artikel 8:54 van de Awb uitspraak gedaan. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig is ingediend gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb en geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb .

4. Opposante heeft tegen deze uitspraak verzet gedaan.

Beoordeling van het verzet

5. In deze verzetprocedure dient enkel de vraag te worden beantwoord of de rechtbank zonder zitting de uitspraak heeft kunnen doen dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, dat wil zeggen zonder dat daarover in redelijkheid twijfel mogelijk was. Hierbij zal de rechtbank rekening houden met de gronden die in verzet zijn aangevoerd.

6. In verzet heeft opposante bij brief van 15 oktober 2014 redenen aangevoerd waarom in haar ogen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Opposante heeft aangevoerd dat zij in beroep in de gelegenheid dient te worden gesteld zich persoonlijk te verweren tegen de ambtshalve aanslag.

7. Het besluit om het bezwaar van opposante niet-ontvankelijk te verklaren is gedagtekend op 22 januari 2014. De beroepstermijn eindigde dientengevolge op 5 maart 2014. Het beroepschrift is op 24 juni 2014 door de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is dus, gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.

8. In hetgeen door opposante is aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen dan is gedaan in de uitspraak van 30 september 2014. Uit de brief van opposante aan de rechtbank van 31 juli 2014 blijkt dat opposante op 20 januari 2014 aanvullende informatie aan verweerder heeft verstrekt. Uit het feit dat verweerder bij brief van 22 januari 2014 uitspraak op bezwaar heeft gedaan, leidt de rechtbank af dat de correspondentie elkaar heeft gekruist. De rechtbank ziet hierin evenwel geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Ook in het aanhangig zijn van een klachtenprocedure jegens de controlerende ambtenaar ziet de rechtbank geen aanleiding anders te beslissen.

9. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake was van een kennelijk niet-ontvankelijk beroep in de zin van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb , zodat de rechtbank terecht tot sluiting van het onderzoek is overgegaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. T.J.P. Wientjens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 2 april 2015

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het beroep in cassatie.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature