Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Executiegeschil over bestuursrechtelijk dwangbevel.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK DORDRECHT

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 88202 / KG ZA 10-181

Vonnis in kort geding van 2 september 2010

in de zaak van

[eiser],

wonende te Spanje,

eiser,

advocaat mr. drs. C.J.M. Stubenrouch,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

GEMEENTE BINNENMAAS,

zetelend te Maasdam,

gedaagde,

advocaat mr. L. van Schie-Kooman.

Partijen zullen hierna [eiser] en de Gemeente genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 30 juli 2010,

- de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 19 augustus 2010,

- de pleitnota van de zijde van [eiser],

- de pleitnota van de zijde van de Gemeente,

- de door beide partijen overgelegde producties.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. Bij besluit van 24 september 2009 (verzonden 28 september 2009) heeft de Gemeente aan [eiser] een last onder dwangsom opgelegd (hierna: dwangsombesluit). De last hield in dat alle trailers op het perceel aan de [adres], na de begunstigingstermijn van twee weken na verzenddatum van het besluit, dienden te zijn verwijderd en verwijderd te blijven. De dwangsom is daarbij bepaald op € 500,- per dag dat niet aan de lastgeving is voldaan, met een maximum van € 100.000,-.

2.2. Tegen het dwangsombesluit heeft [eiser] bezwaar aangetekend. Bij brief van 14 oktober 2009 heeft de Gemeente aangegeven niet tot tenuitvoerlegging van het dwangsombesluit over te gaan tot op het bezwaar is beslist.

2.3. Bij beslissing van 14 januari 2010 (verzonden 22 januari 2010) is het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard en het dwangsombesluit ongewijzigd in stand gelaten.

Tegen deze beslissing heeft [eiser] geen beroep ingesteld.

2.4. De Gemeente heeft [eiser] bij brief, verzonden op 11 februari 2010, bericht dat zij in de periode 23 januari tot en met 3 februari 2010 overtreding van de last heeft geconstateerd en verzocht het bedrag van EUR 6.000,- aan verbeurde boetes te voldoen.

2.5. Daarop heeft [eiser] de Gemeente op 12 en 15 februari 2010 een faxbericht verzonden. In de fax van 12 februari 2010 bericht [eiser] de Gemeente dat hij direct na de beslissing op bezwaar is begonnen met het verwijderen van de trailers, maar dat dit door de slechte weersomstandigheden niet tijdig is gelukt en in de fax van 15 februari 2010 bericht [eiser] dat alle trailers inmiddels zijn verwijderd.

2.6. Op deze faxberichten heeft de Gemeente bij brief van 22 februari 2010 (verzonden 24 februari 2010), voor zover relevant, als volgt gereageerd:

'De dwangsommen zijn van rechtswege verbeurd (..). Alvorens aan te manen is ons college (..) gehouden eerst bij beschikking te beslissen omtrent de invordering van een dwangsom. Tegen die invorderingsbeschikking staat vervolgens bezwaar en beroep open. Een dergelijke beslissing hebben wij op dit moment nog niet genomen. Bij de beslissing omtrent de invordering van door u te betalen dwangsommen zullen wij uw eerdergenoemde faxberichten betrekken'.

2.7. Op 17 maart 2010 (verzonden 23 maart 2010) heeft de Gemeente een invorderings-besluit genomen, waarvan de inhoud, voor zover relevant, luidt als volgt:

'Bij besluit van 28 september 2009 hebben wij u een lastgeving onder dwangsom opgelegd voor overtreding van artikel 25 van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied ’s-Gravendeel". Deze overtreding betreft het stallen van trailers op het perceel [adres].

In dit besluit is een begunstigingstermijn gesteld waarbinnen de overtreding moet zijn beëindigd. De dwangsom die u verschuldigd bent als niet tijdig aan de last is voldaan is daarbij gesteld op € 500,- per dag dat niet aan de gestelde lastgeving is voldaan.

U hebt bezwaar gemaakt tegen dit dwangsombesluit. De in voornoemd besluit genoemde begunstigingstermijn is op uw verzoek opgeschort tot op het ingediende bezwaarschrift is besloten.

Deze besluitvorming heeft inmiddels plaatsgevonden, en het besluit op bezwaar hebben wij u op 22 januari 2010 kenbaar gemaakt. Het oorspronkelijke besluit is in besluit op bezwaar in stand gelaten. U hebt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om tegen dit besluit op bezwaar in beroep te gaan.

Het voorgaande houdt in dat de dwangsom à € 500,- per dag dat niet aan de lastgeving is voldaan met ingang van 23 januari jongstleden van rechtswege is verbeurd. Omdat de trailers op dat moment nog niet waren verwijderd, hebben wij u hier voor de goede orde bij brieven van 11 en 22 februari jl. op gewezen.

(..) Zoals u op bijgaande foto’s kunt zien lag er op 23 januari jongstleden op het desbetreffende terrein geen sneeuw en was er geen sprake van gladheid. De weeromstandigheden stonden het verwijderen van de trailers dan ook niet in de weg. Dat het terrein ook niet te slecht was om de trailers te verwijderen, blijkt ook uit het feit dat er op het terrein zelf wel beweging van de trailers plaatsvond, en op 27 januari jl. ook een groot gedeelte van de trailers is verwijderd. De verwijderde trailers waren ook afkomstig van een niet-verhard gedeelte van uw terrein. Op de foto’s is te zien, dat juist ná 28 januari het terrein besneeuwd en drassig werd. Op dat moment hadden de trailers echter al verwijderd moeten zijn.

De door u ingebrachte zienswijzen geven voor ons geen aanleiding om van de invordering van de verbeurde dwangsommen af te zien.

Besluit tot invordering:

Gelet op het vorenstaande besluiten wij over te gaan tot het invorderen van de verbeurde dwangsommen. In de periode van 23 januari tot en met 12 februari 2010 hebt u totale dwangsom van € 10.500,- verbeurd'.

2.8. Tegen het besluit van 17 maart 2010 heeft [eiser] geen bezwaar ingediend.

2.9. Bij exploot van 20 juli 2010 is aan [eiser] een dwangbevel tot betaling van EUR 11.246,- uitgebracht. Het dwangbevel strekt tot invordering van EUR 10.500,- aan verbeurde dwangsommen, EUR 14,- aan aanmaningskosten en EUR 732,- aan kosten van betekening.

3. Het geschil

3.1. [eiser] vordert samengevat - de executie van het dwangbevel van 20 juli 2010 te schorsen en de Gemeente, op straffe van een dwangsom, te verbieden om het dwangbevel ten uitvoer te (doen) leggen, een en ander met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.

3.2. [eiser] stelt daartoe het volgende. De Gemeente heeft [eiser] in strijd met een toegezegde begunstigingstermijn van 2 weken, althans 2 maanden geen redelijke termijn gegund om na de beslissing op bezwaar uitvoering te geven aan de last. [eiser] heeft onverwijld na die beslissing geprobeerd de trailers tijdig te verwijderen wat niet is gelukt door hem niet toe te rekenen slechte weersomstandigheden. [eiser] heeft de Gemeente hiervan in kennis gesteld, zodat de Gemeente in redelijkheid de dwang-sommen niet had mogen opleggen. Door het dwangsombesluit te handhaven, terwijl de Gemeente wist dat [eiser] doende was de trailers te verwijderen en dat er sprake was van barre weersomstandigheden, is [eiser] in een onevenredig nadelige positie terechtgekomen en is er sprake van misbruik van recht. [eiser] verwijst daarbij naar een uitspraak van de rechtbank Utrecht van 24 december 2008 (LJN BG8350).

3.3. De Gemeente voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling

4.1. Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vordering is voldoende aan-nemelijk. Dat de tenuitvoerlegging van het dwangbevel nog niet heeft plaatsgevonden, doet niet af aan de mogelijkheid om daartoe op ieder moment over te gaan. Het dwangbevel levert immers een executoriale titel op. Anders dan de Gemeente aanvoert, kan [eiser] dan ook in zijn vordering worden ontvangen.

4.2. Inzet van dit geding is de vraag of de Gemeente bevoegd is om tot (voortzetting van de) executie van het ten laste van [eiser] uitgebrachte dwangbevel over te gaan.

In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een executoriale titel slechts schorsen indien hij van oordeel is dat de executant - mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren dwangbevel klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de executie op grond van na de uitvaardiging van het dwangbevel voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.

4.3. In het onderhavige geval geldt als uitgangspunt dat zowel het dwangsombesluit als het invorderingsbesluit formele rechtskracht heeft. [eiser] is niet in beroep gegaan tegen de beslissing op bezwaar tegen het dwangsombesluit. [eiser] heeft ook geen bezwaar ingediend tegen het invorderingsbesluit, terwijl voorshands niet blijkt van

verschoonbare termijnoverschrijding. [eiser] heeft ter zitting immers erkend dat het in zijn risicosfeer ligt dat hij het invorderingsbesluit niet heeft ontvangen.

4.4. Gelet op de taakverdeling tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter dient de burgerlijke rechter uit te gaan van de rechtmatigheid van een besluit dat is getoetst of getoetst had kunnen worden door de bestuursrechter en inmiddels formele rechtskracht heeft gekregen. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het dwangsombesluit als rechtmatig aanmerkt en ervan zal uitgaan dat er ten tijde van dat besluit sprake was van de overtreding zoals daarin omschreven. Ook het invorderingsbesluit wordt als rechtmatig aangemerkt, zodat de voorzieningenrechter ervan zal uitgaan dat de door de Gemeente gestelde dwang- sommen daadwerkelijk zijn verbeurd. Aan een inhoudelijke bespreking van de stelling van [eiser] dat de Gemeente in redelijkheid niet kon bepalen dat de dwangsommen zijn verbeurd, komt de voorzieningenrechter niet toe. Uit het invorderingsbesluit blijkt dat de Gemeente de gegeven begunstigingstermijn en de door [eiser] aangedragen weers-omstandigheden bij de beoordeling heeft betrokken (zie 2.7.). [eiser] had zijn bezwaren daartegen vervolgens in de bezwaar- en beroepsprocedure naar aanleiding van dat besluit moeten inbrengen. De uitspraak waarnaar [eiser] verwijst, baat hem niet. Dat betrof een verzetprocedure tegen een dwangbevel, terwijl die procedure sinds 1 september 2009 gewijzigd is in de bezwaar- en beroepsprocedure bij de bestuursrechter waarvan [eiser] geen gebruik heeft gemaakt.

4.5. Niet is gesteld of gebleken dat de executie van het dwangbevel op grond van na het invorderingsbesluit voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van [eiser] een noodtoestand zal doen ontstaan.

4.6. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat zich geen omstandigheden voordoen die schorsing van of een verbod tot de tenuitvoerlegging van het dwangbevel van 20 juli 2010 rechtvaardigen, zodat de daartoe strekkende vordering zal worden afgewezen.

4.7. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op EUR 1.079,-, waarvan EUR 263,- aan vast recht en EUR 816,- aan salaris advocaat.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1. wijst de vordering af,

5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op EUR 1.079,00,

5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.W. van Baal en in het openbaar uitgesproken op

2 september 2010.?


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature