Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Omgevingsvergunning voor uitbreiding kerkgebouw. Afwijking bestemmingsplan onvoldoende gemotiveerd, er is een evidente privaatrechtelijke belemmering, parkeerbehoefte niet duidelijk, meldingsplicht inrichitng niet duidelijk. Beroep gegrond.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 15/8521

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 juni 2016 in de zaak tussen

[eisers] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. S.H. van den Ende),

en

het college van burgemeester en wethouders van Westland, verweerder

(gemachtigde: G.P.J.M. Thiebou).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [vergunninghouder], te [plaats] , vergunninghouder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 november 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het (ver)bouwen van een bouwwerk en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.

Bij besluit van 26 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.

Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2016.

Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A] en zijn gemachtigde. Namens vergunninghouder zijn [persoon B] en [persoon C] verschenen, bijgestaan door [persoon D] , architect.

Overwegingen

1.1

De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden. Vergunninghouder heeft op 16 juli 2014 een aanvraag ingediend om een omgevingsvergunning voor het verbouwen en uitbreiden van een bestaand ontmoetingscentrum naar een multifunctioneel ontmoetingscentrum en twee appartementen op het perceel [perceel] te [plaats] . Naast de bestaande kerk wordt de eveneens bestaande schuur verbouwd tot een ontmoetingsruimte in de vorm van een schuur en wordt op het perceel een arcade gerealiseerd. Het multifunctioneel ontmoetingscentrum zal bestaan uit zalen, een archiefruimte en keuken. Op de eerste verdieping van het multifunctioneel ontmoetingscentrum worden twee appartementen gerealiseerd. De aanvraag betreft de activiteiten bouwen en handelen in strijd met het bestemmingsplan.

1.2

Het perceel ligt in het gebied waarop het bestemmingsplan “ [bestemmingsplan] ” (het bestemmingsplan) van toepassing is en heeft de dubbelbestemmingen ‘Gemengd-1’ (artikel 8), ‘Maatschappelijk’ (artikel 1 3 ), ‘Waarde-Archeologie-1’ (artikel 2 2 ), ‘Waarde-Karakteristiek’ (artikel 2 6 ) en de gebiedsaanduiding ‘Vrijwaringszone-Molenbiotoop’ (artikel 32. 2 ). Het beoogde gebruik, zoals vermeld in het bouwplan, past binnen de planregels van het bestemmingsplan. Ten aanzien van de activiteit bouwen worden de planregels op verschillende punten overschreden.

1.3

Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Hierin is toegelicht dat in afwijking van de planregels van het bestemmingsplan het volgende wordt toegestaan: - een overschrijding van de bouwhoogte van hoofdgebouwen met 2,5 meter voor de uitbreiding ten behoeve van een woning, hetgeen in strijd is met artikel 8.2.1 van de planregels;

- een overschrijding van het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met 237 m2 voor de gevraagde nieuwe schuur met een koffieruimte/foyer inclusief arcade, hetgeen in strijd is met artikel 13.2.2, onder b, van de planregels;

- een afstand tussen de gevraagde nieuwe schuur en de erfscheiding van minder dan één meter, hetgeen in strijd is met artikel 13.2.2, onder d, van de planregels;

- een overschrijding van de bouwhoogte van aan-, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met 4,287 meter voor de gevraagde nieuwe schuur en met 2.8 meter voor de gevraagde arcade, hetgeen in strijd is met artikel 13.2.2, onder f, van de planregels;

- een overschrijding van de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen/aangebouwde bijgebouwen met 3 meter voor de nieuwe schuur, met 0,513 meter voor de koffieruimte/foyer en met 3 meter voor de gevraagde arcade, hetgeen in strijd is met artikel 13.2.2, onder g, van de planregels.

1.4

Verweerder heeft deze afwijkingen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) vergund.

1.5

Ten behoeve van het bouwplan worden drie parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd voor de twee appartementen. In het primaire besluit is vermeld dat de uitbreiding van het ontmoetingscentrum een parkeerbehoefte van 8 parkeerplaatsen genereert, die in het openbaar gebied aanwezig worden geacht.

2. Met het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers tegen de verleende vergunning ongegrond verklaard.

3. Eisers hebben in beroep aangevoerd dat de aanvraag buiten behandeling had moeten worden gesteld, omdat vergunninghouder niet gelijktijdig met de aanvraag een melding heeft gedaan op grond van het Activiteitenbesluit. Eisers betwisten verder dat de vergunde bebouwing is aan te merken als een bijbehorend bouwwerk. De voorziene appartementen zijn niet functioneel verbonden met de kerk en ook niet gerelateerd aan de functie van het hoofdgebouw. Bovendien wordt door toevoeging van de twee woningen gehandeld in strijd met artikel 5 van bijlage II van het Bor , zodat verweerder niet bevoegd was het bouwplan te vergunnen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo . Verweerder heeft, aldus eisers, de doelmatigheid van het primaire besluit niet beoordeeld, waarmee hij geen blijk heeft gegeven van een volledige heroverweging. Voorts heeft verweerder nagelaten te onderzoeken wat de gevolgen van het bouwplan zijn ten aanzien van de geluidsemissie en ten aanzien van de waterhuishouding op het perceel van eisers. Naar de mening van eisers heeft verweerder een onjuiste afweging van de belangen gemaakt door de aantasting van de belangen van omwonenden aanvaardbaar en niet onevenredig te achten. Verweerder heeft ook het nut en de noodzaak van het bouwplan ten onrechte niet bij de belangenafweging betrokken. Verder betwisten eisers de uitkomsten van de bezonningsstudie, daar niet is uitgegaan van de juiste maatvoering van het bouwplan. Volgens eisers staat voorts vast dat het bouwplan in strijd is met artikel 5:50 van het Burgerlijk Wetboek (BW), nu binnen een afstand van één meter van de erfgrens openslaande deuren zijn voorzien, die uitzicht bieden op het perceel van eisers. Ook betwisten eisers dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand, omdat het centrum van [plaats] een bijzonder welstandsgebied is, hetgeen niet is onderkend in het bestreden besluit. Verweerder heeft, aldus eisers, ten onrechte slechts het stempeladvies van de Welstandscommissie aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd. Verder hebben eisers betoogd dat verweerder uitgegaan is van een onjuiste parkeernorm voor het ontmoetingscentrum. Omdat de functie van dit nieuwe gebouw samenhangt met de functie van de kerk, had verweerder de parkeernorm voor religiegebouw moeten hanteren in plaats van de gehanteerde parkeernorm voor een zelfstandige sociaal-culturele voorziening. Daarbij komt nog dat de door verweerder berekende benodigde parkeerplaatsen niet op eigen terrein worden gerealiseerd en dat hiervoor evenmin ontheffing is verleend. Ook heeft verweerder niet met een deugdelijk onderzoek onderbouwd dat voldoende parkeerplaatsen in het openbaar gebied aanwezig zijn. Eisers hebben hun stellingen met betrekking tot het parkeren onderbouwd met een rapport van 22 maart 2016 van “De Verkeersdeskundige”.

4. De rechtbank overweegt als volgt.

Volledige heroverweging

4.1

Eisers betogen dat verweerder met het bestreden besluit geen blijk geeft van een volledige heroverweging en ten onrechte het primaire besluit slechts marginaal heeft getoetst.

4.2

In het door verweerder overgenomen advies van de Commissie bezwaarschriften Westland (Commissie) is aangegeven welk gewicht naar het oordeel van de Commissie aan de betrokken belangen moet worden gehecht. Reeds hierom is van een marginale toetsing van het primaire besluit geen sprake. Voorts heeft de Commissie de gronden van het bezwaarschrift beoordeeld. Ook zijn de door eisers ingebrachte stukken bij de heroverweging betrokken. Gelet hierop volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het bestreden besluit dat een volledige heroverweging heeft plaatsgevonden, zoals bedoeld in artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Melding activiteitenbesluit

4.3

Ingevolge artikel 8.41, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan bij een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 8.40 met betrekking tot daarbij aangewezen categorie ën van inrichtingen de verplichting worden opgelegd tot het melden van het oprichten of het veranderen van een inrichting waarop de maatregel betrekking heeft, dan wel van het veranderen van de werking daarvan.

4.4

In afdeling 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) is, ter uitvoering van dit artikel, de melding geregeld. Op grond van artikel 1.9b van het Activiteitenbesluit is deze afdeling van toepassing op degene die een inrichting type B drijft, of een inrichting type C drijft, voor zover deze afdeling betrekking heeft op activiteiten die verricht worden binnen de inrichting waarop hoofdstuk 3 van toepassing is. Dat betekent dat de melding niet geldt voor een inrichting type A.

4.5

Verweerder heeft gesteld dat het ontmoetingscentrum een inrichting type A betreft en dat dus vorenbedoelde melding niet noodzakelijk was. In artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit is neergelegd wat wordt verstaan onder een type A inrichting. De rechtbank stelt voorop dat noch in de aanvraag noch in het primaire besluit een beschrijving van de activiteiten is gegeven die plaats zullen vinden in het ontmoetingscentrum. Ter zitting heeft vergunninghouder verklaard dat er nog geen concrete ideeën zijn over de te houden activiteiten, omdat de ruimte nog niet beschikbaar is. Wel gaat vergunninghouder ervan uit dat er maandelijkse maaltijdbijeenkomsten zullen worden gehouden en dat repetities van het koor zullen plaatsvinden. Nu de vergunde activiteiten niet in de vergunning zijn omschreven, laat staan dat daaraan voorwaarden zijn verbonden met betrekking tot de te houden activiteiten, acht de rechtbank niet uitgesloten dat het ontmoetingscentrum als een inrichting type B moet worden aangemerkt. Ook ter zitting hebben verweerder noch vergunninghouder duidelijkheid kunnen verschaffen over de te houden activiteiten in het ontmoetingscentrum. Ook acht de rechtbank van belang dat blijkens de omgevingsvergunning niet uitgesloten is dat de ruimte zal worden ingezet voor het houden van feesten en partijen met muziek. Nu voorts uit het bestreden besluit blijkt dat voor het bepalen van de parkeernorm is uitgegaan van een sociaal-culturele voorziening, bestaan geen aanknopingspunten voor het oordeel dat deze muziek altijd godsdienstig en levensbeschouwelijk van aard zal zijn, zodat thans niet geoordeeld kan worden dat de te spelen muziek in het multifunctioneel ontmoetingscentrum op grond van het Activiteitenbesluit buiten beschouwing dient te blijven. Naar het oordeel de rechtbank betekent het voorgaande dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat de door vergunninghouder voorgestane inrichting een type A-inrichting is, zoals bedoeld in het Activiteitenbesluit, waarvoor geen meldplicht geldt. Dit betekent dat vergunninghouder de aanvraag zal moeten aanpassen en nader zal moeten concretiseren waar de ruimte voor gebruikt zal worden en verweerder vervolgens zal moeten beoordelen welk type inrichting aan de orde is. De beroepsgrond slaagt.

Bijbehorend bouwwerk

4.6

Eisers hebben gesteld dat de voorziene appartementen geen relatie hebben met de functie van het hoofdgebouw, zijnde een kerk. Bovendien wordt door toevoeging van de twee woningen gehandeld in strijd met artikel 5 van bijlage II van het Bor , zodat verweerder niet bevoegd was het bouwplan te vergunnen met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van d Wabo.

4.7

Zowel in het verweerschrift als ter zitting heeft verweerder verklaard dat de appartementen moeten worden gezien als hoofdgebouw. Hiertoe heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat op het perceel een dubbelbestemming rust. De twee appartementen worden gerealiseerd ten behoeve van de bestemming ‘wonen’ en het ontmoetingscentrum wordt gerealiseerd ten behoeve van de bestemming ‘maatschappelijk’. Op het perceel komen, aldus verweerder, drie hoofdgebouwen.

4.8

Gelet op het voorgaande is niet langer in geschil dat de appartementen niet als functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken zijn te beschouwen. De rechtbank stelt vast dat verweerder de omgevingsvergunning voor de appartementen heeft verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onderdeel 2 °, van de Wabo. Uit de verleende vergunning blijkt dat de aanvraag betreft een activiteit zoals bedoeld in artikel 4, aanhef en eerste lid, onder a, van de bij het Bor behorende bijlage II, namelijk een bijbehorend bouwwerk. De rechtbank stelt vast dat dit met elkaar in strijd is. Verweerder heeft geen inzicht kunnen verschaffen over hetgeen daadwerkelijk beoogd is. Naar het oordeel van de rechtbank valt het oprichten van nieuwe hoofdgebouwen, zoals verweerder in het verweerschrift heeft omschreven, niet onder de reikwijdte van artikel 4, aanhef en eerste lid, onder a, van Bijlage II van het Bor . Het bestreden besluit is in dat opzicht daarom niet toereikend gemotiveerd. Daarbij komt dat het bouwplan, zoals hiervoor is omschreven onder 1.3, op verschillende aspecten in strijd is met de planregels. Nu het bouwplan op zoveel punten afwijkt van hetgeen planologisch mogelijk is, moet de motivering om af te wijken sterk zijn, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank in het bestreden besluit niet het geval is. In zoverre is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. Nu onduidelijk is gebleven wat vergund is, kan de rechtbank ook de gemaakte belangenafweging niet toetsen. Het voorgaande brengt met zich dat het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb niet in stand kan blijven en dat het daartegen ingestelde beroep gegrond dient te worden verklaard.

Welstand

4.9

De rechtbank overweegt dat het positieve advies van de welstandscommissie een zogenaamd “stempeladvies” betreft. Ingevolge vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), zie de uitspraak van 26 september 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX8297, mag verweerder een stempeladvies in geval van gemotiveerde betwisting daarvan niet zonder nadere motivering aan zijn besluit ten grondslag leggen. Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers in bezwaar noch in beroep gemotiveerd aangegeven waarom het project in strijd is met redelijke eisen van welstand, zodat verweerder kon volstaan met het stempeladvies.

Evidente privaatrechtelijke belemmering

4.10

Eisers hebben aangevoerd dat het bouwplan in strijd is met artikel 5:50 van het BW. Ingevolge artikel 5:50, eerste lid, van het BW is het niet geoorloofd binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op dit erf uitzicht geven, tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven. Niet in geschil is dat in dit geval deuren op minder dan twee meter van de erfgrens met eisers worden geplaatst waarvoor eisers geen toestemming hebben verleend. Ook niet in geschil is dat vergund is dat de deuren zijn voorzien van doorzichtig glas. Verweerder heeft verklaard dat de betreffende deuren branddeuren zijn, die alleen geopend worden in geval van nood en dat deze zullen worden uitgevoerd met ondoorzichtig materiaal. De rechtbank stelt vast dat de ter zitting gestelde uitvoering met ondoorzichtig materiaal niet uit de bouwtekeningen blijkt. Ook is een dergelijke verplichting niet neergelegd in een aan de vergunning verbonden voorschrift en is deze verplichting niet afdwingbaar. De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 5:50, eerste lid, van het BW dan ook van oordeel dat thans sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan het verlenen van een omgevingsvergunning in de weg staat. Ook deze beroepsgrond slaagt.

Parkeren

4.11

Wat betreft de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan heeft verweerder gewezen op artikel 30.7 van de planregels. Op grond van artikel 30.7 wordt bij elke ontwikkeling de normering vanuit het Westlands Verkeer- en Vervoerplan (WVVP) toegepast. Het parkeren dient op eigen terrein geregeld te worden. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de parkeerbehoefte vanwege het bouwplan voor het ontmoetingscentrum 8 parkeerplaatsen bedraagt en dat deze parkeerplaatsen beschikbaar zijn in de omgeving. Bij het bepalen van de benodigde parkeerplaatsen heeft verweerder aansluiting gezocht bij de parkeernorm geldend voor een sociaal-culturele voorziening. Nu, zoals hiervoor is overwogen, niet duidelijk is geworden welke activiteiten zullen plaatsvinden in het multifunctioneel ontmoetingscentrum, is niet duidelijk met welke specifieke kenmerken van de functie van het multifunctioneel ontmoetingscentrum verweerder bij het vaststellen van de parkeernormen rekening had moeten houden. De rechtbank kan dan ook niet beoordelen of verweerder de juiste parkeernorm heeft toegepast. Nu verweerder in 2007 voor een bouwplan betreffende een zalencentrum achter de kerk een parkeerbehoefte van 32 parkeerplaatsen had berekend, waarbij aansluiting was gezocht bij de parkeernorm voor wijk-verenigingsgebouw, zal in de motivering van de parkeerbehoefte moeten worden toegelicht waarom verweerder zich thans op een wezenlijk ander standpunt stelt. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat verweerder geen parkeerbalans heeft opgesteld. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de parkeerplaatsen in het openbaar gebied zijn op basis van een inschatting, maar noch deze inschatting noch de daarop gebaseerde berekening heeft verweerder met stukken kunnen onderbouwen. Verweerder heeft dan ook onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in de omgeving van het bouwplan voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is om te voorzien in een parkeerbehoefte. Ook deze beroepsgrond slaagt.

5. Uit hetgeen onder 4.5, 4.8, 4.10 en 4.11 is geoordeeld volgt dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet, gelet op de aard van de gebreken, hetgeen verweerder moet doen indien hij nog steeds bereid is een omgevingsvergunning te verlenen en de eventueel daarvoor te volgen procedure, geen aanleiding voor het toepassen van de zogenoemde bestuurlijke lus. Verweerder zal dus worden opgedragen een nieuw besluit op de aanvraag te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.

7.1

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 992,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 496,- en een wegingsfactor 1).

7.2

Eisers hebben een factuur van € 907,50 overgelegd met betrekking tot de door hen gemaakte kosten voor het inschakelen van “De Verkeerskundige” in verband met de reactie op door verweerder gehanteerde parkeernorm en berekening van de parkeerbehoefte. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling (zie onder meer uitspraak van 30 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:855) komen de kosten van deskundigen op de voet van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking als het inroepen van die deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. Ter bepaling of het inroepen van een deskundige, zoals hier aan de orde, redelijk was, kan in zijn algemeenheid als maatstaf worden gehanteerd of degene die deze deskundige heeft ingeroepen, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van de inroeping, ervan uit mocht gaan dat de deskundige een bijdrage zou kunnen leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. Daartoe dient in ieder geval een verband te bestaan tussen de ingeroepen deskundigheid en de specifieke vragen die in de procedure aan de orde zijn en die van invloed kunnen zijn op de uitkomst van het geschil. Daaraan is hier voldaan, nu zowel de parkeerbehoefte als de gehanteerde parkeernorm ter discussie staan.

Uit de door eisers overgelegde factuur van 26 maart 2016 dat De Verkeerskundige 6 uur heeft besteed aan werkzaamheden ten behoeve van de beroepsfase. Het uurtarief voor de deskundige wordt ingevolge artikel 8:75, eerste lid, van de Awb , gelezen in verbinding met de artikelen 7:15, vierde lid, en artikel 7:28, vijfde lid, van de Awb en artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 geldt voor werkzaamheden waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijk bijzondere aard zijn, een tarief van ten hoogste € 116,09 per uur. Gelet hierop komt € 696,54 voor vergoeding in aanmerking.

7.3

Ten aanzien van de gevraagde verletkosten overweegt de rechtbank dat ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor een partij of een belanghebbende in verband met gemaakte verletkosten een tarief wordt vastgesteld dat afhankelijk van de omstandigheden ligt tussen € 7,00 en € 80,00 per uur. Eisers hebben verzocht om vergoeding van een bedrag van € 535,10 in verband met het bijwonen van de terechtzitting van 10 uur. Eisers hebben ter onderbouwing een loonstrook en de tarievenlijst logopedie overgelegd. De rechtbank kan het door eisers genoemde bedrag niet relateren aan een bedrag dat op de bijgevoegde formulieren staat vermeld. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunten het door eisers verzochte bedrag te vergoeden. Nu uit de salarisstrook van eiser blijkt dat zijn uurloon € 25,96 bedraagt, gaat de rechtbank bij de berekening van de verletkosten hiervan uit voor eiser. De rechtbank acht het gevraagde uurtarief voor de verletkosten van eiseres onvoldoende gespecificeerd. Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 22 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2302), dient voor de verletkosten in dat geval het minimaal te hanteren uurtarief van € 7,00 te worden vergoed. De zitting heeft twee uur geduurd en mede gelet op de reistijd ziet de rechtbank aanleiding drie uren per persoon te vergoeden. Dat betekent dat voor de verletkosten van eiser € 77,88 (3 x € 25,96) en voor de verletkosten van eiseres € 21,00 ( 3x € 7,00), in totaal € 98,88 wordt vergoed.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van het bepaalde in deze uitspraak;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,00 aan eisers te vergoeden;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.787,42 te betalen aan eisers.

Deze uitspraak is gedaan door mr. N.S.M. Lubbe, voorzitter, mr. D.A.J. Overdijk en mr . drs. H.M. Braam, leden, in aanwezigheid van mr. A.W.W. Koppe, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2016.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature