Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank heeft de verdachte die gedurende een langere periode als directeur en enig aandeelhouder een bedrijf heeft geëxploiteerd en er voor verantwoordelijk was dat de aangiften omzetbelasting van dat bedrijf niet (tijdig) en niet correct werden gedaan, veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 240 uren. Volgens een door de belastingdienst opgestelde nadeelberekening gaat het om een bedrag van bijna € 390.000.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in eerste en in tweede aanleg. Dit alles heeft de rechtbank er toe gebracht om aan verdachte een zeer forse taakstraf in de vorm van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, om te bevorderen dat de verdachte in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt, op te leggen.

Uitspraak



RECHTBANK DORDRECHT

Sector strafrecht

parketnummer: 11/993001-06

verkort vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 8 april 2010

in de strafzaak tegen

[naam],

geboren in [1967],

wonende te [adres en woonplaats],

(hierna: verdachte).

De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 25 maart 2010.

De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de

vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.

1 De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen in de dagvaarding is omschreven. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht en maakt hiervan deel uit.

2 De voorvragen

De dagvaarding voldoet aan alle wettelijke eisen en is dus geldig.

De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.

De officier van justitie is ontvankelijk.

Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3 Het onderzoek ter terechtzitting

3.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft - het onder feit 1 (met uitzondering van hetgeen onder het tweede gedachtestreepje is vermeld (aangiftetijdvak november 2002) , feit 2 en 3 bewezen achtend - gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het requisitoir ter terechtzitting is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.

3.2 De verdediging

De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd.

4 De bewijsbeslissing

4.1 De vrijspraak

De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte over het aangiftetijdvak november 2002 opzettelijk een onjuiste aangifte omzetbelasting heeft gedaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. De officier van justitie volgend zal de rechtbank het ervoor houden dat het indienen van het aangiftebiljet, nadat een aanslag is opgelegd, in het onderhavige geval als een bezwaarschrift moet worden aangemerkt.

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat

1.

[bedrijfsnaam]

in of omstreeks de periode van 28 november 2002 tot en met 12 februari 2003 in Nederland, telkens opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten hieronder te noemen aangiften voor de omzetbelasting ten name van [bedrijfsnaam] onjuist en onvolledig heeft gedaan en/of heeft laten doen,

immers heeft de Besloten Vennootschap [bedrijfsnaam] (telkens) opzettelijk op het bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Dordrecht en/of Heerlen ingeleverde/(in)gezonden aangiftebiljetten omzetbelasting over genoemde maanden telkens een te laag te betalen (omzet)belasting(bedrag), respectievelijk een te hoog bedrag aan terug te vragen (omzet)belastingopgegeven en/of doen opgeven, terwijl dat feit telkens er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;

(het betreft de volgende aangiften)

- de aangifte omzetbelasting betreffende het aangiftetijdvak december 2002 met als verschuldigde omzetbelasting Eur.43,- en als voorbelasting Eur. 181,- en als totaal terug te vragen (omzet)belastingbedrag Eur 138,- (bijlage D003), en

- de aangifte omzetbelasting betreffende het aangiftetijdvak januari 2003 met als verschuldigde omzetbelasting nihil en als voorbelasting nihil en als totaal te betalen(omzet)belastingbedrag nihil (bijlage D004);

tot welk feit verdachte opdracht heeft gegeven en aan welke verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;

2.

[bedrijfsnaam]

in of omstreeks de periode van 28 november 2002 tot en met 16 mei 2006 in Nederland, opzettelijk bij de Belastingwet voorziene aangiften, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting ten name van [bedrijfsnaam] over de tijdvakken januari tot en met september 2002, en februari 2003, en maart 2003, en april 2003, en mei 2003, en juni 2003, en juli 2003, en augustus 2003, en september 2003, en oktober 2003 en november 2003, niet of niet binnen de door de Inspecteur der belastingen te Rijnmond/kantoor Dordrecht gestelde termijn heeft gedaan, terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,

tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte telkensopdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven;

3.

[bedrijfsnaam]

in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 16 mei 2006 in Nederland, telkens als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot

- het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, opzettelijk, een zodanige administratie niet heeft gevoerd en

- het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers, opzettelijk, deze niet heeft bewaard, terwijl die feiten ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven,

immers beschikte de [bedrijfsnaam] niet (meer) over inkoopadministratie en verkoopadministratie

tot welk feit verdachte opdracht heeft gegeven en aan welke verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.

Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.2 De bewijsmiddelen

De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

De rechtbank bezigt ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

De rechtbank bezigt de inhoud van de geschriften als bedoeld in artikel 344, lid 1 sub 5° van het Wetboek van Strafvordering alleen in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.

De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

Het bewezenverklaarde levert op:

1.

OPZETTELIJK EEN BIJ DE BELASTINGWET VOORZIENE AANGIFTE ONJUIST OF ONVOLLEDIG DOEN, TERWIJL HET FEIT ERTOE STREKT DAT TE WEINIG BELASTING WORDT GEHEVEN, BEGAAN DOOR EEN RECHTSPERSOON, TERWIJL HIJ TOT HET FEIT OPDRACHT HEEFT GEGEVEN EN FEITELIJKE LEIDING HEEFT GEGEVEN AAN DE VERBODEN GEDRAGING, MEERMALEN GEPLEEGD;

2.

OPZETTELIJK EEN BIJ DE BELASTINGWET VOORZIENE AANGIFTE NIET DOEN OF NIET BINNEN DE DAARVOOR GESTELDE TERMIJN DOEN, TERWIJL HET FEIT ERTOE STREKT DAT TE WEINIG BELASTING WORDT GEHEVEN, BEGAAN DOOR EEN RECHTSPERSOON, TERWIJL HIJ TOT HET FEIT OPDRACHT HEEFT GEGEVEN EN FEITELIJKE LEIDING HEEFT GEGEVEN AAN DE VERBODEN GEDRAGING, MEERMALEN GEPLEEGD;

3.

ALS DEGENE DIE INGEVOLGE DE BELASTINGWET VERPLICHT IS TOT HET VOEREN VAN EEN ADMINISTRATIE OVEREENKOMSTIG DE DAARAAN BIJ OF KRACHTENS DE BELASTINGWET GESTELDE EISEN, OPZETTELIJK EEN ZODANIGE ADMINISTRATIE NIET VOEREN, TERWIJL HET FEIT ERTOE STREKT DAT TE WEINIG BELASTING WORDT GEHEVEN, BEGAAN DOOR EEN RECHTSPERSOON, TERWIJL HIJ TOT HET FEIT OPDRACHT HEEFT GEGEVEN EN FEITELIJKE LEIDING HEEFT GEGEVEN AAN DE VERBODEN GEDRAGING, MEERMALEN GEPLEEGD

EN

ALS DEGENE DIE INGEVOLGE DE BELASTINGWET VERPLICHT IS TOT HET BEWAREN VAN BOEKEN, BESCHEIDEN OF ANDERE GEGEVENSDRAGERS EN OPZETTELIJK DEZE NIET BEWAREN, TERWIJL HET FEIT ERTOE STREKT DAT TE WEINIG BELASTING WORDT GEHEVEN, BEGAAN DOOR EEN RECHTSPERSOON, TERWIJL HIJ TOT HET FEIT OPDRACHT HEEFT GEGEVEN EN FEITELIJK LEIDING HEEFT GEGEVEN AAN DE VERBODEN GEDRAGING, MEERMALEN GEPLEEGD.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7 De redenen die de straffen hebben bepaald

7.1 Strafmotivering

De rechtbank heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft gedurende een langere periode als directeur en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam] een bedrijf geëxploiteerd en was er voor verantwoordelijk dat de aangiften omzetbelasting van dat bedrijf niet (tijdig) en niet correct werden gedaan. In die hoedanigheid heeft hij de boekhouder van het bedrijf opdracht gegeven om onjuiste c.q. onvolledige gegevens op te nemen in de aangiftes. Verder heeft verdachte niet voldaan aan de administratieve verplichtingen Door het handelen van verdachte is de Staat der Nederlanden opzettelijk financieel aanzienlijk benadeeld. Bovendien leidt dergelijk handelen tot een oneerlijke concurrentiepositie ten opzichte van de ondernemingen die wel alle belastingen afdragen. Blijkens een door de belastingdienst opgestelde nadeelberekening (stuk AH 14 uit het strafdossier) gaat het om een bedrag van bijna € 390.000.

De rechtbank neemt verdachte zijn handelwijze erg kwalijk. De rechtbank constateert dat verdachte een leidende rol heeft gespeeld in het geheel. De omstandigheid dat verdachte de boekhouder de opdracht heeft gegeven om de administratie op deze wijze vorm te geven draagt niet bij aan de geloofwaardigheid van de stelling van verdachte dat hij van plan was later alles 'recht te trekken'. Dit maakt zijn handelen extra kwalijk. Verdachte wist immers van de onjuistheid van zijn handelwijze en heeft er vervolgens bewust voor gekozen om er mee door te gaan.

De rechtbank houdt er bij het bepalen van de strafmaat rekening mee dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen terzake van soortgelijke feiten.

De rechtbank houdt voorts rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in eerste en in tweede aanleg. Uitgaande van de oriëntatiepunten zou een passende straf een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden zijn, maar door overschrijding van de redelijke termijn zal hiervan worden afgeweken.

Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte een zeer forse taakstraf in de vorm van een werkstraf dient te worden opgelegd. Daarnaast zal aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de hierna te melden duur worden opgelegd om te bevorderen dat de verdachte in de toekomst geen strafbare feiten meer pleegt.

8 De toepasselijke wettelijke voorschriften

De opgelegde straffen berusten op de artikelen 9, 14 a, 14b, 14c, 22b, 22c, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen , zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9 De beslissing

De rechtbank:

- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

- verklaart dat het bewezenverklaarde de onder 5 vermelde strafbare feiten oplevert;

- verklaart verdachte strafbaar;

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van zes (6) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren;

- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:

* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;

- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 240 uren;

- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.

Dit vonnis is gewezen door mr. drs. T.F. van der Lugt, voorzitter, mr. F.F.A.J.M. Haerkens-Wouters en mr. M.R.J. Schönfeld, rechters, in tegenwoordigheid van L. Koppenaal griffier en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 april 2010.

Mr. M.R.J. Schönfeld is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat

1.

(in het navolgende wordt op enige plaatsen verwezen naar de documenten (D002, D003 en D004 uit het proces-verbaal van de FIOD-ECD kantoor Rotterdam, opgemaakt onder nummer 34425)

[bedrijfsnaam]

op een of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 28 november 2002 tot en met 12 februari 2003 te Dordrecht en/of te Heerlen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten één of meer van hieronder te noemen aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [bedrijfsnaam] onjuist en/of onvolledig heeft gedaan en/ of heeft laten doen, immers heeft de Besloten Vennootschap [bedrijfsnaam] (telkens) opzettelijk op het bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belast te Dordrecht en/of Heerlen ingeleverde/(ingezonden aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e) maanden (telkens) een te laag te betalen (omzet)belasting(bedrag), respectievelijk een te hoog bedrag aan terug te vragen (omzet)belasting, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of doen opgeven, terwijl dat feit (telkens) er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;

(het betreft de volgende aangiften)

- de aangifte omzetbelasting betreffende het aangiftetijdvak november 2002 met als verschuldigde omzetbelasting nihil en/of als voorbelasting nihil en/of als totaal te betalen(omzet)belastingbedrag nihil (bijlage 0002), en/of

- de aangifte omzetbelasting betreffende het aangiftetijdvak december 2002 met als verschuldigde omzetbelasting Eur.43,- en/of als voorbelasting Eur. 181,en/of als totaal terug te vragen (omzet)belastingbedrag Eur 138,- (bijlage 0003), en/of

- de aangifte omzetbelasting betreffende het aangiftetijdvak januari 2003 met als verschuldigde omzetbelasting nihil en/of als voorbelasting nihil en/of als totaal te betalen(omzet)belastingbedrag nihil (bijlage 0004);

tot wel feit verdachte, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging verdachte tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen feitelijke leiding heeft gegeven;

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen'

art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen

2.

[bedrijfsnaam]

in of omstreeks de periode van 28 november 2002 tot en met 16 mei 2006 te Dordrecht en/of elders in Nederland,

(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [bedrijfsnaam] over de/het tijdvak(ken) januari tot en met september 2002, en/of februari 2003, en/of maart 2003, en/of april 2003, en/of mei 2003, en/of juni 2003, en/of juli 2003, en/of augustus 2003. en/of september 2003, en/of oktober 2003 en/of november 2003, niet of niet binnen de door de Inspecteur der belastingen te Rijnmond/kantoor Dordrecht gestelde termijn heeft gedaan, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,

tot het plegen van welkte) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;

De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen

art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen

art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht

3.

[bedrijfsnaam]

in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 16 mei 2006 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, (telkens)als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot

- het voeren van een administratie overeenkomstig de daaraan bij of krachtens de belastingwet gestelde eisen, opzettelijk, een zodanige administratie niet heeft gevoerd en/of

- het bewaren van boeken, bescheiden of andere gegevensdragers, opzettelijk, deze niet heeft bewaard, terwijl die feiten/dat feit ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd

geheven.

immers beschikte de [bedrijfsnaam] niet (meer) over inkoopadministratie en/of verkoopadministratie

tot wel feit verdachte, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging verdachte tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen feitelijke leiding heeft gegeven;

De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

art 68 lid 2 ahf/ond d Algemene wet inzake rijksbelastingen

art 69 lid 1 Algemene wet inzake rijksbelastingen

Parketnummer: 11/993001-06

Vonnis d.d. 8 april 2010


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature