U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

het verzoek betreft dat een verklaring voor recht wordt gegeven dat niet verzoekster maar de vrouw de moeder is van de minderjarige;

en dat de geboorteakte van de minderjarige wordt verbeterd, met toepassing van artikel 1:24 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer

Rekestnummer: FA RK 15-4207

Zaaknummer: C/09/489827

Datum beschikking: 23 september 2016

Beschikking op het op 3 juni 2015 ingekomen verzoek van:

[verzoekster] ,

verzoekster,

wonende te [woonplaats] ,

advocaat: voorheen mr. B.F.F. Gosschalk-Davidson te ’s-Gravenhage en thans

mr. T. Kocabas te Zoetermeer.

Als belanghebbende worden aangemerkt:

[de mogelijke moeder] ,

de mogelijke biologische en/of juridische moeder,

hierna te noemen: de mogelijke moeder,

wonende te [woonplaats] , thans (vermoedelijk) verblijvende te Spanje,

[de mogelijke vader]

de mogelijke biologische en/of juridische vader,

hierna te noemen: de mogelijke vader,

thans (vermoedelijk) verblijvende te Colombia,

hierna tezamen te noemen: de mogelijke ouders,

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

de voogdes,

[pleegmoeder]

de pleegmoeder,

wonende te [woonplaats] ,

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage,

zetelend te 's-Gravenhage,

hierna te noemen: de ambtenaar.

Procedure

Bij beschikking van 23 november 2015 van deze rechtbank is de zaak in de stand waarin die zich bevond verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank en is iedere verdere beslissing ten aanzien van de verzoeken in het kader van de afstamming van de minderjarige en haar geboorteakte aangehouden.

De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:

- de brief d.d. 24 december 2015, bij de rechtbank binnengekomen op 28 december 2015, van de zijde van verzoekster.

Op 22 augustus 2016 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: verzoekster met haar advocaat, mevrouw C. Sopers namens de voogdes, mevrouw [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad), de pleegmoeder en mevrouw [tolk pleegmoeder] die als tolk voor de pleegmoeder fungeerde. Van de zijde van verzoekster zijn nadere stukken overgelegd, te weten een kopie van een tweetal paspoorten van de mogelijke moeder. De mogelijke moeder en de ambtenaar zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Nu de mogelijke vader thans – zoals hierna overwogen – als belanghebbende zal worden aangemerkt, is hij niet opgeroepen voor de ziting.

Feiten

­ Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 19 augustus 2014 is de voogdes tot voogd benoemd over de minderjarige en is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek haar te ontheffen van het gezag en in haar verzoek tot het wijzigen van de naam van de minderjarige.

­ Bij beschikking d.d. 18 februari 2015 van het hof Den Haag is verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om voor recht te verklaren dat niet zij de moeder is van de minderjarige maar de mogelijke moeder, en is het verzoek tot het gelasten van een DNA-onderzoek en het verzoek tot wijziging van de naam van de minderjarige afgewezen.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.

In de beschikking van deze rechtbank d.d. 23 november 2015 is overwogen dat de rechtbank het in het belang van de minderjarige acht dat een DNA-onderzoek wordt uitgevoerd, zodat voor alle betrokkenen onomstotelijk komt vast te staan dat niet verzoekster maar degene die zij stelt de biologische moeder (zijnde: de mogelijke moeder) te zijn ook daadwerkelijk de biologische moeder van de minderjarige is. De rechtbank heeft verzoekster om die reden in de gelegenheid gesteld een DNA-rapport in te brengen. In navolging hiervan heeft verzoekster een DNA-rapportage overgelegd waaruit volgt dat zij niet de biologische moeder van de minderjarige is. Het is de rechtbank evenwel thans nog onbekend of de mogelijke moeder daadwerkelijk de biologische moeder is van de minderjarige, nu verzoekster hieromtrent geen DNA-rapportage heeft overgelegd.

Voorts is in genoemde beschikking verzoekster in de gelegenheid gesteld documenten omtrent de persoons- en afstammingsgegevens van de minderjarige en de door verzoekster gestelde biologische ouders (zijnde: de mogelijke ouders) in het geding te brengen, dan wel met stukken te onderbouwen dat dergelijke stukken niet verkrijgbaar zijn. De rechtbank stelt vast dat verzoekster van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt.

Verzoekster beoogt – naar de rechtbank begrijpt – met haar verzoeken te bewerkstelligen dat zij (uiteindelijk) op geen enkele wijze in enige akte of register meer als moeder van de minderjarige wordt vermeld. Verzoekster heeft aangegeven dat zij de verzochte verklaring voor recht nodig heeft voor een verzoek tot wijziging van het systeem ingevolge de Wet basisregistratie personen (BRP), in die zin dat de vermelding dat verzoekster de moeder is van de minderjarige uit het voormelde systeem wordt verwijderd.

De Raad heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat er rust en duidelijkheid voor de minderjarige moet komen. De Raad acht het in dat kader van belang dat de minderjarige bij de pleegmoeder kan blijven en dat dit verblijf ook voor de toekomst juridisch geborgd wordt. Ook de voogdes acht het van belang dat het verblijf van de minderjarige bij de pleegmoeder gecontinueerd wordt, maar heeft geen (juridische) stappen ondernomen om zeker te stellen dat deze situatie kan voortduren, met name ook na eventuele wijziging in de BRP zoals verzoekster wenst.

Van de pleegmoeder heeft de rechtbank ter terechtzitting begrepen dat het momenteel goed gaat met de minderjarige en dat de minderjarige wat de pleegmoeder betreft permanent bij haar kan verblijven.

De rechtbank overweegt als volgt.

Daargelaten of de wet grondslag biedt voor de verzochte verklaring voor recht en of het verzoek dus kan worden toegewezen, staat gelet op de uitkomst van het DNA-onderzoek vast dat verzoekster niet de biologische moeder is van de minderjarige.

Gelet daarop is het voorts niet ondenkbaar dat een aansluitend verzoek tot wijziging van de BRP, in die zin dat de vermelding dat verzoekster de moeder is van de minderjarige uit het voormelde systeem wordt verwijderd, zal worden toegewezen. Een dergelijke wijziging brengt met zich dat de minderjarige in de BRP geregistreerd staat zonder enige ouder. Dit zal uiteindelijk zeer waarschijnlijk grote (juridische en praktische) gevolgen voor de minderjarige met zich brengen, onder meer ten aanzien van haar nationaliteit en daarmee samenhangend haar verblijfsstatus en haar afstamming en daarmee samenhangend haar naam (identiteit). Immers, blijkens de BRP lijkt de minderjarige thans de Nederlandse nationaliteit te hebben en de achternaam [achternaam verzoekster] te dragen en blijkens de stukken en de verklaringen ter zitting lijken zowel de nationaliteit als de achternaam van de minderjarige louter te zijn afgeleid van verzoekster.

Het is daarmee onduidelijk of de minderjarige in Nederland bij haar pleegmoeder kan blijven, zoals door zowel de voogdes, de Raad, de pleegmoeder als de minderjarige gewenst. Tevens zou genoemde wijziging in de BRP op korte termijn praktische problemen met zich kunnen brengen zoals bij het verzekeren van de minderjarige, het inschrijven op een school en dergelijke.

De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van de voogdes ligt om de belangen van de minderjarige op zowel juridisch als praktisch terrein te behartigen. De rechtbank constateert op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting dat de voogdes tot op heden – met name op het juridisch vlak – onvoldoende invulling geeft aan haar taak. Dit terwijl de uitzonderlijke problematiek rond de afstamming, identiteit en het gezag van de minderjarige bij de procedure in het kader van de benoeming tot voogdes in 2014 een belangrijke reden vormde voor de benoeming van de voogdes. De rechtbank heeft bij beschikking van 19 augustus 2014, waarin de voogdes is benoemd, immers uitdrukkelijk overwogen dat de benoeming van de voogdes haar in staat stelt de nodige zaken voor de minderjarige te regelen en dat van de voogdes wordt verwacht dat zij zich zal inzetten om meer duidelijkheid te verkrijgen over de afstamming van de minderjarige en het bestaan van ouders met gezag en zo nodig ten behoeve van de minderjarige rechtsmaatregelen te treffen dan wel aan de rechtbank te verzoeken. Ondanks deze duidelijke instructie van de rechtbank is van deze inzet tot op heden niet gebleken. Gelet op de inhoud van de stukken en het verhandelde ter zitting acht de rechtbank de voogdes thans onvoldoende toegerust om de belangen van de minderjarige op dit punt te behartigen. De rechtbank heeft niet de verwachting dat hier op aanvaardbare termijn verandering in zal komen. De rechtbank overweegt verder dat bij het nemen van een rechterlijke beslissing de belangen van het kind een eerste overweging dienen te vormen.

Hoewel het dus primair de verantwoordelijkheid is van de voogdes om de benodigde gegevens te achterhalen en de benodigde juridische stappen ten behoeve van de minderjarige te zetten, acht de rechtbank het – in deze uitzonderlijke situatie en gelet op het voorgaande – in het belang van de minderjarige om zowel op grond van artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) als op grond van artikel 1:250 BW een bijzondere curator te benoemen die de belangen van de minderjarige zal behartigen. De bijzondere curator dient in het belang van de minderjarige in een breed kader te bezien wat de gevolgen voor de minderjarige zouden kunnen zijn in het geval de wijziging in de BRP wordt doorgevoerd en of er in het belang van de minderjarige (juridische) stappen gezet dienen te worden. De rechtbank acht het daarbij in het bijzonder van belang dat de bijzondere curator onderzoekt wat de gevolgen zijn voor met name de afstamming (en daarmee samenhangend de naam en identiteit) en de nationaliteit (en daarmee samenhangend de verblijfsstatus) van de minderjarige en of nadere (juridische) stappen ten behoeve van de minderjarige in dat kader noodzakelijk zijn.

Het staat de bijzondere curator uiteraard vrij om andere mogelijke gevolgen in haar onderzoek te betrekken en mogelijke stappen aan te dragen (aan de voogdes) dan wel verzoeken in te dienen, als zij dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht.

De rechtbank overweegt verder dat zij ambtshalve kennis heeft genomen van het raadsrapport met nummer [nr raadsrapport] . Dit rapport is in de eerdere voogdijprocedure door de Raad overgelegd. De rechtbank acht het raadzaam dat, vanwege de feitelijke (achtergrond)informatie die in het raadsrapport is opgenomen, ook de bijzondere curator kennis neemt van dit raadsrapport. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de Raad het rapport op eerste verzoek van de bijzondere curator aan haar ter hand zal stellen.

Voor zover de bijzondere curator nadere documenten nodig heeft voor haar onderzoek, zoals een originele (gelegaliseerde) geboorteakte van de minderjarige, dan wel andere persoons- en afstammingsgegevens van de minderjarige en van de mogelijke ouders van de minderjarige, en gegevens ten aanzien van het (oorspronkelijke) gezag over de minderjarige, dient de voogdes zich in te spannen deze voor de minderjarige te verkrijgen. De rechtbank wijst de bijzondere curator erop dat de telefoon- en skypegegevens van de mogelijke ouders bij de voogdes bekend zijn en dat uit het voormelde raadsrapport volgt dat er in Colombia een echtscheiding dan wel een voogdijprocedure heeft plaatsgevonden, zodat aldaar mogelijk gegevens achterhaald kunnen worden. Voorts heeft de Raad ter zitting aangeboden de haar beschikbare kanalen (onder meer in Colombia) te zullen aanspreken om de benodigde gegevens te achterhalen. Zoals ter terechtzitting besproken zal de rechtbank in dit kader de Raad de opdracht geven om de door de bijzondere curator gestelde vragen te beantwoorden en nadere instructies van de bijzondere curator op te volgen, waaronder het achterhalen van stukken.

Ter terechtzitting is door de voogdes en de Raad toegezegd dat zij volledige medewerking aan het onderzoek van de bijzondere curator zullen verlenen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat zowel de voogdes als de Raad zich tot het uiterste zullen inspannen om de door de bijzondere curator gewenste gegevens te achterhalen en dat er een goede samenwerking tussen hen zal bestaan.

De rechtbank gaat er verder vanuit dat de bijzondere curator ook de mening van de mogelijke vader en mogelijke moeder bij het onderzoek zal betrekken. De rechtbank verzoekt de voogdes de laatste contactgegevens van de mogelijke vader en de mogelijke moeder te achterhalen, waaronder ook ( e-mail )adres en telefoonnummer, en zowel aan de bijzondere curator als aan de rechtbank kenbaar te maken.

Voorts staat het de bijzondere curator vrij, indien zij dit nodig acht, informatie aangaande de minderjarige op te vragen bij derden, teneinde een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de situatie van de minderjarige en wat in haar belang noodzakelijk is.

Verbetering van de geboorteakte

Daarnaast ligt aan de rechtbank nog voor het verzoek van verzoekster tot verbetering van de geboorteakte van de minderjarige op grond van artikel 1:24 lid 1 BW . De rechtbank overweegt daaromtrent dat blijkens een mededeling in de brief van de ambtenaar d.d. 6 juli 2015 de geboorteakte van de minderjarige – voor zover na te gaan – niet is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage. Gelet hierop ligt het verzoek op dit punt thans voor afwijzing gereed.

Alvorens op dit verzoek te beslissen verzoekt de rechtbank de bijzondere curator zich ook uit te laten over dit verzoek.

De benoeming van de bijzondere curator

Verzoekster, de pleegmoeder, de voogdes en de Raad hebben ter terechtzitting ingestemd met het benoemen van een bijzondere curator.

Mr. H. Dreesmann-Bruijntjes heeft telefonisch medegedeeld de benoeming als bijzondere curator te aanvaarden.

Van haar bevindingen dient de bijzondere curator uiterlijk 1 januari 2017 schriftelijk verslag te doen aan de rechtbank en aan partijen. Partijen dienen zich na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator uiterlijk op 15 januari 2017 schriftelijk uit te laten – met een afschrift aan de bijzondere curator – over het verslag van de bijzondere curator en de voortgang van de procedure.

Zo nodig zal de rechtbank na ontvangst van het schriftelijke verslag van de bijzondere curator en de reacties van partijen, een behandeling ter zitting plannen waarvoor partijen en de bijzondere curator zullen worden opgeroepen. De rechtbank overweegt daarbij dat, nu ter terechtzitting is gebleken dat de mogelijke vader (weer) deel uitmaakt van het leven van de minderjarige, ook de mogelijke vader in deze procedure als belanghebbende zal worden aangemerkt.

Indien de rechtbank van oordeel is dat de bijzondere curator haar taak heeft volbracht, zal de rechtbank haar bij nadere beschikking van haar taak ontslaan.

De rechtbank zal in afwachting van het voorgaande iedere verdere beslissing pro forma aanhouden tot 1 februari 2017.

Beslissing

benoemt op grond van artikel 1:212 BW tot bijzondere curator over de volgens het door de rechtbank ambtshalve geraadpleegde systeem ingevolge de Wet basisregistratie personen geheten minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] te Colombia:

- mevrouw mr. H. Dreesmann-Bruijntjes, Adelheidstraat 74, 2595 EE 's-Gravenhage, met telefoonnummer 070-2629196;

benoemt op grond van artikel 1:250 BW tot bijzondere curator over de volgens het door de rechtbank ambtshalve geraadpleegde systeem ingevolge de Wet basisregistratie personen geheten minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] te Colombia:

- mevrouw mr. H. Dreesmann-Bruijntjes, Adelheidstraat 74, 2595 EE 's-Gravenhage, met telefoonnummer 070-2629196;

*

verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming de opdrachten uit te voeren zoals hiervoor omschreven;

*

bepaalt dat de voogdes uiterlijk op 1 november 2016 de laatste contactgegevens van de mogelijke vader en de mogelijke moeder, waaronder ook (e-mail)adres en telefoonnummer, aan de rechtbank kenbaar dient te maken;

*

bepaalt dat de bijzondere curator uiterlijk op 1 januari 2017 schriftelijk verslag dient te doen aan de rechtbank en aan partijen;

*

bepaalt dat partijen zich uiterlijk op 15 januari 2017 dienen uit te laten over het bericht van de Raad en het verslag van de bijzondere curator en over de voortgang van de procedure;

*

zo nodig zal de behandeling ter terechtzitting worden voortgezet op een nader te bepalen datum en tijdstip, waarvoor verzoekster en alle belanghebbenden, waaronder thans ook [de mogelijke vader] , zullen worden opgeroepen en waarvoor ook de Raad voor de Kinderbescherming zal worden opgeroepen;

houdt iedere verdere beslissing pro forma aan tot 1 februari 2017.

Deze beschikking is gegeven door mrs. W.G. de Boer, M.P. Verloop en O.F. Bouwman, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. L. Arreman-Mos als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 september 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature