Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Asiel – DRC – vestigingsalternatief Kinshasa

Eiseres is een achttienjarige, alleenstaande vrouw, van Banyamulenge afkomst. Haar laatste woonplaats lag in Zuid-Kivu, waar sprake is van een 15c-situatie. Verweerder heeft haar een vestigingsalternatief in Kinshasa tegengeworpen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit heeft kunnen doen. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt kunnen stellen dat uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat er Banyamulenge woonachtig zijn in Kinshasa, dat Banyamulenge in Kinshasa niet betrokken zijn geweest bij geweldsincidenten tijdens de verslagperiode en dat Banyamulenge de bescherming van de autoriteiten kunnen inroepen. Dat uit de door eiseres overgelegde informatie, met name het Ubuntu rapport van juli 2015, kan worden afgeleid dat Banyamulenge in Kinshasa voornamelijk woonachtig zijn in villawijken en een hoge sociale en politieke status hebben en dat het wenselijk is dat vreemdelingen met een Banyamulenge afkomst zich aansluiten bij hun etnische gemeenschap, hoewel gering in aantal, betekent niet dat eiseres niet in Kinshasa zou kunnen verblijven. Dat voorts uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat alleenstaande vrouwen afkomstig uit andere regio’s het relatief moeilijker hebben in Kinshasa dan alleenstaande vrouwen die al lang in Kinshasa wonen, betekent evenmin dat van eiseres als alleenstaande vrouw niet verwacht kan worden zich in Kinshasa te vestigen, al erkent de rechtbank dat dit wellicht niet makkelijk zal zijn. De door eiseres overgelegde informatie maakt onvoldoende aannemelijk dat dit niet van haar kan worden gevergd.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummers: AWB 16/12548 (beroep)

AWB 16/12551 (voorlopige voorziening)

V-nr: [v-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 1 juli 2016 in de zaak tussen

[eiseres],

geboren op [geboortedatum], van Congolese nationaliteit, eiseres/verzoekster, hierna te noemen: eiseres

(gemachtigde mr. M.E. Muller),

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde mr. L. Mol).

Procesverloop

Bij besluit van 8 juni 2016 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 24 mei 2016 tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet ( Vw ) 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, e, f en g, van de Vw 2000.

Op 8 juni 2016 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Bij brief van gelijke datum is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep

1. Eiseres heeft op 24 mei 2012 een aanvraag gedaan in het kader van een nareisprocedure, waarna zij op 27 maart 2013 Nederland is ingereisd. Op 3 mei 2013 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een afgeleide asielvergunning, welke bij besluit van

24 februari 2015 is afgewezen, omdat de asielvergunning van haar zus, [naam], met terugwerkende kracht is ingetrokken. Het hiertegen ingestelde beroep is bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen op 11 december 2015 (AWB 15/5752, 15/5753, 15/5754, 15/5756 en 15/5757) ongegrond verklaard. Dit oordeel is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) op 9 februari 2016 (201600148/1/V1) bevestigd. Op 24 mei 2016 heeft eiseres onderhavige asielaanvraag ingediend.

2. Eiseres heeft het volgende relaas aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiseres is geboren op [geboortedatum] in [plaats], Zuid-Kivu, in de Democratische Republiek Congo (DRC) en zij is van etnische afkomst Banyamulenge. Eiseres heeft verklaard dat zij en haar familie op [datum 1] zijn aangevallen door personen van de Maï-Maï. Volgens eiseres wilden deze personen haar verkrachten, is de echtgenoot van haar zus vervolgens met deze personen gaan vechten, waarna hij door deze personen is gedood. Na deze gebeurtenis hebben zij een periode van rouw gehad, waarna eiseres samen met haar zus op [datum 2] is gevlucht.

3.1

Verweerder stelt zich op het standpunt dat het relaas de volgende relevante elementen bevat:

1. nationaliteit, identiteit, herkomst en etniciteit;

2. de gestelde problemen op [datum 1].

3.2

Verweerder heeft element 1 geloofwaardig geacht, maar element 2 ongeloofwaardig geacht, omdat de verklaring van eiseres hieromtrent tegenstrijdig is aan de door haar zus afgelegde verklaring tijdens het nader gehoor van 15 juli 2011. Aan eiseres wordt derhalve geen asielvergunning verleend vanwege de gestelde problemen op [datum 1]. Evenmin wordt eiseres aangemerkt als Verdragsvluchteling. Verweerder constateert wel dat de laatste normale woon- en verblijfplaats van eiseres is gelegen in Zuid-Kivu, waarvan wordt aangenomen dat er in dat gebied sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van Richtlijn 2004 /83/EG. Dit kan echter niet leiden tot verlening van een asielvergunning, omdat er voor eiseres een vestigingsalternatief is in Kinshasa.

4.1

Op grond van artikel 31 van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van de ze wet, afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk maakt dat zijn aanvraag gegrond is op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten een rechtsgrond voor verlening vormen.

4.2

Op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Vw 2000 , voor zover hier van belang, kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien:

c. de vreemdeling Onze Minister heeft misleid door omtrent zijn identiteit of nationaliteit valse informatie of documenten te verstrekken of door relevante informatie of documenten die een negatieve invloed op de beslissing hadden kunnen hebben, achter te houden;

e. de vreemdeling kennelijk inconsequente en tegenstrijdige, kennelijk valse of duidelijk onwaarschijnlijke verklaringen heeft afgelegd die strijdig zijn met voldoende geverifieerde informatie over het land van herkomst, waardoor zijn verklaringen alle overtuigingskracht wordt ontnomen met betrekking tot de vraag of hij in aanmerking komt voor verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 2 8;

f. de vreemdeling zijn aanvraag enkel heeft ingediend teneinde zijn uitzetting of overdracht uit te stellen of te verijdelen;

g. de vreemdeling een opvolgende aanvraag heeft ingediend en deze niet overeenkomstig artikel 30a, eerste lid, onderdeel d of e, niet-ontvan kelijk is verklaard.

4.3

Volgens paragraaf C1/4.4 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 beoordeelt verweerder de geloofwaardigheid van de relevante elementen. Verder blijkt uit deze paragraaf dat als verweerder een relevant element niet als geloofwaardig beoordeelt, de vreemdeling op basis van dit element geen aanspraak kan maken op de beschermingsgronden zoals genoemd in artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 . Uit paragraaf C1 /4.4.2 van de Vc 2000 blijkt dat een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling plaatsvindt. Hierbij worden alle relevante omstandigheden van het geval betrokken en in onderlinge samenhang gewogen.

4.4.1

Uit de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:890) volgt dat de manier waarop de bestuursrechter in het algemene Nederlandse bestuursrechtelijke stelsel een besluit van een bestuursorgaan toetst, afhankelijk is van de aard en inhoud van de bevoegdheid die het bestuursorgaan heeft uitgeoefend en het voorliggende besluit. Uitgangspunt is dat de bestuursrechter toetst of het bestuursorgaan het besluit zorgvuldig en deugdelijk gemotiveerd heeft genomen. Als het bestuursorgaan beslissingsruimte heeft, toetst de bestuursrechter op die aspecten en onderdelen met inachtneming van die beslissingsruimte. Dat geldt ook in het vreemdelingenrecht, met inbegrip van het asielrecht.

4.4.2

De Afdeling heeft overwogen dat de bestuursrechtelijke toetsing van het standpunt van verweerder over de geloofwaardigheid van een asielrelaas een gemengd karakter heeft, als het asielrelaas van een vreemdeling mede op niet met bewijs gestaafde verklaringen en vermoedens steunt. Bij de meeste aspecten en bestanddelen van een besluit kan de bestuursrechter toetsen of verweerder zich terecht op het door hem ingenomen standpunt heeft gesteld. Als verweerder op aspecten en bestanddelen van een besluit beslissingsruimte heeft, namelijk bij zijn beoordeling van de geloofwaardigheid van niet met bewijs gestaafde verklaringen en vermoedens van een vreemdeling, zal de bestuursrechter moeten toetsen of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat dat asielrelaas ongeloofwaardig is, zij het dat de bestuursrechter ook in dat geval de zorgvuldigheid en motivering van de besluitvorming van verweerder waarbij hij die beslissingsruimte gebruikt, moet toetsen. De intensiteit van de rechterlijke toetsing van een standpunt van verweerder over de geloofwaardigheid van een asielrelaas zal daardoor indringender zijn dan vóór de inwerkingtreding van artikel 46, derde lid, van de Procedurerichtlijn.

5. Eiseres voert aan dat verweerder element 2 ten onrechte niet geloofwaardig heeft geacht. De verklaring van eiseres over de aanval op [datum 1] is niet tegenstrijdig aan de verklaring van haar zus. De door de zus van eiseres overgelegde adoptieverklaring bij haar asielaanvraag in 2011, welke onderzocht is en met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is bevonden en met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd zou zijn opgemaakt en afgegeven, heeft geen causaal verband met de gestelde problemen op [datum 1]. Het document ziet op de adoptie van eiseres door haar zus en de dood van de ouders van eiseres. Eiseres betwist voorts dat het document niet echt is. Verder heeft verweerder hetgeen zou volgen uit het visumdossier van de zus van eiseres niet aan eiseres mogen tegenwerpen. Uit voornoemde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, in de zaak van de zus van eiseres volgt dat uit het visumdossier enkel blijkt dat met een foto van de zus op [datum 3] in Rwanda met een Rwandees paspoort een visum is aangevraagd en dat de zus van eiseres ook de Rwandese nationaliteit heeft. Wat hier ook van zij, dit kan niet afdoen aan de verklaringen van eiseres zelf ten aanzien van de aanval op [datum 1].

6.1

De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat element 2 ongeloofwaardig is. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

6.2

Verweerder heeft er allereerst terecht op gewezen dat eiseres in het nader gehoor van 2 juni 2016 ten aanzien van de aanval op [datum 1] heeft verklaard dat die aanval heeft plaatsgevonden na 12 uur ’s middags, dat het overdag was, dat het nog licht buiten was en dat het gezin nog steeds wakker was, hetgeen tegenstrijdig is aan wat haar zus in haar nader gehoor van 15 juli 2011 heeft verklaard, namelijk dat de aanval ’s nachts was, dat het donker was en dat het gezin op dat moment sliep. In de correcties en aanvullingen heeft eiseres haar verklaring ten aanzien van de aanval aangepast in die zin dat de aanval ’s avonds plaatsvond en dat zij al op bed lag maar nog wel wakker was. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres geen valide verklaring heeft gegeven voor deze wijziging van haar verklaring ten aanzien van de kerngebeurtenis van haar asielrelaas. Voorts heeft eiseres ter zitting wederom een verklaring afgelegd ten aanzien van de aanval, namelijk dat de aanval ’s nachts plaatsvond, maar dat zij haar dode zwager pas de volgende dag heeft gezien. Deze verklaring komt volgens verweerder niet overeen met hetgeen eiseres tijdens het nader gehoor heeft verklaard. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring niet kan afdoen aan de reeds geconstateerde tegenstrijdigheid in de verklaringen van eiseres zelf en de verklaring van haar zus, omdat eiseres ook ter zitting geen valide verklaring heeft gegeven voor de wijziging van haar verklaring ten aanzien van de kerngebeurtenis van haar asielrelaas. Dat sprake was van een aanvulling of verduidelijking van dat relaas, zoals eiseres heeft betoogd, volgt de rechtbank niet.

6.3

Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht aan eiseres tegen-geworpen dat zij vals bevonden adoptiepapieren heeft overgelegd. Dat deze adoptiepapieren door de zus van eiseres zijn overgelegd in het kader van de nareisprocedure van eiseres, maakt niet dat verweerder niet aan eiseres mag tegenwerpen dat zij valse papieren heeft overgelegd. De beroepsgrond van eiseres dat er geen causaal verband bestaat tussen de adoptiepapieren en element 2 van het asielrelaas van eiseres slaagt niet. De adoptiepapieren zijn immers naar voren gebracht in het kader van de herkomst en achtergrond van eiseres en de situatie waarin zij verkeerde ten tijde van de gestelde aanval, namelijk dat zij werd verzorgd door haar zus. Gelet hierop heeft verweerder terecht gesteld dat er een causaal verband is tussen de adoptiepapieren en element 2 van het asielrelaas van eiseres en heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de valsheid van deze adoptiepapieren kan afdoen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres ten aanzien van element 2.

6.4

De rechtbank is evenwel met eiseres van oordeel dat met de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, ten aanzien van de zus van eiseres slechts is komen vast te staan dat met een foto van de zus op [datum 3] in Rwanda met een Rwandees paspoort een visum is aangevraagd en dat de zus van eiseres naast de Congolese ook de Rwandese nationaliteit heeft. Verweerder heeft de overige inhoud van het visumdossier van de zus dan ook niet aan eiseres tegen kunnen werpen. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder zich, gelet op hetgeen reeds is overwogen onder 6.1 tot en met 6.3, desondanks op het standpunt heeft kunnen stellen dat element 2 ongeloofwaardig is.

6.5

Gelet op het voorgaande heeft verweerder het asielrelaas van eiseres niet ten onrechte het ongeloofwaardig geacht.

7. Eiseres voert verder aan dat verweerder ten onrechte een vestigingsalternatief in Kinshasa aan haar heeft tegengeworpen. Eiseres is een alleenstaande vrouw van 18 jaar die al sinds 2013 in Nederland verblijft. Eiseres verwijst naar het schrijven van Vluchtelingenwerk Nederland van 6 juni 2016, met bijlagen, waaronder de rapportage van Ubuntu van juli 2015 (bijlage 2, hierna: het Ubuntu-rapport). Uit dit rapport blijkt dat de situatie in het land van herkomst vrijwel niet is verbeterd. Aanvallen tegen Banyamulenge in Kivu en elders in het land spelen nog steeds. Voorts is van groot belang dat er slechts enkele tientallen Banyamulenge in Kinshasa woonachtig zijn en dat Banyamulenge niet in elke wijk van Kinshasa kunnen wonen. Banyamulenge zijn dus niet in de gehele stad veilig. Alleen Banyamulenge met een bepaalde sociaal politieke status kunnen in Kinshasa overleven. Daarbij komt nog dat eiseres een alleenstaande vrouw is zonder netwerk, terwijl vrouwen in het land van herkomst van eiseres een ondergeschikte positie innemen en uit het algemeen ambtsbericht inzake de DRC van 19 mei 2016 (het algemeen ambtsbericht) blijkt dat alleenstaande vrouwen die niet afkomstig zijn uit Kinshasa het relatief moeilijker hebben dan vrouwen die wel afkomstig zijn uit Kinshasa.

8. Uit paragraaf C7/10.5.2 van de Vc 2000 volgt dat de IND voor de DRC een vestigingsalternatief in Kinshasa aanneemt als de vreemdeling aan alle volgende voorwaarden voldoet:

de vreemdeling is afkomstig uit een gebied waarvan in paragraaf C7/10.4.1 Vc is vermeld dat er een uitzonderlijke situatie is; en

de vrees van de vreemdeling is niet gebaseerd op de vreemdeling zelf betreffende omstandigheden, maar is alleen een gevolg van de uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc.

9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, onder verwijzing naar onder meer de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:3790) en de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 29 februari 2016 (AWB 15/10616), een vestigingsalternatief in Kinshasa aan eiseres heeft kunnen tegenwerpen. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt kunnen stellen dat uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat er Banyamulenge woonachtig zijn in Kinshasa, dat Banyamulenge in Kinshasa niet betrokken zijn geweest bij geweldsincidenten tijdens de verslagperiode en dat Banyamulenge de bescherming van de autoriteiten kunnen inroepen. Dat uit de door eiseres overgelegde informatie, met name het Ubuntu rapport van juli 2015, kan worden afgeleid dat Banyamulenge in Kinshasa voornamelijk woonachtig zijn in villawijken en een hoge sociale en politieke status hebben en dat het wenselijk is dat vreemdelingen met een Banyamulenge afkomst zich aansluiten bij hun etnische gemeenschap, hoewel gering in aantal, betekent niet dat eiseres niet in Kinshasa zou kunnen verblijven. Dat voorts uit het algemeen ambtsbericht blijkt dat alleenstaande vrouwen afkomstig uit andere regio’s het relatief moeilijker hebben in Kinshasa dan alleenstaande vrouwen die al lang in Kinshasa wonen, betekent evenmin dat van eiseres als alleenstaande vrouw niet verwacht kan worden zich in Kinshasa te vestigen, al erkent de rechtbank dat dit wellicht niet makkelijk zal zijn. De door eiseres overgelegde informatie maakt onvoldoende aannemelijk dat dit niet van haar kan worden gevergd. Deze beroepsgrond slaagt niet.

10. Eiseres heeft tot slot aangevoerd dat verweerder haar asielaanvraag ten onrechte op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, e, f en g, van de Vw 2000 als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.

11.1

De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard op de c-grond, omdat eiseres relevante informatie die een negatieve invloed op de beslissing had kunnen hebben, heeft achtergehouden. Eiseres heeft vals bevonden adoptiepapieren ten grondslag gelegd aan haar asielaanvraag. De valsheid van deze papieren is relevante informatie die eiseres heeft achtergehouden, waardoor sprake is van misleiding. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling van 1 april 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:955). Dat de papieren door de zus van eiseres ten behoeve van eiseres zijn overgelegd in het kader van de nareisprocedure doet hier niet aan af.

11.2

De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder de aanvraag terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard op de e-grond, omdat eiseres kennelijk tegenstrijdig heeft verklaard over de gestelde aanval op 25 juli 2011. De rechtbank verwijst hiervoor naar wat is overwogen onder 6.2.

11.3

De rechtbank is tevens van oordeel dat verweerder de aanvraag terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard op de f-grond. De eerdere aanvraag van eiseres is afgewezen bij besluit van 24 februari 2015, welk besluit bij de eerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2016 in rechte is komen vast te staan. Op 11 april is eiseres in bewaring gesteld, waarna zij op 12 april is geplaatst in [detentiecentrum]. Op 22 maart 2016 is er een aanvraag voor een laissez-passer ingediend bij de autoriteiten van de DRC. Op 15 april 2016 zou een presentatie plaatsvinden en op 18 april 2016 heeft er een vertrekgesprek plaatsgevonden. Eiseres heeft vervolgens op 24 mei 2016 kenbaar gemaakt deze asielaanvraag te willen indienen. Gelet op deze gang van zaken heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres de aanvraag enkel heeft ingediend teneinde haar uitzetting uit te stellen of te verijdelen. Voor zover eiseres heeft betoogd dat zij niet wist dat haar asielrelaas niet eerder inhoudelijk was beoordeeld en dat zij dat pas op 24 mei 2016 ontdekte en daarom op dat moment een asielaanvraag heeft ingediend, verwijst de rechtbank naar wat hierna ten aanzien van de kennelijke ongegrondheid op de g-grond wordt overwogen.

11.4

Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder de aanvraag terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard op de g-grond. De asielaanvraag is een opvolgende asielaanvraag. Bij besluit van 24 februari 2015 is de aanvraag van eiseres om een afgeleide asielaanvraag afgewezen. Ook is in dat besluit aangegeven dat eiseres heeft afgezien van een nader gehoor om haar zelfstandige asielmotieven toe te lichten, omdat zij louter een afgeleide asielvergunning wenste voor gezinshereniging met haar zus. Zij heeft dit zelf tijdens het eerste gehoor op 3 mei 2013 verklaard en op 6 mei 2013 heeft zij dit bij monde van haar toenmalige gemachtigde herhaald. Hieruit leidt de rechtbank af dat een asiel-aanvraag van eiseres in behandeling is genomen, maar dat zij heeft verkozen deze niet verder toe te lichten tijdens een nader gehoor. Het betoog van eiseres dat zij eerst pas in mei 2016 tot de ontdekking kwam dat haar asielrelaas nimmer inhoudelijk was beoordeeld, kan gelet op het voorgaande geen stand houden.

12. Gelet op al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de asielaanvraag van eiseres op goede gronden heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond.

Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening

13. De gevraagde voorziening strekt ertoe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.

Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening

14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank,

in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 16/12548,

- verklaart het beroep ongegrond.

De voorzieningenrechter,

in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 16/12551,

- wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op

1 juli 2016.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Conc.: NV

D: B

VK

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6: 6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature