U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Wetsartikelen: 1:392 en 1:401 BW

Richtlijn vereenvoudiging kinderalimentatie , fictieve financiële situatie van de alimentatiegerechtigde vrouw, in die zin dat rechtbank uitgaat van de fictieve situatie dat de vrouw een alleenstaande ouder is. Fictief hoger netto besteedbaar inkomen vrouw ivm toepassing heffingskortingen waarop een alleenstaande ouder rechtens aanspraak kan maken, alsook correctie kindgebonden budget op de behoefte van de kinderen.

Het staat de vrouw in beginsel vrij ervoor te kiezen haar leven nieuwe vorm te geven en om samen te gaan wonen met een nieuwe partner waarmee zij, en de kinderen van partijen die bij haar hun hoofdverblijfplaats hebben, een gezin wil vormen. Gebleken is dat de nieuwe partner van de vrouw een zodanig inkomen heeft dat de vrouw niet meer in aanmerking komt voor financiële tegemoetkomingen (heffingskortingen en kindgebonden budget) waarop zij zonder bijtelling van het inkomen van de nieuwe partner wél recht zou hebben gehad. De behoefte van de kinderen komt door het ontbreken van kindgebonden budget hoger uit, terwijl het netto-inkomen van de vrouw door het ontbreken van heffingskortingen lager is. De vraag dient te worden beantwoord of deze financiële gevolgen moeten leiden tot een hogere bijdrage van de man voor de kinderen van partijen. Met de man acht de rechtbank het niet redelijk dat de gevolgen van de persoonlijke keuze van de vrouw tot het resultaat leiden dat de man een hogere bijdrage in de kosten van de kinderen verschuldigd is. Daarom zal de rechtbank in het kader van de berekening van de draagkracht van de vrouw de samenwoning buiten beschouwing laten en rekenen met een voor de vrouw fictieve financiële situatie. De rechtbank zal daarom bij de berekening van de draagkracht van de vrouw rekenen met de heffingskortingen waarop zij aanspraak zou hebben gemaakt als zij een alleenstaande ouder zou zijn geweest. Het voorgaande betekent eveneens dat de rechtbank de stelling van de man dat een correctie op de woonlasten van de vrouw aangewezen is omdat zij deze kan delen met haar nieuwe partner, en in navolging van de uitgangspunten zoals deze aan de nieuwe richtlijn voor de berekening van kinderalimentatie ten grondslag liggen, zal passeren. Datzelfde geldt voor de behoefte van de kinderen en de bijdrage van de ouders in de kosten van de kinderen. Daarop zal de rechtbank een correctie toepassen, in die zin dat zij in mindering op de kosten van de kinderen brengt het kindgebonden budget dat de vrouw zou hebben ontvangen indien geen sprake zou zijn geweest van samenwoning, zoals dat thans wel het geval is. De rechtbank acht dat redelijk.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team familie- en jeugdrecht

Zittingsplaats Zutphen

Zaaknummer: 248309 FZ RK 13-1360

beschikking van de enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken d.d. 14 maart 2014

in de zaak van:

[verzoekster],

wonende te [plaats],

verzoekster, verder te noemen de vrouw,

advocaat: mr. S.W.F. Rouwette te Apeldoorn,

tegen

[verweerder],

wonende te [plaats],

verweerder, verder te noemen de man,

advocaat: mr. N. Kloosterboer te Deventer.

Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:

het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 29 juli 2013;

het verweerschrift met bijlagen, ingekomen op 20 september 2013;

het journaalbericht met bijlagen van mr. Rouwette van 30 januari 2014;

het journaalbericht met bijlagen van mr. Kloosterboer van 31 januari 2014;

het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting op 10 februari 2014;

het journaalbericht met bijlagen van mr. Rouwette van 10 februari 2014.

De feiten

Partijen zijn op [2000] te [plaats] gehuwd.

Uit het huwelijk zijn te [plaats] geboren

[kind A] (hierna [kind A]), op[2002] en

[kind B] (hierna [kind B]), op [2003].

Bij beschikking van de rechtbank Zutphen van 18 augustus 2004 is tussen de man en de vrouw de echtscheiding uitgesproken. Deze beschikking is op 1 september 2004 ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand van de [gemeente].

Na ontbinding van het huwelijk zijn partijen van rechtswege gezamenlijk belast gebleven met het ouderlijke gezag over [kind A] en [kind B].

Tevens is in deze beschikking bepaald dat het tussen partijen gesloten en op 30 juli 2004 ondertekende echtscheidingsconvenant als in de echtscheidingsbeschikking opgenomen moet worden beschouwd en dat hetgeen tussen hen is overeengekomen als in de echtscheidingsbeschikking ingelast geldt en van deze beslissing deel uitmaakt.

In voormeld echtscheidingsconvenant hebben partijen de navolgende – voor zover hier van belang zijnde – afspraken vastgelegd:

“2.1

De ouders achten het in het belang van de minderjarige kinderen dat zij gezamenlijk het gezag blijven uitoefenen, conform de wettelijke regeling. De formele hoofdverblijfplaats zal bij de moeder zijn.

2.2.

De verblijfs- en zorgregeling betreffende beide kinderen, gebaseerd op de huidige werkschema’s van de ouders, is als volgt:

week 1:

maandag tot en met donderdag bij moeder;

vrijdag tot en met zondag bij vader;

week 2:

maandag bij moeder;

dinsdag t/m vrijdag bij vader;

zaterdag en zondag bij moeder.

(…)

Indien nodig is afwijking van bovenvermeld schema mogelijk in onderling overleg. Het verblijf van de kinderen tijdens de vakanties en feestdagen regelen de ouders eveneens in onderling overleg.

2.3

Beide ouders dragen ieder voor de helft bij in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen. De kosten van verblijf zijn voor de ouder waar de kinderen op dat moment verblijven. De kosten van kinderopvang worden ingehouden op het salaris van vader, moeder betaalt daarom maandelijks de helft van het ingehouden bedrag aan vader. Eenmaal per periode van één tot twee maanden overleggen de ouders over de hoogte van de bijdrage, die wordt overgemaakt op de gezamenlijke rekening[rekeningnummer] bij de Rabobank , Deze rekening is thans in gebruik in verband met de kosten van de echtelijke woning maar wordt na afwikkeling daarvan uitsluitend bestemd voor de (bijzondere) kosten van de kinderen. Ook de kinderbijslag wordt op deze rekening overgemaakt. De verdeelsleutel voor ieders bijdrage (thans 50/50) kan zo nodig in overleg worden bijgesteld en is gebaseerd op de verhouding van de (bruto / netto) inkomens van beide ouders.”

In een bij deze rechtbank aanhangige procedure over de (wijziging van de) verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (zaaknummer: 251009 FZ RK 13-1814) zijn partijen momenteel geïnvolveerd in het traject ‘ mediation in het kader van rechtspraak.’

Het verzoek

De vrouw verzoekt dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, (bedoeld zal zijn:) voormelde beschikking van 18 augustus 2004, alsook het echtscheidingsconvenant van 30 juli 2004 voor wat betreft de regeling ter zake de kosten van verzorging en opvoeding van [kind A] en [kind B] zal wijzigen en zal bepalen dat de man met ingang van 4 juni 2013 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde kinderen een bedrag van € 305,-- per kind per maand zal voldoen, althans met ingang van zodanige datum en een zodanige bijdrage als de rechtbank juist acht.

Zij stelt dat de beschikking door wijziging van omstandigheden niet meer aan de wettelijke maatstaven voldoet.

Het verweer

De man verzoekt dat de rechtbank bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de vrouw zal afwijzen.

De beoordeling

ontvankelijkheid

Ingevolge artikel 1:401 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud worden gewijzigd of ingetrokken wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.

De man heeft de door de vrouw gestelde wijziging van omstandigheden erkend. De vrouw is ontvankelijk in haar verzoek. De rechtbank acht een onderzoek naar de behoefte en de draagkracht gerechtvaardigd.

ingangsdatum

De rechtbank ziet geen aanleiding om een andere ingangsdatum te bepalen dan de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het verzoekschrift is ingediend, in dit geval

1 augustus 2013. De man heeft eerst met ingang van die datum rekening kunnen en moeten houden met een wijziging van de huidige regeling omtrent de kosten van verzorging en opvoeding van [kind A] en [kind B] en een vaststelling van een door hem te betalen bijdrage in de kosten van hun verzorging en opvoeding.

uitgangspunten bij de berekening van de behoefte van de kinderen en de berekening van de voor alimentatie beschikbare draagkracht van partijen

Voor de berekening van de draagkracht van partijen zal de rechtbank bij beiden uitgaan van het inkomen op basis van de jaaropgaaf 2013. Dat is het feitelijke inkomen dat partijen uit loondienst in 2013 hadden.

Bij de vrouw gaat de rechtbank voorts uit van haar inkomen uit loondienst, gebaseerd op een werkweek van 25 uur. Hoewel de man stelt dat het een keuze van de vrouw is om parttime te werken, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de feitelijke verdeling tussen partijen van de zorg- en opvoedingstaken van de kinderen – vaststaat dat niet langer sprake is van de na uiteengaan afgesproken co-ouderschapsregeling – van de vrouw niet kan worden gevergd dat zij meer werkt dan de 25 uur per week die zij thans werkt. De rechtbank passeert het verweer van de man op dit punt dan ook. Ook de stelling van de man dat de partner van de vrouw moet worden aangemerkt als stiefouder en daarmee onderhoudsplichtig jegens de kinderen van partijen, zal de rechtbank passeren. Tussen de vrouw en haar partner is sprake van een huwelijk noch geregistreerd partnerschap, zodat op grond van de wet geen onderhoudsverplichting voor de partner van de vrouw jegens de kinderen van partijen bestaat. Dat, zoals de man stelt, de kinderen de partner van de vrouw ook wel ‘papa’ noemen maakt dit niet anders.

De man stelt dat de vrouw heffingskortingen mist vanwege de samenwoning met haar partner. Hij stelt zich op het standpunt dat fictief met die heffingskortingen rekening moet worden gehouden en dat hetzelfde geldt voor het kindgebonden budget. De vrouw heeft dit betwist. De rechtbank overweegt als volgt.

Uitgangspunt van de Expertgroep Alimentatienormen voorheen en ook thans op basis van de nieuwe richtlijn ter zake kinderalimentatie is dat bij de berekening van hun draagkracht ouders als alleenstaande worden aangemerkt. Indien beide ouders na de scheiding een inkomen hebben dat hoger is dan de bijstandsnorm voor een alleenstaande, rijst de vraag wie welk deel van de behoefte van een kind moet dragen. Ter bepaling van ieders aandeel wordt van de ouders een draagkrachtvergelijking gemaakt. Voor het geval een volledige draagkrachtvergelijking wordt gemaakt, beveelt de expertgroep aan de betrokken kinderen buiten beschouwing te laten. Dat betekent dat de rechthebbende als alleenstaande

wordt beschouwd, tenzij er nog andere gezinsleden zijn die (mede) door de onderhoudsgerechtigde moeten worden onderhouden dan de kinderen van partijen. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat enerzijds de rechthebbende door aanwezigheid van deze kinderen in aanmerking kan komen voor extra heffingskortingen en anderzijds de niet-verzorgende ouder in aanmerking kan komen voor de persoonsgebonden aftrek wegens kinderalimentatie.

Het staat de vrouw in beginsel vrij ervoor te kiezen haar leven nieuwe vorm te geven en om samen te gaan wonen met een nieuwe partner waarmee zij, en de kinderen van partijen die bij haar hun hoofdverblijfplaats hebben, een gezin wil vormen. Gebleken is dat de nieuwe partner van de vrouw een zodanig inkomen heeft dat de vrouw niet meer in aanmerking komt voor financiële tegemoetkomingen (heffingskortingen en kindgebonden budget) waarop zij zonder bijtelling van het inkomen van de nieuwe partner wél recht zou hebben gehad. De behoefte van de kinderen komt door het ontbreken van kindgebonden budget hoger uit, terwijl het netto-inkomen van de vrouw door het ontbreken van heffingskortingen lager is. De vraag dient te worden beantwoord of deze financiële gevolgen moeten leiden tot een hogere bijdrage van de man voor de kinderen van partijen. Met de man acht de rechtbank het niet redelijk dat de gevolgen van de persoonlijke keuze van de vrouw tot het resultaat leiden dat de man een hogere bijdrage in de kosten van de kinderen verschuldigd is. Daarom zal de rechtbank in het kader van de berekening van de draagkracht van de vrouw de samenwoning buiten beschouwing laten en rekenen met een voor de vrouw fictieve financiële situatie. De rechtbank zal daarom bij de berekening van de draagkracht van de vrouw rekenen met de heffingskortingen waarop zij aanspraak zou hebben gemaakt als zij een alleenstaande ouder zou zijn geweest. Het voorgaande betekent eveneens dat de rechtbank de stelling van de man dat een correctie op de woonlasten van de vrouw aangewezen is omdat zij deze kan delen met haar nieuwe partner, en in navolging van de uitgangspunten zoals deze aan de nieuwe richtlijn voor de berekening van kinderalimentatie ten grondslag liggen, zal passeren.

Datzelfde geldt voor de behoefte van de kinderen en de bijdrage van de ouders in de kosten van de kinderen. Daarop zal de rechtbank een correctie toepassen, in die zin dat zij in mindering op de kosten van de kinderen brengt het kindgebonden budget dat de vrouw zou hebben ontvangen indien geen sprake zou zijn geweest van samenwoning, zoals dat thans wel het geval is. De rechtbank acht dat redelijk.

behoefte

Partijen zijn verdeeld over de hoogte van de behoefte van de kinderen. De rechtbank overweegt als volgt.

De rechtbank hanteert voor de vaststelling van de behoefte van de minderjarigen de tabel "Eigen aandeel van ouders in de kosten van kinderen" die behoort bij het rapport Alimentatienormen van de Expertgroep Alimentatienormen. Uitgangspunt voor de bepaling van de behoefte van een kind is – conform de aanbeveling van de Expertgroep Alimentatienormen – het gezinsinkomen van de ouders ten tijde van de relatie dan wel het latere inkomen van één van de onderhoudsplichtige ouders als dat nadien hoger is dan dat gezinsinkomen.

De man heeft zijn inkomen in het jaar van uiteengaan (2004) met een bewijsstuk onderbouwd. De rechtbank berekent zijn netto besteedbaar inkomen aan de hand van de door hem overgelegde salarisspecificatie van augustus 2004 op € 1.758,--. Daarbij is rekening gehouden met zijn bruto maandinkomen, de vakantietoeslag, de eindejaarsuitkering, de ingehouden pensioenpremie, de premie WW, de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de verschuldigde inkomensheffing.

De vrouw heeft bij journaalbericht van 30 januari 2014 (productie 7) een bewijsstuk van haar inkomen ad € 2.279,37 bruto per maand exclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering ten tijde van uiteengaan van partijen in 2004 overgelegd. De man heeft ter zitting erkend dat dit inkomen juist is. De vrouw heeft aan de hand van voormeld bruto inkomen haar netto besteedbaar inkomen in 2004 berekend op € 1.839,-- per maand. Omdat de man inhoudelijk geen verweer heeft gevoerd tegen voormelde berekening van het netto besteedbaar inkomen van de vrouw, gaat de rechtbank van dat inkomen uit.

Het gezamenlijk netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen bedroeg in 2004 daarmee

€ 3.597,-- (€ 1.758,-- en € 1.839,--).

Op basis van de tabel 2004, 12 kinderbijslagpunten ([kind A] was in het jaar van uiteengaan van zijn ouders twee jaar oud en [kind B] was één jaar oud), en voormeld netto gezinsinkomen van € 3.597,-- per maand berekent de rechtbank de behoefte van de minderjarigen aan een bijdrage van hun ouders op € 886,19 per maand, geïndexeerd per 1 januari 2013 afgerond

€ 1.039,-- per maand. Daarop brengt de rechtbank, zoals hiervoor reeds is overwogen, een kindgebonden budget in mindering van (ambtshalve berekend) € 98,-- per maand, zodat de behoefte van de kinderen € 941,-- per maand bedraagt (€ 470,50 per kind per maand).

draagkracht man

Ter beoordeling van de draagkracht van de man rekent de rechtbank op grond van de overgelegde jaaropgaaf 2013 met een belastbaar jaarinkomen van € 38.026,--.

Alles op jaarbasis rekening houdend met

de algemene heffingskorting ad € 2.001,--,

de arbeidskorting ad € 1.723,--,

de verschuldigde inkomensheffing ad € 11.265,--,

berekent de rechtbank het besteedbaar inkomen van de man op afgerond € 2.230,-- per maand.

Aan de hand van de draagkrachttabel, jaarlijks gepubliceerd in de bijlage bij het rapport van de Expertgroep alimentatienormen, heeft de man draagkracht voor betaling van € 497,-- per maand. Vermeerderd met het fiscaal voordeel in verband met de persoonsgebonden aftrekpost levensonderhoud kinderen ad € 99,-- per maand bedraagt zijn draagkracht

€ 594,-- per maand.

zorgkorting

Omdat ouders beiden de bedoeling hebben dat omgang tussen de man en de kinderen weer wordt opgestart en de man gedurende de tijd dat de kinderen bij hem zullen verblijven reeds voor een deel in natura in de kosten van de kinderen voorziet dan wel kan voorzien, heeft de man in beginsel recht op toepassing van een zorgkorting. Partijen zijn het erover eens dat een percentage van 15 moet worden toegepast.

De rechtbank berekent de zorgkosten van de man op € 141,-- per maand (een percentage van 15 van de hiervoor berekende de behoefte van de kinderen van € 941,-- per maand). Of deze zorgkorting van € 141,-- per maand al dan niet kan worden geëffectueerd zal de rechtbank hierna beoordelen, nu dat afhankelijk is van de gezamenlijk beschikbare draagkracht van partijen.

draagkracht vrouw

Ter beoordeling van de draagkracht van de vrouw rekent de rechtbank op grond van de overgelegde jaaropgaaf 2013 met een belastbaar jaarinkomen van € 30.811,--.

Alles op jaarbasis rekening houdend met

de algemene heffingskorting ad € 2.001,--,

de arbeidskorting ad € 1.723,--,

de inkomensafhankelijke combinatiekorting ad € 2.064,-- (zoals hiervoor is overwogen fictief),

de alleenstaande ouderkorting ad € 2.266,-- (zoals hiervoor is overwogen fictief),

de verschuldigde inkomensheffing ad € 3.904,--,

berekent de rechtbank het (fictieve) netto besteedbaar inkomen/de inkomenscapaciteit van de vrouw op afgerond € 2.242,-- per maand.

Aan de hand van de draagkrachttabel, jaarlijks gepubliceerd in de bijlage bij het rapport van de Expertgroep alimentatienormen, heeft de vrouw draagkracht voor betaling van € 502,-- per maand.

draagkrachtvergelijking

De gezamenlijke draagkracht van partijen bedraagt € 1.096,-- per maand. Aldus is er voldoende draagkracht beschikbaar om in de behoefte van de minderjarigen te voorzien. De rechtbank zal dan ook in het hierna te berekenen aandeel van de man voormelde zorgkorting in mindering brengen.

Vergelijking van ieders voor alimentatie beschikbare ruimte, afgezet tegen de behoefte van de minderjarigen, leert de rechtbank dat de man en de vrouw naar rato van ieders draagkracht bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen als de man, na aftrek zorgkorting, bijdraagt met een bedrag van

€ 368,-- per maand/€ 184,-- per kind per maand.

Dat bedrag acht de rechtbank in overeenstemming met de wettelijke maatstaven en zal zij toewijzen.

De beslissing

De rechtbank:

wijzigt de bij beschikking van de rechtbank Zutphen van 18 augustus 2004 en bij artikel 2.3 van het echtscheidingsconvenant van 30 juli 2004 bepaalde regeling ter zake de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen:

[kind A], geboren op [2002] te [plaats] en

[kind B], geboren op [2003] te [plaats]

en stelt deze met ingang van 1 augustus 2013 vast op een bedrag van € 184,-- (eenhonderd en vierentachtig euro) per kind per maand;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Hemrica, rechter, in tegenwoordigheid van G.J. Heuvelink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2014.

Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,

- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature