U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op eisers verklaringen in het licht van hetgeen uit voornoemde gezaghebbende openbare bronnen bekend is over de Black Axe, onvoldoende heeft gemotiveerd dat er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat eiser zich als lid van de Black Axe schuldig heeft gemaakt aan vechterij, ernstige mishandelingen en moord, oftewel misdrijven als bedoeld in artikel 1(F), aanhef en onder b, van het Vluchtelingenverdrag, en dat eiser hiervoor verantwoordelijk kan worden gehouden vanwege ‘knowing and personal participation’.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB NL16.2087

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 februari 2017 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [vluchtelingennummer]

(gemachtigde: mr. M. Timmer),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. E.P.C. van der Weijden).

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2016 heeft verweerder de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw 2000) afgewezen en een inreisverbod opgelegd voor de duur van 10 jaar.

Eiser heeft tegen dit besluit op 15 augustus 2016 beroep ingesteld bij de rechtbank.

Het onderzoek ter zitting door de meervoudige kamer heeft plaatsgevonden op 3 februari 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank overweegt ambtshalve het volgende. Op 20 juli 2015 is de wet van 8 juli 2015 tot wijziging van de Vw 2000 ter implementatie van Richtlijn 2013/32/EU (Procedurerichtlijn) in werking getreden. De asielaanvraag van eiser dateert van vóór 20 juli 2015. Gelet op het overgangsrecht van de Procedurerichtlijn heeft verweerder in het bestreden besluit terecht het oude recht toegepast. De rechtbank verwijst hiertoe naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 18 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:510).

2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1978 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij verblijft als vreemdeling in Nederland. Eiser heeft verklaard dat de voornaamste reden waarom hij Nigeria heeft verlaten gelegen is in zijn vroegere lidmaatschap van de Neo Black Movement of Africa (hierna: Black Axe). Eiser was van 1998 tot 31 december 2008 lid van de Black Axe ,en is op 1 januari 2009 bekeerd tot het Christendom. Eiser wordt hierom als een verrader beschouwd door de Black Axe en vreest daarom te worden vermoord. In september 2009 is eiser aangevallen en met een mes gestoken. Hierop heeft eiser tussen 27 oktober 2010 en augustus 2012 bij zijn gezin in het Verenigd Koninkrijk verbleven. Op 29 mei 2015 is de halfbroer van eiser, die op hem lijkt, in het huis van eiser vermoord door onbekenden. Na de dood van zijn halfbroer heeft eiser dreigtelefoontjes gehad van de halfbroer van zijn gedode halfbroer, [persoon] , en diens familie, omdat zij hem verantwoordelijk houden voor de dood van zijn halfbroer. Volgens eiser is er daarna nog een poging gedaan, waarschijnlijk door de Black Axe, om hem te ontvoeren maar is dit verijdeld door schietend ingrijpen van de nachtwaker van het Bins Hotel. Tot slot stelt eiser in Nigeria door de politie te worden vervolgd, omdat hij lid is geweest van de Black Axe en in verband met de dood van zijn halfbroer.

3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat volgens verweerder sprake is van ernstige redenen om te veronderstellen dat eiser als lid van de Black Axe in Nigeria betrokken is geweest bij misdrijven als bedoeld in artikel 1(F), aanhef en onder b, van het Vluchtelingenverdrag. Volgens verweerder blijkt uit gezaghebbende openbare bronnen dat de Black Axe een gewelddadige en gewapende bende is die zich in de relevante periode schuldig heeft gemaakt aan vechtpartijen, zware mishandelingen en moord. Gelet op de doelstellingen van de Black Axe, de lange duur - van juli 1998 tot 31 december 2008 - dat eiser lid is geweest van de Black Axe, zijn twee promoties in die periode en zijn functie als Eye binnen de organisatie, moet het er volgens verweerder voor worden gehouden dat eiser heeft deelgenomen aan voornoemde ernstige gewelddadigheden. In ieder geval heeft eiser deze gewelddadigheden gefaciliteerd als gewoon lid en in zijn functie als Eye. Verweerder meent verder dat artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) niet aan terugkeer naar Nigeria in de weg staat nu eiser zich elders in Nigeria kan vestigen en niet aannemelijk is gemaakt dat de politie zich structureel schuldig maakt aan verboden gedragingen. Vanwege de toepasselijkheid van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag heeft verweerder met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) eiser tevens een inreisverbod opgelegd voor de duur van 10 jaar. Dat eiser daardoor zijn echtgenote en kinderen, die in het Verenigd Koninkrijk wonen, niet kan bezoeken vormt voor verweerder geen aanleiding van het opleggen van een inreisverbod af te zien, dan wel de duur daarvan te verkorten.

4. Eiser heeft in zijn gronden van beroep – kort samengevat – betoogd dat er geen grond is om te veronderstellen dat hij betrokken is geweest bij misdrijven als bedoeld in artikel 1(F), aanhef en onder b, van het Vluchtelingenverdrag. Eiser stelt voorop dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest nu verweerder zijn oordeel over de Black Axe als organisatie grotendeels heeft gestoeld op bronnen die niet voldoen aan de eisen die artikel 10, derde lid, onder b, van de Procedurerichtlijn en de Common EU guidelines for processing country of origin information aan bronnen stelt. Eiser is voorts van mening dat verweerder ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom eiser in verband wordt gebracht met moord en mishandelingen en bestrijdt ook de door verweerder gegeven motivering van de kwalificatie van moord en mishandeling als absoluut niet politieke misdrijven. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat ondeugdelijk is gemotiveerd dat sprake is van ‘knowing participation’ nu verweerder in dit kader heeft verwezen naar wet- en regelgeving die in de relevante periode niet bestond dan wel niet van toepassing is. Volgens eiser was er gedurende zijn lidmaatschap van de Black Axe geen geldende wet- of regelgeving die dit lidmaatschap strafbaar stelde. Eiser ontkent verder dat sprake is van ‘personal participation’. Ten eerste omdat ondeugdelijk is gemotiveerd dat de Black Axe als organisatie zeer gewelddadige methodes hanteerde en ten tweede omdat eiser nimmer persoonlijk betrokken is geweest bij gevechten, zware mishandeling of moord. Eiser is enkel heel lang lid geweest en heeft slechts administratieve functies en promoties gehad. Evenmin begrijpt eiser de stelling van verweerder dat hij de vechtpartijen, zware mishandelingen en moorden zou hebben gefaciliteerd, omdat hij betrokken zou zijn bij de besluitvorming over de juridische en medische bijstand na vechtpartijen. Nu verweerder niet op basis van de in de besluitvorming genoemde bronnen kan stellen dat ieder lid van de Black Axe zich schuldig heeft gemaakt aan door artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag verboden gedragingen, is ten onrechte overwogen dat er sprake is van ‘knowing’ en ‘personal participation’, aldus eiser. Eiser stelt voorts dat hij wel degelijk te vrezen heeft voor een door artikel 3 van het EVRM verboden behandeling bij terugkeer naar Nigeria. Hij zal door zijn eigen voormalige cultgroepleden worden gepakt en anders wel door de familieleden van zijn overleden halfbroer, omdat deze hem door valse beschuldigingen verantwoordelijk houden voor diens dood. Volgens eiser is, in weerwil van hetgeen verweerder in het besluit heeft overwogen, de macht van de cultgroepen in Nigeria nog steeds heel groot en zullen ze hem zeker kunnen opsporen, met alle gevolgen van dien. Eiser betwist dan ook dat hij zich elders in Nigeria kan vestigen om aan de toorn van de Black Axe te ontkomen. Eiser stelt voorts wel degelijk te vrezen te hebben voor ‘ill treatment’ door de Nigeriaanse politie nu deze het niet al te nauw nemen met de mensenrechten.

4. Verweerder heeft de gronden gemotiveerd betwist.

Ten aanzien van de aanvraag asiel

5. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 9 juli 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:298) volgt dat een vreemdeling, tegen wie een inreisverbod met de rechtsgevolgen bedoeld in artikel 66a, zevende lid, van de Vw 2000 is uitgevaardigd, geen belang heeft bij de beoordeling van een beroep tegen een besluit tot afwijzing van een aanvraag tot verlening of verlenging van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning, dan wel intrekking van zodanige vergunning, zolang het inreisverbod voortduurt. De vraag of de asielaanvraag van eiser terecht en op goede gronden is afgewezen, dient eiser dan ook in het kader van de toetsing van dit inreisverbod aan de orde stellen.

Ten aanzien van het inreisverbod

6. Ingevolge artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 vaardigt de minister een inreisverbod uit tegen de vreemdeling, die geen gemeenschapsonderdaan is, op wie artikel 64 van de Vw 2000 niet van toepassing is en die Nederland onmiddellijk moet verlaten ingevolge artikel 62, tweede lid, van de Vw 2000.

Ingevolge het vierde lid van deze bepaling, wordt het inreisverbod gegeven voor een bepaalde duur, die ten hoogste vijf jaren bedraagt, tenzij de vreemdeling naar het oordeel van de minister een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.

Ingevolge het achtste lid van deze bepaling, kan de minister in afwijking van het eerste lid om humanitaire of andere redenen afzien van het uitvaardigen van een inreisverbod.

In artikel 6.5a, eerste lid, van het Vb 2000 is bepaald dat de duur van het inreisverbod ten hoogste twee jaren bedraagt. Ingevolge het tweede tot en met zesde lid van artikel 6.5a van het Vb 2000 geldt voor bepaalde categorieën vreemdelingen een afwijkende maximumduur, in verband met aan deze vreemdelingen te relateren omstandigheden als bedoeld in deze artikelleden. Ingevolge artikel 6.5a, vijfde lid, van het Vb 2000 bedraagt de duur van het inreisverbod ten hoogste 10 jaren, indien het betreft een vreemdeling die een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde of de openbare veiligheid. Deze ernstige bedreiging kan blijken uit onder meer:

een veroordeling naar aanleiding van een geweldsdelict of opiumdelict;

een veroordeling tot een vrijheidsstraf wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van meer dan zes jaren is bedreigd;

de omstandigheid dat hem artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag wordt tegengeworpen, of

e oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht.

6.1.

Volgens paragraaf A4/2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is de maximale duur van het inreisverbod afhankelijk van het bepaalde in artikel 6.5a van het Vb 2000. In dit artikel is reeds verdisconteerd de ernst van de aanleiding om tot het opleggen van een inreisverbod over te gaan. Om die reden wordt, behoudens door de vreemdeling aangevoerde en nader onderbouwde bijzondere individuele omstandigheden, de maximale duur opgelegd zoals die in de verschillende onderdelen van artikel 6.5a van het Vb 2000 staat genoemd.

6.2.

Ingevolge artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag zijn de bepalingen van dat Verdrag niet van toepassing op een persoon ten aanzien van wie er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat:

a. hij een misdrijf tegen de vrede, een oorlogsmisdrijf of een misdrijf tegen de menselijkheid heeft begaan, zoals omschreven in de internationale overeenkomsten welke zijn opgesteld om bepalingen met betrekking tot deze misdrijven in het leven te roepen;

b. hij een ernstig niet-politiek misdrijf heeft begaan buiten het land van toevlucht, voordat hij tot dit land als vluchteling is toegelaten;

c. hij zich schuldig heeft gemaakt aan handelingen welke in strijd zijn met de doelstellingen en beginselen van de Verenigde Naties.

6.3.

In het ter zake geldende beleid (C2/7.10.2.4 van de Vc 2000) is bepaald dat het aan verweerder is om aan te tonen dat er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat een vreemdeling onder de criteria van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag valt.

6.4.

Teneinde te bepalen of de betrokken vreemdeling individueel verantwoordelijk dient te worden gehouden voor misdrijven, als bedoeld in artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag, wordt de ‘personal and knowing participation test’ toegepast. Beoordeeld wordt daarbij of ten aanzien van de eiser kan worden aangenomen dat hij weet heeft gehad of had behoren te hebben van het plegen van de betreffende misdrijven (‘knowing participation’) en of hij op enige wijze hieraan persoonlijk heeft deelgenomen (‘personal participation’).

6.5.

Er is volgens het toepasselijke beleid sprake van ‘personal participation’ als aan één van de volgende situaties is voldaan. Indien uit verklaringen van eiser of uit ontvangen informatie blijkt dat eiser het misdrijf als bedoeld in 1(F) persoonlijk heeft gepleegd of indien uit verklaringen van eiser of uit ontvangen informatie blijkt dat het misdrijf als bedoeld in artikel 1(F) onder verantwoordelijkheid van eiser als meerdere is gepleegd, of indien uit verklaringen van eiser of uit ontvangen informatie blijkt dat het misdrijf als bedoeld in artikel 1(F) door eiser direct is gefaciliteerd, dat wil zeggen dat zijn handelen en/of nalaten in wezenlijke mate ertoe heeft bijgedragen. Onder wezenlijke bijdrage dient te worden verstaan dat de bijdrage een feitelijk effect heeft gehad op het begaan van het misdrijf en dat het misdrijf hoogstwaarschijnlijk niet op dezelfde wijze zou hebben plaatsgevonden indien niemand de rol van eiser had vervuld dan wel indien eiser gebruik had gemaakt van mogelijkheden het misdrijf te voorkomen.

7. De rechtbank overweegt als volgt.

7.1.

Blijkens het rapport van het nader gehoor van 23 en 28 juli 2015 en de aanvullende 1F gehoren van 14 september 2015 en 17 maart 2016 heeft eiser verklaard dat hij van medio 1998 tot eind 2008 lid is geweest van de cultgroep Black Axe en dat hij in die periode meerdere promoties heeft gemaakt binnen de organisatie. Begonnen als floormember op de campus, ook wel Aye of strong men genaamd, is eiser in 2004 verkozen tot Eye, notulist, in het Forum en in 2006 verkozen tot Eye in de Zone. Eiser heeft verklaard dat de Black Axe is opgericht om op te komen tegen de onderdrukking van andere cults op de universiteiten, zoals de Pirates en de Buccaneers en dat hij lid is geworden omdat hij dacht dat de Black Axe streed tegen onrechtvaardigheid. Het was een heel zwaar inwijdingsritueel, waarbij hij ook is geslagen met een paardenzweep. Het is eiser toen duidelijk gemaakt dat je moet vechten tegen onderdrukking door terug te slaan als je geslagen wordt en dat je verraad met de dood moet bekopen. Volgens eiser vonden er regelmatig zware gevechten plaats tussen aanhangers van de diverse cults met leden van de Black Axe. Op de vraag hoe ver die gevechten gingen, heeft eiser geantwoord dat de gevechten intensief en heftig waren en dat daarbij doden en gewonden vielen. Eiser heeft verklaard dat hij wist dat leden van de Black Axe leden van andere cults vermoordden en mishandelden. Eiser heeft echter verklaard dat hij geweld verafschuwt en zich altijd heeft onttrokken aan de gewelddadigheden. Zijn functies binnen de Black Axe waren slechts administratief van aard. Als Eye was hij de notulist van de wekelijkse Forum bijeenkomsten. Eiser noteerde dan alles wat werd besproken tijdens dit soort bijeenkomsten. Deze notulen werden dan aan het begin van de volgende vergadering voorgelezen, zodat iedereen wist wat er tijdens de vorige bijeenkomst was besloten.

7.2.

Uit de door verweerder in de besluitvorming betrokken gezaghebbende openbare bronnen, waaronder de algemene ambtsberichten inzake Nigeria van februari 2007 en oktober 2015, blijkt dat de oorspronkelijke studentengenootschappen zoals de Buccaneers en de Black Axe zich sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw hebben ontwikkeld tot zeer gewelddadige genootschappen, zogenoemde cults. Vanaf eind vorige eeuw tot begin deze eeuw werden deze cults steeds gewelddadiger en vijandiger en opereerden zij meer als criminele gangs. Cult-tegenstanders, leden van andere cults en willekeurige andere slachtoffers werden geïntimideerd, verkracht, mishandeld of vermoord.

7.3.

De rechtbank is van oordeel dat uit de door verweerder gebruikte bronnen weliswaar blijkt dat geweldsmisdrijven een wezenlijk onderdeel uitmaken van de cult-cultuur in Nigeria, echter niet kan hieruit worden opgemaakt dat het aannemelijk is dat ieder lid van de Black Axe zich persoonlijk schuldig heeft gemaakt aan het plegen van deze geweldsmisdrijven. De vraag of lidmaatschap van de Black Axe al dan niet strafbaar is gesteld in Nigeria, biedt op dit punt evenmin uitkomst. Immers, dat de Black Axe als organisatie is verboden betekent evenmin dat het reeds daarom aannemelijk is dat ieder lid van de Black Axe zich schuldig heeft gemaakt aan geweldsmisdrijven.

7.4.

Ter zitting heeft verweerder desgevraagd medegedeeld dat eiser niet meer wordt tegen geworpen dat hij persoonlijk heeft deelgenomen aan gewelddadigheden, vechterij, ernstige mishandelingen en moord. Derhalve resteert de vraag of verweerder terecht heeft geconcludeerd dat er ernstige redenen zijn te veronderstellen dat eiser in zijn functie als Eye voornoemde gewelddadigheden heeft gefaciliteerd.

De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Daartoe overweegt de rechtbank dat de conclusies die verweerder heeft getrokken, te weten dat eiser door het notuleren van besluiten over juridische en medische hulp de plegers van geweldsmisdrijven heeft gefaciliteerd en dat eiser onder meer als taak had om gemaakte afspraken over het bannen van leden uit de groep aan de vergadering in herinnering te brengen, niet kunnen worden gedragen door de verklaringen die eiser hierover heeft afgelegd. Eiser heeft verklaard dat hij in zijn functie als Eye enkel notulen heeft gemaakt over eenvoudige personele aangelegenheden, zoals medische en juridische bijstand aan leden, in kwesties die losstonden van gepleegde misdrijven. Beslissingen over het al dan niet straffen van afvallige leden, waarop de doodstraf stond, werden volgens eiser hogerop genomen door de Raad van Ouderen en werden niet besproken op de bijeenkomsten op lager niveau, waarbij eiser aanwezig was en notuleerde. Verweerder heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat eisers verklaringen omtrent zijn werkzaamheden onjuist of onvolledig zijn. Uit de door verweerder aangehaalde verklaring van eiser op pagina 15 van het aanvullend gehoor 1F blijkt enkel dat eiser heeft verklaard dat ook ziekenhuiskosten aan de orde kwamen tijdens de bijeenkomsten. Hij kan niet zeggen of deze kosten gemaakt werden voor leden die mishandeld waren. Uit de verklaringen van eiser over het bannen van leden uit de groep kan niet worden afgeleid dat eiser onder meer als taak had om gemaakte afspraken over het bannen van leden aan de vergadering in herinnering te brengen en op deze wijze heeft bijgedragen aan geweldsmisdrijven. Zo heeft eiser op pagina 20 van het aanvullend gehoor 1F slechts iets verklaard over een man die geschorst was en heeft hij op pagina 25 van het aanvullend gehoor 1F enkel verklaard over de mogelijkheid en gevolgen van verbanning uit de groep. Ook kunnen de door verweerder getrokken conclusies niet worden gedragen door hetgeen in de door verweerder gebruikte bronnen hierover wordt vermeld. Uit deze bronnen kan niet worden opgemaakt dat ten aanzien van personen die de functie van Zonal Eye respectievelijk Forum Eye hebben bekleed zonder meer ernstige redenen zijn te veronderstellen dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan het faciliteren van misdrijven gepleegd door de Black Axe. Verweerders conclusie dat eiser als Eye een feitelijk effect heeft gehad op het begaan van de tegengeworpen misdrijven en dat deze hoogstwaarschijnlijk niet op dezelfde wijze zouden hebben plaatsgevonden indien niemand de rol van eiser had vervuld dan wel indien eiser gebruik had gemaakt van mogelijkheden de misdrijven te voorkomen, is derhalve onvoldoende gemotiveerd.

8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op eisers verklaringen in het licht van hetgeen uit voornoemde gezaghebbende openbare bronnen bekend is over de Black Axe, onvoldoende heeft gemotiveerd dat er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat eiser zich als lid van de Black Axe schuldig heeft gemaakt aan vechterij, ernstige mishandelingen en moord, oftewel misdrijven als bedoeld in artikel 1(F), aanhef en onder b, van het Vluchtelingenverdrag, en dat eiser hiervoor verantwoordelijk kan worden gehouden vanwege ‘knowing and personal participation’.

9. Gelet op het voorgaande is het beroep, voor zover deze zich richt tegen het uitgevaardigde inreisverbod, gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.

10. Nu het beroep gericht tegen het inreisverbod gegrond is, kan eiser worden ontvangen in zijn beroep gericht tegen de afwijzing van zijn asielverzoek. De rechtbank zal dit beroep met verwijzing naar hetgeen reeds is overwogen eveneens gegrond verklaren en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de aanwijzingen van de rechtbank.

11. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 990,- (1 punt voor het beroepschrift, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;

veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 990,00, te betalen aan eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Ghrib, voorzitter, en mr. M. Soffers en mr. M.M. Meijers, leden, in aanwezigheid van mr. M.D. Gunster, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2017.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bij het beroepschrift dient een kopie van deze uitspraak te worden overgelegd.

Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. (Nadere informatie www.raadvanstate.nl)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature