Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Geldleningsovereenkomst. Vraag is tussen wie de overeenkomst is aangegaan. De betrokken heren in privé of hun respectievelijke vennootschappen. Oordeel is door beide partijen in privé aangegaan.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK DORDRECHT

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 97248 / HA ZA 12-2070

Vonnis van 28 november 2012

in de zaak van

1. [Eiser 1]

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[Y] HOLDING B.V.,

wonende resp. gevestigd te Barendrecht,

eisers,

advocaat mr. S.J. Nauta,

tegen

1. [Gedaagde 1]

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SCHILDTINVEST B.V., tevens h.o.d.n. Prima Makelaars,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

SCHILDTINVEST HOLDING B.V.,

wonende resp. gevestigd te Mijnsheerenland,

gedaagden,

advocaat mr. L.S. van Westen.

Partijen zullen hierna [eisers] (of afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2]) en [gedaagden] (of afzonderlijk [gedaagde 1], Schildtinvest en Schildtinvest Holding) genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het tussenvonnis van 9 mei 2012 en de daarin genoemde processtukken;

- het proces-verbaal van comparitie van 13 september 2012 en de daarin genoemde processtukken.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. [gedaagde 1] is enig bestuurder en aandeelhouder van Schildtinvest Holding.

2.2. Schildtinvest Holding is enig bestuurder en aandeelhouder van Schildtinvest.

2.3. [eiser 1] is enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser 2].

2.4. [eiser 1] en [gedaagde 1] kennen elkaar van de Lions Club.

2.5. Op 24 maart 2011 is vanaf de rekening van [eiser 1] € 50.000,00 overgemaakt naar de rekening van Schildtinvest onder vermelding van “Prima makelaars Mijnsherenland Lening” (productie 4 dagvaarding).

2.6. Eveneens op 24 maart 2011 is vanaf de rekening van [eiser 2] € 50.000,00 overgemaakt naar de rekening van Schildtinvest onder vermelding van “SCHILDTINVEST BV Lening” (productie 5 dagvaarding).

2.7. Als productie 1 bij conclusie van antwoord heeft [gedaagden] een akte overgelegd met de volgende inhoud:

“(…)

Overeenkomst van geldlening

[eiser 2]/[eiser 1] (..)

en

[gedaagde 1] handelend namens Schildtinvest bv (…) hierna te noemen [gedaagde 1]

Komen overeen het navolgende overeen:

1. [eiser 1] verstrekt aan [gedaagde 1] een lening groot € 100.000 zegge honderdduizend euro.

2. De looptijd van de lening bedraagt 2 maanden en zal daarom uiterlijk 31 mei 2011 worden ingelost.

3. De door [gedaagde 1] verschuldigde rente bedraagt 6% op jaar basis.

4. Het is [gedaagde 1] toegestaan eerder boetevrij af te lossen.

5. Terugbetaling zal gedaan worden op de rekeningnummers waar vanaf de bedragen zijn ontvangen.

6. De verschuldigde rente zal worden overgemaakt op rekeningnummer (…) tnv [eiser 1]

Aldus opgemaakt te Mijnsheerenland, 24 maart 2011

Voor akkoord: Voor akkoord:

Schildtinvest bv [eiser 2]/[eiser 1]

[gedaagde 1] [eiser 1]”

De akte is alleen door [gedaagde 1] en niet door [eiser 1] ondertekend.

2.8. [gedaagden] heeft de volgende e-mailcorrespondentie overgelegd als productie 5 bij conclusie van antwoord:

“(…)

Van: Schildtinvest (…)

Datum: 28 maart 2011 16:31

Onderwerp: re:

Aan: “[eiser 1]” (…)

Prima [eiser 1],

(…) Ik zal het getekende exemplaar morgenochtend door je brievenbus doen.

[gedaagde 1]

Op 28 maart 2011 11:41 schreef [eiser 1] (…) het volgende:

[gedaagde 1],

Ontvangen. (…)

---- Original Message ----

From: Schildtinvest

To: [eiser 1]

Sent: Monday, March 28, 2011 10:56 AM

Beste [eiser 1],

Hierbij de overeenkomst zoals het volgens mij afgesproken is. Ik doe vanmiddag nog even het originele exemplaar in je brievenbus.

Bedankt voor je steun.

[gedaagde 1]

(…)”

3. De vordering

3.1. [eisers] vordert:

primair:

[gedaagde 1] bij vonnis te veroordelen, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om aan [eiser 1] althans [eiser 1] en/of [eiser 2] te betalen:

1. hoofdsom € 100.000,00;

2. contractuele vertragingsrente, subsidiair wettelijke vertragingsrente over de hoofdsom vanaf 24 maart 2011, althans de dag der verzuim, tot de dag der algehele voldoening;

subsidiair:

Schildtinvest, Schildtinvest Holding en [gedaagde 1] bij vonnis hoofdelijk te veroordelen, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad om aan [eiser 1], althans [eiser 1] en/of [eiser 2] te betalen:

1. hoofdsom € 100.000,00;

2. contractuele vertragingsrente, subsidiair wettelijke handelsrente, meer subsidiair de wettelijke vertragingsrente over de hoofdsom vanaf 24 maart 2011, althans de dag der verzuim, tot de dag der algehele voldoening;

meer subsidiair:

1. bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de geldleningovereenkomst met Schildtinvest te vernietigen wegens bedrog, misbruik van omstandigheden danwel dwaling per datum van het in dezen te wijzen vonnis;

2. bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Schildtinvest, Schildtinvest Holding en [gedaagde 1] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser 1], althans [eiser 1] en/of [eiser 2] te betalen:

- hoofdsom € 100.000,00;

- wettelijke vertragingsrente over de hoofdsom vanaf 24 maart 2011, althans de dag der verzuim, tot de dag der algehele voldoening;

meest subsidiair:

Schildtinvest bij vonnis te veroordelen, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om aan [eiser 1], althans [eiser 1] en/of [eiser 2] te betalen:

1. hoofdsom € 100.000,00;

2. contractuele vertragingsrente, subsidiair wettelijke vertragingsrente over de hoofdsom vanaf 24 maart 2011, althans de dag der verzuim, tot de dag der algehele voldoening;

primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair:

bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Schildtinvest, Schildtinvest Holding en [gedaagde 1] hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser 1], althans [eiser 1] en/of [eiser 2] te betalen:

1. buitengerechtelijke kosten op grond van artikel 6:96 BW € 2.842,00;

2. de wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;

- Schildtinvest, Schildtinvest Holding en [gedaagde 1] te veroordelen in de proceskosten.

Grondslag van de vordering

3.2. [eisers] legt aan de gevorderde hoofdsom het volgende ten grondslag.

primair

3.2.1. [eiser 1] heeft op 24 maart 2011 aan [gedaagde 1] in privé een bedrag van € 100.000,00 geleend voor de duur van 2 à 3 maanden tegen 6% rente. Op grond van deze geldleningovereenkomst heeft [eiser 1] opeisbaar € 100.000,00 van [gedaagde 1] te vorderen. De lening is door [eiser 1] in privé verstrekt aan [gedaagde 1] in privé. [eiser 2] is hierbij door [eiser 1] slechts gebruikt om € 50.000,00 te betalen. Zekerheidshalve is tevens namens [eiser 2] gedagvaard voor het geval in rechte komt vast te staan dat € 50.000,00 zou zijn uitgeleend door [eiser 2].

subsidiair

3.2.2. Als de overeenkomst niet is aangegaan met [gedaagde 1], is Schildtinvest gehouden tot terugbetaling van het geleende bedrag. [gedaagde 1] en Schildtinvest Holding hebben onrechtmatig gehandeld jegens [eisers]. [gedaagde 1] wist ten tijde van het verstrekken van de lening, althans behoorde te weten, dat Schildtinvest haar verplichtingen jegens [eisers] niet, of niet binnen redelijke termijn, kon nakomen en dat zij geen verhaal kon bieden voor de schade ten gevolge van die toerekenbare tekortkoming. Dit ernstig verwijtbare gedrag is [gedaagde 1] en Schildtinvest Holding aan te rekenen, te meer gezien het feit dat alle handelingen bij het aangaan van de lening door Schildtinvest zijn verricht door [gedaagde 1] in zijn hoedanigheid van enig bestuurder van Schildtinvest Holding. Subsidiair stelt [eisers] zich op het standpunt dat de betalingsonmacht van Schildtinvest voortkomt uit betalingsonwil.

meer subsidiair

3.2.3. In het geval het vorenstaande niet leidt tot toewijzing van de vordering op [gedaagde 1] en Schildtinvest, vordert [eisers] de geldleningovereenkomst met Schildtinvest primair te vernietigen wegens bedrog, subsidiair wegens misbruik van omstandigheden, meer subsidiair wegens dwaling. [gedaagde 1] heeft [eiser 1] gevraagd in privé geld te lenen. [gedaagde 1] heeft zijn hoedanigheid als bestuurder van Schildtinvest Holding vervolgens gebruikt om namens Schildtinvest de lening aan te gaan. Als [gedaagde 1] had verteld dat hij de lening namens Schildtinvest wenste aan te gaan, dan had [eiser 1] hier nimmer mee ingestemd. [gedaagde 1] had moeten vertellen dat Schildtinvest op dat moment een zinkend schip was. Indien de overeenkomst tussen [eiser 1] en Schildtinvest wordt vernietigd, moet de betaalde € 100.000,00 als onverschuldigd worden terugbetaald. Verder levert dit handelen c.q. nalaten een toerekenbare onrechtmatige daad op van Schildtinvest, Schildtinvest Holding en [gedaagde 1] jegens [eiser 1], op basis waarvan zij tot schadevergoeding zijn verplicht. De schade als gevolg van de onrechtmatige daad is eveneens een bedrag ad € 100.000,00, het bedrag der totale lening.

meest subsidiair

3.2.4. Indien de overeenkomst tussen [eiser 1] en Schildtinvest niet wordt vernietigd, is de vordering van [eiser 1] op Schildtinvest opeisbaar en wordt nakoming hiervan gevorderd.

Rente

3.3. Aangaande de gevorderde contractuele vertragingsrente stelt [eisers] dat partijen bij de geldlening een rentepercentage zijn overeengekomen van 6% per jaar en dat [gedaagden] deze thans verschuldigd is. De wettelijke handelsrente wordt gevorderd op grond van artikel 6:119a BW en de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW . Alle gevorderde rente dient volgens [eisers] te worden berekend vanaf 24 maart 2011 (datum betaling van de

€ 100.000,00).

4. Het verweer

4.1. [gedaagden] concludeert tot afwijzing van de vordering.

[gedaagden] heeft de stellingen van [eisers] voor zover deze zien op de primaire, subsidiaire en meer subsidiaire grondslag betwist en voert onder meer het volgende aan:

4.1.1. De geldleningovereenkomst van 24 maart 2011 heeft [eisers] niet met [gedaagde 1] gesloten, maar met Schildtinvest. [gedaagde 1] heeft bij het aangaan van de geldlening gehandeld als bestuurder namens Schildtinvest. [gedaagde 1] heeft [eiser 1] gebeld en gezegd: “Ik moet een schuldeiser van Schildtinvest B.V. snel een ton terugbetalen”. Door zowel [eiser 1] als [eiser 2] is op 24 maart 2011 een bedrag van € 50.000,00 overgemaakt op de bankrekening van Schildtinvest. [gedaagde 1] heeft vervolgens de afspraken hieromtrent op papier gezet. Dit is de geldleningovereenkomst (rechtbank: zie 2.7, hierna: de schriftelijke overeenkomst). In deze overeenkomst is duidelijk vermeld dat [gedaagde 1] handelde namens Schildtinvest. Dat de schriftelijk overeenkomst door [eisers] is geaccepteerd blijkt uit de e-mailcorrespondentie in productie 5 conclusie van antwoord. Tussen partijen werden alleen zakelijke kwesties besproken, dus het moet voor [eiser 1] duidelijk zijn geweest dat het geld aan de vennootschap werd geleend. Gezien de schriftelijke overeenkomst en het feit dat € 50.000,00 van het geleende geld afkomstig is van de rekening van [eiser 2], moet de helft van het geleende bedrag aan [eiser 2] worden terugbetaald.

4.2. Ten aanzien van de gevorderde contractuele rente betwist [gedaagden] dat partijen vertragingsrente zijn overeengekomen vanaf 24 maart 2011. [gedaagden] voert hierbij aan dat op 24 maart 2011 de overeenkomst van geldlening is gesloten en hij derhalve op die datum niet in verzuim was. Volgens [gedaagden] was hij niet eerder dan 22 oktober 2011 in verzuim.

5. De beoordeling

5.1. Het staat vast dat op 24 maart 2011 een geldleningovereenkomst is aangegaan door [eiser 1] en [gedaagde 1]. De vragen die moet worden beantwoord zijn: of [gedaagde 1] daarbij heeft gehandeld in persoon dan wel als vertegenwoordiger van Schildtinvest en of [eiser 1] daarbij alleen voor zichzelf heeft gehandeld dan wel mede als vertegenwoordiger van [eiser 2].

5.2. Of iemand jegens een ander bij het sluiten van een overeenkomst in eigen naam - dat wil zeggen als wederpartij van die ander - is opgetreden dan wel (mede) als vertegenwoordiger van een derde, hangt af van hetgeen hij en die ander daaromtrent jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden.

5.3. Vast staat dat [eiser 1] en [gedaagde 1] elkaar privé kennen (van de Lions Club) en dat [gedaagde 1] [eiser 1] in privé heeft benaderd met het verzoek tot een geldlening. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde 1] hierbij heeft verklaard dat hij dit verzoek deed in naam van Schildtinvest en evenmin dat de heren in het verleden namens hun vennootschappen zaken met elkaar hebben gedaan. Onder deze omstandigheden mocht [eiser 1] in beginsel aannemen dat [gedaagde 1] het verzoek tot geldlening voor zichzelf deed, tenzij hij uit andere omstandigheden had moeten afleiden dat [gedaagde 1] niet de bedoeling had zichzelf te binden, maar Schildtinvest.

5.4. [eisers] betwist de inhoud van de schriftelijke overeenkomst en stelt de overeenkomst voorafgaand aan deze procedure nooit te hebben ontvangen. Ter comparitie heeft [eisers] aangevoerd dat uit de e-mailcorrespondentie in productie 5 conclusie van antwoord niet blijkt dat een bijlage bij de e-mail is verstuurd. Gezien deze betwisting door [eisers] en het feit dat de schriftelijke overeenkomst niet door [eiser 1] is ondertekend, heeft [gedaagden] zijn standpunt dat [eiser 1] de schriftelijke overeenkomst heeft geaccepteerd onvoldoende onderbouwd. Aan de inhoud van deze overeenkomst zal dan ook voorbij worden gegaan.

5.5. Uit de (door [eisers] betwiste) stellingen van [gedaagde 1] dat hij tegen [eiser 1] heeft gezegd een schuldeiser van Schildtinvest snel een ton te moeten terugbetalen en dat [eiser 1] zelf het geld naar de bankrekening van Schildtinvest heeft overgemaakt, volgt nog niet dat voor [eiser 1] duidelijk moest zijn dat [gedaagde 1] de lening aanging namens Schildtinvest. Het gegeven dat partijen alleen zakelijke kwesties met elkaar bespraken, maakt dit niet anders. Nu overigens geen omstandigheden zijn aangevoerd waaruit [eiser 1] had moeten afleiden dat [gedaagde 1] niet de bedoeling had zichzelf te binden, maar Schildtinvest, moet het ervoor worden gehouden dat [gedaagde 1] de geldleningovereenkomst in eigen naam is aangegaan.

5.6. Als onweersproken staat vast dat partijen niet hebben besproken dat (een deel van het) geld namens [eiser 2] werd geleend. Het feit dat € 50.000,00 van de rekening van deze holding afkomstig is, is onvoldoende om [eiser 2] als contractpartij bij de geldlening aan te merken. Nu verder geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd waaruit zou kunnen blijken dat [eiser 1] mede als vertegenwoordiger van [eiser 2] de overeenkomst is aangegaan, moet ervan worden uitgegaan dat ook [eiser 1] de geldleningovereenkomst (geheel) in privé heeft gesloten.

5.7. De primaire vordering om [gedaagde 1] te veroordelen om aan [eiser 1] € 100.000,00 te betalen, zal worden toegewezen. Aan de overige (subsidiaire, meer subsidiaire en meest subsidiaire vorderingen) wordt niet toegekomen.

Rente

5.8. Vast staat dat bij de geldlening 6% rente per jaar is overeenkomen. Partijen verschillen van mening over de vraag vanaf wanneer deze rente moet worden betaald. Nu gesteld noch gebleken is dat partijen zijn overeengekomen vanaf welk moment deze rente verschuldigd is, dient [gedaagde 1] de rente te betalen vanaf het moment waarop de hoofdsom aan hem is verstrekt, te weten 24 maart 2011. Hiervoor is niet vereist dat hij in verzuim is. De gevorderde contractuele rente zal worden toegewezen vanaf 24 maart 2011.

Buitengerechtelijke incassokosten

5.9. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. [eisers] heeft niet voldoende onderbouwd gesteld dat hij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.

Proceskosten

5.10. Nu [gedaagde 1] jegens [eiser 1] in het ongelijk is gesteld, dient hij de proceskosten van [eiser 1] te vergoeden. De kosten aan de zijde van [eiser 1] worden begroot op:

- dagvaarding € 90,64

- griffierecht 1.436,00

- salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punten × tarief € 1.421,00)

Totaal € 4.368,64

[eiser 2] dient - als de jegens [gedaagde 1] in het ongelijk gestelde partij - de proceskosten van [gedaagde 1] te vergoeden. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] worden begroot op:

- griffierecht 1.436,00

- salaris advocaat 2.842,00 (2,0 punten × tarief € 1.421,00)

Totaal € 4.278,00

Voorts moet [eisers] de proceskosten vergoeden aan Schildtinvest en Schildtinvest Holding, aangezien de vordering van [eisers] jegens laatstgenoemde partijen zal worden afgewezen. Deze proceskosten worden begroot op nihil, omdat Schildtinvest en Schildtinvest Holding naast [gedaagde 1] geen separate processtukken hebben ingediend en ter comparitie hun belangen tezamen met die van [eiser 1] zijn vertegenwoordigd.

6. De beslissing

De rechtbank

6.1. veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiser 1] te betalen een bedrag van € 100.000,00

(éénhonderdduizend euro), vermeerderd met de contractuele rente van 6% per jaar met ingang van 24 maart 2011 tot de dag van volledige betaling;

6.2. veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] tot op heden begroot op € 4.368,64;

6.3. veroordeelt [eiser 2] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 4.278,00;

6.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

6.5. wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken op

28 november 2012.?


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature