Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Kort geding. Kwekersrecht. Vordering op basis van algemene voorwaarden / inbreuk op ZPW. Geen spoedeisend belang omdat gedaagden aan alle voorwaarden eiseres zijn tegemoetgekomen en eiseres al vanaf 2012 van de gestelde inbreuk op de hoogte.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/519127 / KG ZA 16-1193

Vonnis in kort geding van 16 november 2016

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

HOLLAND BOLROY MARKT B.V.,

gevestigd te Heiloo,

eiseres,

advocaat mr. T.F.W. Overdijk te Amsterdam,

tegen

1. de vennootschap onder firma

[gedaagde sub 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde sub 2] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde sub 3] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

4. [gedaagde sub 4],

wonende te [woonplaats] ,

gedaagden,

advocaat mr. P.S. Jonker te Rotterdam.

Partijen zullen hierna HBM en [gedaagde sub 1] c.s. (meervoud) genoemd worden en gedaagden ook afzonderlijk [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] , [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 4] .

De zaak is voor HBM inhoudelijk behandeld door mr. Overdijk voornoemd en mr. B.P.C. Bijl, advocaat te Amsterdam, en voor [gedaagde sub 1] c.s. door mr. Jonker voornoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 11 oktober 2016, met producties 1 tot en met 17;

de kostenspecificatie van HBM, ingekomen op 31 oktober 2016;

de akte houdende vermeerdering van eis, ingekomen op 1 november 2016;

de producties 1 tot en met 7 van [gedaagde sub 1] c.s., ingekomen op 1 november 2016;

de producties 18 tot en met 21 van HBM, ingekomen op 1 november 2016;

de ter zitting overgelegde akte houdende wijziging van eis, ingekomen op 2 november 2016;

de mondelinge behandeling van 2 november 2016 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde pleitaantekeningen van partijen.

1.2.

De zaak tegen de oorspronkelijk mede gedagvaarde partijen, de vennootschap onder firma [de V.O.F.] (hierna: [de V.O.F.] ) en de besloten vennootschap Zwanendal B.V., is op 2 november 2016 doorgehaald.

1.3.

Vonnis is bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

HBM is een bedrijf dat zich richt op de groothandel in bloemen en planten en op het verkrijgen en exploiteren van kwekersrechten en licentierechten.

2.2.

HBM is onder andere houdster van het Nederlands kwekersrecht voor het tulpenras Royal Virgin, verleend op 8 januari 2001, NRR-nummer 19541. Het meest in het oog springende uiterlijke kenmerk van het ras Royal Virgin is de compleet witte bloem.

2.3.

[gedaagde sub 1] drijft een groothandel in bloemen en planten. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zijn vennoten van [gedaagde sub 1] .

2.4.

[gedaagde sub 1] c.s. hebben op enig moment een mutant van het ras Royal Virgin gevonden, althans verkregen van een derde partij. Deze mutant is in hoofdzaak wit, maar met enkele donkere paarsrode strepen en spikkels. [de V.O.F.] heeft voor de mutant in de loop van 2012 de naam One Direction gereserveerd bij de KAVB (Koninklijke Algemene Vereniging voor Bloembollencultuur).

2.5.

Naar aanleiding van een publicatie over One Direction in het vakblad Bloembollenvisie van 16 november 2012, heeft HBM contact opgenomen met [de V.O.F.] met het verzoek alle relevante informatie over de mutant aan haar toe te sturen. [de V.O.F.] heeft op dit verzoek niet gereageerd.

2.6.

[gedaagde sub 1] heeft in januari 2013 op een vakbeurs voor het tulpenvak, Midwinterflora, de One Direction getoond. HBM heeft [gedaagde sub 1] daarop aangesproken en gemeld dat de mutant onder de toepasselijke algemene voorwaarden van HBM aan haar moest worden overgedragen. Daarnaast heeft zij [gedaagde sub 1] op 14 januari 2013 een e-mail gestuurd en [gedaagde sub 1] daarin verzocht plantmateriaal van de betrokken mutant aan HBM ter beschikking te stellen. HBM stelde zich in de e-mail op het standpunt dat One Direction een afgeleid ras is van het ras Royal Virgin.

2.7.

[gedaagde sub 1] heeft bij e-mail van eveneens 14 januari 2013 aan HBM gemeld dat zij in de herfst van 2012 ongeveer 850 kilo One Direction bloembollen had geplant. Zij heeft geen bollen van de One Direction aan HBM ter beschikking gesteld.

2.8.

Op 17 september 2015 heeft [de V.O.F.] One Direction laten inschrijven in het Cultivarregister van de KAVB.

2.9.

Bij brieven van 1 en 7 maart 2016 heeft HBM [de V.O.F.] en [gedaagde sub 1] aangeschreven met het verzoek om 30 bollen One Direction aan haar ter beschikking te stellen ten behoeve van een in te dienen aanvraag van een kwekersrecht door HBM. In reactie hierop heeft [gedaagde sub 1] medegedeeld dat zij een deel van de bollenvoorraad aan [gedaagde sub 4] heeft verkocht en samen met deze laatste de bloembollen exploiteert.

2.10.

Op 8 september 2016 is door de rechtbank Noord-Holland verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag tot afgifte ten laste van (onder andere) [gedaagde sub 1] c.s., [de V.O.F.] en [gedaagde sub 4] op aanwezige voorraad bollen One Direction en het opmaken van een beschrijving van de inbeslaggenomen goederen. Op 13 september 2016 is beslag gelegd op bollen die zich bevonden onder [gedaagde sub 1] en [de V.O.F.] .

2.11.

Omdat de eis in de hoofdzaak niet tijdig is ingesteld, heeft HBM op 6 oktober 2016 een tweede verzoek tot conservatoir beslag en beschrijving ingediend, welk verlof wederom is verleend. Op 13 oktober 2016 is op het vestigingsadres van [gedaagde sub 1] en [de V.O.F.] nogmaals beslag gelegd op bollen die waren gelabeld One Direction.

2.12.

[gedaagde sub 1] c.s. hebben op 28 oktober 2016 en 31 oktober 2016 (een deel van) de inbeslaggenomen bloembollen laten vernietigen door biovergistingsbedrijf Pronk Bio Energie .

2.13.

Door [gedaagde sub 1] (en haar vennoten [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ) en [gedaagde sub 4] zijn ten behoeve van HBM onthoudingsverklaringen met betrekking tot het ras One Direction afgegeven.

3 Het geschil

3.1.

HBM vordert na vermeerdering en wijziging van eis samengevat - dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,

primair:

1. [gedaagde sub 1] c.s. zal veroordelen iedere inbreuk op het Nederlands kwekersrecht van HBM op het ras Royal Virgin te staken en gestaakt te houden, meer in het bijzonder door zich met betrekking tot ieder teelt-, oogst- of ander plantmateriaal van de (afgeleide) cultivar One Direction te onthouden van aan de houder van het kwekersrecht voorbehouden handelingen, op straffe van een dwangsom;

2. [gedaagde sub 1] c.s. zal bevelen om aan de advocaat van HBM een volledige en juiste opgave te doen van:

de exacte hoeveelheden plantmaterialen One Direction die [gedaagde sub 1] c.s. in voorraad hebben, hebben gehad, hebben gekweekt en hebben vermeerderd en van de locatie(s) waar deze zaken zich thans nog bevinden;

de namen en adressen van derden aan wie [gedaagde sub 1] c.s. teelt-, oogst- of ander plantmateriaal One Direction rechtstreeks of via een derde hebben verkocht c.q. hebben geleverd;

de met de teelt-, oogst- of ander plantmateriaal One Direction behaalde omzet en winst;

vergezeld van een verklaring van een onafhankelijk registeraccountant, met welke verklaring deze door [gedaagde sub 1] c.s. gedane opgave wordt goedgekeurd, althans de opgave van [gedaagde sub 1] c.s. aan de hand van de administratie van [gedaagde sub 1] c.s. wordt geverifieerd en een verklaring dat er geen aanwijzingen zijn dat de opgave door [gedaagde sub 1] c.s. onjuist is, voorzien van alle relevante ondersteunende documenten;

3. [gedaagde sub 1] c.s. zal bevelen om de nog onder hen aanwezige voorraad teelt-, oogst- of ander plantmateriaal van de cultivar One Direction, alsmede de One Direction bollen die zich thans bevinden bij biovergistingsbedrijf Pronk Bio Energie, op de voet van artikel 70 lid 8 ZPWaan HBM af te geven;

4. zal bepalen dat, indien [gedaagde sub 1] c.s. met de naleving van de onder 2 en 3 gevorderde bevelen in gebreke blijven, zij aan HBM een dwangsom zullen verbeuren;

5. [gedaagde sub 1] c.s. zal veroordelen tot betaling van een voorschot op de door HBM geleden en nog te lijden schade van € 50.000,-;

6. [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk zal veroordelen in de volledige en evenredige kosten van dit geding op grond van artikel 1019h Rv;

subsidiair:

[gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk zal veroordelen in de volledige en evenredige kosten van dit geding op grond van artikel 1019h Rv .

3.2.

Ter onderbouwing van haar vorderingen stelt HBM, zakelijk weergegeven, het navolgende.

3.2.1.

In de verhouding tot [gedaagde sub 1] c.s. zijn de algemene voorwaarden van HBM van toepassing omdat [gedaagde sub 1] c.s. één of meer kwekersrechtelijk beschermde rassen van HBM telen en daartoe met HBM één of meer overeenkomsten zijn aangegaan waarin haar algemene voorwaarden van toepassing zijn verklaard. In deze algemene voorwaarden is geregeld dat [gedaagde sub 1] c.s. verplicht zijn zo spoedig mogelijk aan HBM mededeling te doen wanneer zij een mutant vinden. Daarnaast heeft HBM op grond van de algemene voorwaarden bij uitsluiting van ieder ander het recht om kwekersrecht voor de mutant aan te vragen.

3.2.2.

Ook ingeval de algemene voorwaarden niet van toepassing zouden zijn, maken [gedaagde sub 1] c.s. gezien artikel 58 lid 1 jo artikel 57 ZPW inbreuk op het Nederlands kwekersrecht van HBM door One Direction te vermeerderen, te verkopen, te koop aan te bieden en/of ten behoeve van deze doeleinden in voorraad te hebben, nu One Direction een mutant (en daarmee een afgeleid ras) betreft van het ras Royal Virgin. Volgens de ZPW heeft HBM recht op afgifte van alle bloembollen One Direction.

3.2.3.

Nu [gedaagde sub 1] c.s. de partij bloembollen One Direction aan het beslag hebben onttrokken en naar eigen zeggen hebben laten vernietigen, stelt HBM dat haar schade in ieder geval € 100.000,- bedraagt. Dit bedrag was de vraagprijs waarvoor [gedaagde sub 1] c.s. de bloembollen in een eerder stadium aan HBM hebben aangeboden, zodat dit bedrag als indicatie voor de waarde van de bloembollen moet worden aangehouden.

3.2.4.

HBM heeft een spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen om te voorkomen dat [gedaagde sub 1] c.s. doorgaan met de exploitatie van One Direction en omdat de bollen vanaf half oktober weer worden uitgeplant. [gedaagde sub 1] c.s. heeft, ondanks de vernietiging van inbeslaggenomen bollen op 28 en 31 oktober 2016, mogelijk nog de beschikking over bollen One Direction of zou deze van derden kunnen verkrijgen.

3.3.

[gedaagde sub 1] c.s. voeren gemotiveerd verweer.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Als meest verstrekkend verweer hebben [gedaagde sub 1] c.s. aangevoerd en ter zitting nader mondeling toegelicht dat, daargelaten dat nog niet vast staat dat One Direction als een afgeleid ras moet worden aangemerkt, HBM geen spoedeisend belang meer heeft bij haar vorderingen omdat [gedaagde sub 1] c.s. tegemoet zijn gekomen aan alle verzoeken van HBM en HBM [gedaagde sub 1] c.s. bovendien jarenlang hun gang hebben laten gaan.

4.2.

De vraag of een eisende partij in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat het spoedeisend belang in beginsel is gegeven zolang de gestelde inbreuk of het gestelde onrechtmatig handelen voortduurt. Indien daartegen echter onvoldoende voortvarend is opgetreden, kan dit een aanwijzing zijn dat het belang van de eisende partij kennelijk geen voorlopige maatregel vergt. Zulks hangt af van de omstandigheden van het geval.

4.3.

In dit verband acht de voorzieningenrechter van doorslaggevend belang dat HBM al sinds de Midwinterflora in januari 2013 (vergelijk onder 2.6) op de hoogte was van de door haar gestelde inbreuk door [gedaagde sub 1] c.s. op haar kwekersrecht. Ondanks de melding van [gedaagde sub 1] van 14 januari 2013 dat zij “afgelopen herfst” ongeveer 850 kilo One Direction heeft geplant (zie onder 2.7), heeft HBM de zaak laten rusten tot 1 respectievelijk 7 maart 2016 (vergelijk onder 2.9). Kennelijk was de gestelde inbreuk voor HBM niet van zodanig belang dat zij, ondanks het uitblijven van een bevredigend antwoord van [gedaagde sub 1] , directe maatregelen nodig vond.

4.4.

Ter zitting heeft HBM desgevraagd aangegeven dat de situatie in maart 2016 zou zijn gewijzigd en spoedeisend werd, omdat haar toen duidelijk werd dat er bloemen One Direction werden geveild. Daarmee kreeg de zaak volgens HBM voor het eerst economische relevantie aangezien dit de positie van HBM in de markt zou aantasten. Dit argument acht de voorzieningenrechter niet overtuigend omdat HBM geen reden had om in januari 2013 en nadien aan te nemen dat [gedaagde sub 1] de One Direction bloembollen slechts zou vermeerderen, maar geen teelt- of oogstmateriaal One Direction op de markt zou brengen. Desondanks heeft zij geen aanleiding gezien al veel eerder een verbod en/of opgave te vorderen. Al om deze reden kan niet worden aangenomen dat spoedeisend belang bestaat bij de gevorderde voorzieningen. Voor het gevorderde voorschot op vergoeding van geleden schade geldt dat niet voldoende is gemotiveerd waarom deze voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

4.5.

De voorzieningenrechter kan voorts de twijfel van HBM dat de bloembollen, die op 28 en 31 oktober 2016 zijn vernietigd, de inbeslaggenomen bloembollen One Direction zijn niet delen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, heeft de voorzieningenrechter geen reden om te twijfelen aan de verklaring van [gedaagde sub 1] c.s., welke verklaring wordt ondersteund door een proces-verbaal van constatering van de deurwaarder, dat zij thans alle bloembollen One Direction heeft laten vernietigen. Daarnaast hebben [gedaagde sub 1] c.s. onthoudingsverklaringen getekend, met daarin opgenomen een boetebeding, en blijkens de onthoudingsverklaringen opgave gedaan van vermeerderde, verkochte en geleverde bollen One Direction.

4.6.

Gezien de voornoemde omstandigheden ontbreekt het voor een kort geding vereiste spoedeisende belang. Dat betekent dat HBM niet-ontvankelijk is in haar vorderingen en de overige verweren van [gedaagde sub 1] c.s. geen bespreking meer behoeven.

4.7.

HBM zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [gedaagde sub 1] c.s. maken aanspraak op vergoeding van hun volledige proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv . [gedaagde sub 1] c.s. hebben een specificatie van hun kosten ten bedrage van € 7.412,56 exclusief BTW voor de periode tot en met 1 november 2016 (de dag voor de zitting) in het geding gebracht en het onderhanden werk vanaf 1 november 2016 geschat op € 2.000,- exclusief BTW. Tegen deze kosten is door HBM geen bezwaar gemaakt, zodat deze toewijsbaar zijn. De voorzieningenrechter zal de kosten dan ook begroten op € 9.412,56 aan salaris advocaat, te vermeerderen met het griffierecht van € 1.929,-, in totaal derhalve op € 11.341,56.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

verklaart HBM niet-ontvankelijk in haar vorderingen;

5.2.

veroordeelt HBM in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. begroot op € 11.341,56.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.G.J. de Heij en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.

Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005

Wetboek van burgerlijke Rechtsvordering

Hoge Raad 22 januari 1982, ECLI:NL:HR:1982:AG4317, NJ 1982, 505.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature