U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Geen gezamelijk gezag omdat partijen er ondanks forensische mediation en interventie van de gezinsvoogd niet in slagen te komen tot afspraken over de invulling van hun ouderschap. Dit leidt tot het oordeel dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen.

Uitspraak



RECHTBANK DORDRECHT

Sector civiel recht

zaaknummer: 79952 / FA RK 09-7479

beschikking van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2012

in de zaak van

[verzoeker],

wonende te [adres verzoeker],

verzoeker,

advocaat mr. M.G. Hoogerwerf,

tegen

[verweerster],

wonende te [adres verweerster],

verweerster,

advocaat mr. F.C. Frederiks te Zwijndrecht.

Partijen worden hieronder aangeduid als de man respectievelijk de vrouw.

1. Het procesverloop

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende processtukken:

- de beschikking van deze rechtbank van 6 april 2011, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast beschouwd dient te worden;

- het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) d.d. 27 september 2011;

- de brief met bijlagen van de Raad, ingekomen ter griffie op 14 oktober 2011;

- de beschikking van de kinderrechter van 19 oktober 2011, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast beschouwd dient te worden;

- het aanvullend verzoekschrift, met bijlagen, van de man ingekomen ter griffie op 3 november 2011;

- de brief van de advocaat van de vrouw, ingekomen ter griffie op 23 maart 2012;

- het F9 formulier, met bijlagen, van de advocaat van de man, ingekomen ter griffie op 04 april 2012.

De voortgezette mondelinge behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op de terechtzitting met gesloten deuren van 5 april 2012.

Ter terechtzitting zijn verschenen:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat, die ter zitting pleitaantekeningen heeft overgelegd;

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, die ter zitting pleitaantekeningen heeft overgelegd.;

- de gezinsvoogd, A. Kist-Gieskes.

2. De vaststaande feiten

Bij vonnis in kort geding van deze rechtbank van 22 oktober 2009 is een voorlopige omgangsregeling bepaald tussen de man en de minderjarige inhoudende één weekend per veertien dagen van zaterdagochtend 9:00 uur tot zondagmiddag 17:00 uur, te beginnen op zaterdag 31 oktober 2009.

Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 23 december 2009 is een voorlopige omgangsregeling bepaald inhoudende dat [minderjarige] één weekend per veertien dagen van zaterdag 9.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur, alsmede iedere woensdag van 12.00 uur tot 19.00 uur bij de man zal zijn.

Bij beschikking van deze rechtbank van 6 april 2011 is door de rechtbank naar aanleiding van het deskundigenbericht van drs. J.A.M. Hendriks een beschermingsonderzoek aan de Raad opgedragen.

Bij beschikking van de kinderrechter van 19 oktober 2011 is de minderjarige [minderjarige] voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld.

3. Het verzoek en het verweer

Het verzoek

De man verzoekt, na aanvulling van zijn verzoek, een omgangsregeling te bepalen, inhoudende dat [minderjarige] eens in de veertien dagen van vrijdagmiddag 15.00 uur tot maandagochtend 8.30 uur bij hem verblijft, alsmede dat omgang plaatsvindt elke week op woensdagmiddag vanaf 12.15 uur tot donderdagochtend 8.30 uur.

Voorts verzoekt de man een verdeling van de vakanties zoals opgenomen in het aanvullende verzoekschrift.

De man acht de door hem voorgestelde uitbreiding van de thans bestaande regeling in het belang van [minderjarige] omdat deze meer rust en stabiliteit voor [minderjarige] met zich brengt. Bijkomend voordeel is dat de man op deze manier ook [minderjarige] naar school kan brengen.

In het inleidende verzoek was door de man geen vakantieregeling verzocht omdat hij er toen nog van uit ging dat partijen dit in onderling overleg konden regelen. De vrouw is hierin echter weinig coöperatief gebleken. Afgelopen zomer heeft de man een kort geding aanhangig moeten maken om met [minderjarige] op vakantie te kunnen.

De man heeft ter zitting verzocht aan de nakoming van de door hem verzocht uitbreiding van de omgangsregeling een dwangsom te verbinden.

Voorts verzoekt de man te worden belast met het gezamenlijk ouderlijk gezag over zijn dochter.

Hij acht het in het belang van het kind dat hij deel uitmaakt van haar leven, haar opvoeding, en haar ontwikkeling. Hij heeft dus recht en belang bij dit verzoek.

De man wijst er tevens op dat er een gezagsvacuüm zou kunnen ontstaan bij het eventueel overlijden van de vrouw, nu de man het gezag thans niet heeft. Dit terwijl hij de logische ouder is die dan de opvoeding van het kind op zich dient te nemen.

De man wenst in het leven van zijn dochter een actieve rol te spelen, hetgeen in de toekomst belangrijk is voor de relatie dochter-vader en voor de ontwikkeling van zijn dochter met name op relationeel vlak.

Het verweer tegen het inleidend verzoek

De vrouw verzoekt het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling toe te wijzen, voor zover het betreft de omgang gedurende één weekend per veertien dagen, doch met de aanvulling daarop dat de omgang zal plaatsvinden van zaterdagochtend 09.00 uur tot zondagmiddag 17.00 uur, de overdracht van [minderjarige] zal plaatsvinden in het Ara Hotel te Zwijndrecht en de man aan de vrouw tevoren meedeelt waar hij met [minderjarige] in het betreffende weekend zal verblijven en hij [minderjarige] laat bellen naar de vrouw als zij daarom vraagt.

De verzoeken van de man voor het overige af te wijzen.

De vrouw heeft naar de man toe altijd te kennen gegeven dat zij een regelmatig contact tussen [minderjarige] en haar vader zeer wenselijk acht en dat zij daaraan binnen het kader van goede afspraken haar volledige medewerking wil geven. De vrouw heeft de contacten tussen [minderjarige] en de man dan ook nimmer in de weg gestaan. Naar het idee van de vrouw zijn de beperkingen aan deze contacten tot op heden te wijten aan de volle agenda van de man, zowel zakelijk als privé.

De vrouw heeft bezwaar tegen het verzoek van de man hen gezamenlijk te belasten met het ouderlijk gezag over [minderjarige], zolang nog geen sprake is van een goed verlopend contact en overleg tussen partijen.

Het verweer tegen het aanvullend verzoek

De vrouw acht uitbreiding van de huidige regeling niet in het belang van [minderjarige]. Niet alleen loopt de huidige regeling niet goed en heeft dat nooit gedaan, ook starten partijen binnenkort met hulpverlening in de vorm van opvoedingsondersteuning via Trivium.

4. De verdere beoordeling

Er dient beslist te worden op de inleidende verzoeken van de man tot gezamenlijk ouderlijk gezag en een omgangsregeling tussen de man en [minderjarige], alsmede op het aanvullend verzoek van de man tot uitbreiding van de omgangsregeling.

Gezag

Artikel 1:253c BW schept voor de vader die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid de rechtbank te verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.

Indien het verzoek ertoe strekt de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

Voor gezamenlijk gezag is vereist dat ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen.

Gezien de ernstige communicatieproblemen die er reeds tussen partijen bestonden ten tijde van het inleidend verzoekschrift, zijn partijen naar forensische mediation verwezen.

Door de deskundige drs. Hendriks werd met betrekking tot het gezag gerapporteerd dat het ten tijde van het onderzoek, ouders niet is gelukt tot constructieve afspraken met elkaar te komen.

Wegens het diskwalificeren van elkaar als ouder en de uitgesproken zorgen van de ouders over elkaar als ouder, waarbij over en weer vermoedens van mishandeling worden uitgesproken, is het heel moeilijk voor ouders om waar dan ook overeenstemming over te krijgen.

Het ontbreken van de mogelijkheden bij ouders om met elkaar tot constructieve afspraken over de invulling van hun ouderlijke verantwoordelijkheden te komen en het daarmee samenhangend risico voor [minderjarige] dat zij daardoor klem of verloren zal raken tussen de ouders, vormde aanleiding tot een door de rechtbank aan de Raad opgedragen beschermingsonderzoek, hetgeen resulteerde in een ondertoezichtstelling van [minderjarige] per 19 oktober 2011.

Uit het aan het verzoek tot ondertoezichtstelling ten grondslag liggende raadsrapport blijkt het volgende.

“Door de druk en de heftige strijd van ouders krijgt [minderjarige] van ouders geen ruimte voor haar eigen beleving in emotionele zin. Het gedrag van ouders leidt tot emotionele verwaarlozing van [minderjarige] en een risico voor scheefgroei in haar ontwikkeling. Ouders hebben door hun (scheidings-)problematiek onvoldoende zicht op en oog voor de belevingswereld van [minderjarige]. Tevens kunnen zij hun eigen belangen, behoeftes, zorgen en rancune niet ondergeschikt maken aan de belangen en behoeftes van [minderjarige] waardoor zij onvoldoende tegemoet komen aan haar. Er lijkt bij ouders op geen enkele wijze inzicht te zijn in de invloed van hun gedrag op [minderjarige]”.

Uit de schriftelijke verklaring en de mondelinge verklaring ter zitting van de gezinsvoogd A. Kist- Gieskes, blijkt dat ouders in hun eerdere gedrag volharden. In de door de gezinsvoogd georganiseerde gesprekken en de daarop door de ouders geleverde commentaren vervallen ouders keer op keer in het herhalen van ‘oud zeer’ en in de verdediging van de eigen stellingen, dit alles ten koste van het belang van [minderjarige].

De gezinsvoogd heeft voorts verklaard dat uit de gesprekken met [minderjarige] duidelijk wordt dat zij verscheurd wordt door de houding van de ouders. Het gedrag van [minderjarige], die elk gesprek met de gezinsvoogd over haar ouders uit de weg gaat, wordt door de gezinsvoogd als zeer zorgelijk betiteld.

Bovenstaande en het gegeven dat partijen er ondanks forensische mediation en interventie van de gezinsvoogd niet in slagen, in het belang van [minderjarige], te komen tot afspraken over de invulling van hun ouderschap, leidt tot het oordeel dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen.

Het verzoek van de man de ouders gezamenlijk met het gezag over [minderjarige] te belasten, zal worden afgewezen.

De omgangsregeling

Na de ondertoezichtstelling heeft de gezinsvoogd getracht met partijen te komen tot afspraken over, onder meer, een uitbreiding van de omgangsmomenten. Na aanvankelijk overeenstemming te hebben bereikt, is hier vervolgens door de vrouw geen uitvoering aan gegeven.

Pogingen van de gezinsvoogd om partijen weer op één lijn te krijgen, lijken thans resultaat te hebben. Naast het oppakken van het gezamenlijke overleg met ouders, zal binnenkort ook een begin gemaakt worden met de begeleiding vanuit Trivium. In samenwerking met de ambulante pedagogische hulpverlening van Trivium zal naast het verlenen van opvoedingsondersteuning gewerkt gaan worden aan de verbetering van de communicatie tussen de ouders.

Zonder vooruit te willen lopen op de afspraken die partijen wellicht in het kader van de hulpverlening vanuit Trivium zullen maken, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende aanleiding is de door de man verzochte uitbreiding van de omgang op de woensdagen toe te wijzen. Niet alleen hadden partijen hierover in principe al overeenstemming, ook het belang van [minderjarige] is hiermee gediend. De door de man voorgestelde regeling is voor [minderjarige] minder stressvol en brengt meer rust met zich door de vermindering van het aantal overdrachtsmomenten tussen de man en de vrouw. De rechtbank gaat er hierbij wel vanuit dat de man [minderjarige] haar balletles laat volgen.

De rechtbank acht vooralsnog geen gronden aanwezig aan de nakoming van deze omgangsregeling een dwangsom te verbinden.

De beslissing over de overige door de man verzochte uitbreiding van de omgangsmomenten zal worden aangehouden tot de uitkomst van de gesprekken bij Trivium bekend is.

De zaak zal hiertoe worden verwezen naar de schriftelijke rol familiezaken van 4 september 2012 in afwachting van bericht van partijen.

5. De beslissing

De rechtbank:

wijst het verzoek van de man, hem samen met de vrouw te belasten met het gezamenlijk gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum+plaats minderjarige], af;

wijzigt de beschikking van deze rechtbank van 29 december 2009 ten aanzien van het daarin bepaalde ten aanzien van de omgangsregeling;

bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, een voorlopige omgangsregeling tussen de man en de minderjarige voornoemd als volgt;

[minderjarige] verblijft eenmaal per veertien dagen een weekend van zaterdag 9.00 uur tot zondag avond 17.00 uur bij de man, alsmede iedere woensdag van 12.15 uur uit school tot donderdagochtend 8.30 uur voor school;

verwijst de zaak naar de schriftelijk rolzitting familiezaken van 4 september 2012 in afwachting van bericht van partijen;

houdt iedere overige beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mr. J. Visser, tevens kinderrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 16 mei 2012.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature