U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

- mvv nareis

- gezinshereniging

- pleegkind

- feitelijke gezinsband niet aannemelijk

- ontbreken toestemmingsverklaring niet verschoonbaar

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 16/12916

V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 30 september 2016 in de zaak tussen

[naam], eiser,

gemachtigde: mr. N. Vollebergh,

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. ir. M. Petsch.

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar tegen de afwijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) kennelijk ongegrond verklaard.

Op 14 juni 2016 heeft eiser beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

Verweerder heeft op 17 augustus 2016 op verzoek van deze rechtbank schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt omtrent het door eiser in beroep ingebrachte document.

De behandeling ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2016. Eiser is verschenen bij gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens waren aanwezig [referente], referente, en T.U. Takaki, tolk in de Oromo-taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] en heeft de Ethiopische nationaliteit. Referente, geboren op [geboortedatum 2] en eveneens van Ethiopische nationaliteit, stelt eisers pleegmoeder te zijn. Aan haar is op 13 november 2014 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Referente heeft op 9 december 2014 ten behoeve van eiser een aanvraag ingediend tot afgifte van een mvv met als doel: gezinshereniging in het kader van nareis.

2. Bij besluit van 24 november 2015 heeft verweerder de aanvraag afgewezen en zich op het standpunt gesteld dat referente de feitelijke gezinsband met eiser niet aannemelijk heeft gemaakt, dat zij de identiteit van eiser en de familierechtelijke relatie niet heeft aangetoond en dat niet is voldaan aan het vereiste om een toestemmingsverklaring van de achterblijvende biologische moeder van eiser over te leggen. Op 15 december 2015 heeft eiser daartegen bezwaar gemaakt en aangevoerd dat reeds door de verklaringen van referente is aangetoond dat er sprake is geweest van een feitelijke gezinsband en dat hem het ontbreken van een toestemmingsverklaring niet kan worden verweten nu zijn biologische moeder spoorloos is.

3. Bij bestreden besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat referente voor het aannemelijk maken van de feitelijke gezinsband met eiser niet kan volstaan met de verklaringen zoals zij die heeft afgelegd en dat zij niet heeft aangetoond dat eisers biologische moeder daadwerkelijk spoorloos is zodat om die reden geen toestemmingsverklaring kan worden overgelegd. Verweerder heeft het bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.

4. In beroep heeft eiser daartegen aangevoerd dat in bezwaar ten onrechte is afgezien van horen en dat, anders dan verweerder stelt, de feitelijke gezinsband wel is aangetoond en het ontbreken van een toestemmingsverklaring niet kan worden tegengeworpen. Ter onderbouwing heeft eiser een document overgelegd waaruit de adoptie van eiser door referent zou blijken. Ook heeft hij aangevoerd dat rekening dient te worden gehouden met zijn recht op gezinsleven, de situatie in zijn land van herkomst en het beginsel dat bij alle handelingen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging vormen.

De rechtbank oordeelt als volgt.

5. Op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 , kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de hierna te noemen gezinsleden, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd is verleend: de echtgenoot of het minderjarige kind van de vreemdeling.

Op grond van het vierde lid kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd eveneens worden verleend aan een gezinslid dat slechts niet uiterlijk binnen drie maanden is nagereisd nadat aan een vreemdeling een verblijfsvergunning is verleend, indien binnen die drie maanden door of ten behoeve van dat gezinslid een machtiging tot voorlopig verblijf is aangevraagd.

6. Volgens onderdeel C2/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000, voor zover hier van belang, verleent de IND de verblijfsvergunning als hiervoor bedoeld indien het kind feitelijk behoort tot het gezin van de referent. Het ligt op de weg van de referent en de vreemdeling om aannemelijk te maken dat dit het geval is. Bij de beoordeling van de vraag of een pleegkind feitelijk deel uit heeft gemaakt van het gezin van de referent, wordt onder meer betrokken:

de duur van de opname van het pleegkind in het gezin van de referent;

de (financiële) afhankelijkheid van het pleegkind van referent; en

de reden waarom het pleegkind is opgenomen in het gezin.

De IND verleent geen mvv voor gezinshereniging in het kader van nareis als de achterblijvende biologische ouder(s) geen toestemmingsverklaring heeft afgegeven met het oog op het vertrek van het kind naar Nederland.

7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat er een feitelijke gezinsband heeft bestaan tussen eiser en referente. Daartoe acht de rechtbank ten eerste redengevend dat niet duidelijk is geworden hoe lang eiser in het gezin van referente heeft verbleven, doordat referente daarover wisselende verklaringen heeft afgelegd. Ter zitting heeft zij haar verklaring in bezwaar dat eiser vanaf zijn dertiende levensjaar bij haar heeft ingewoond herroepen. Vervolgens heeft zij gesteld dat eiser vanaf 2007 gedurende negen jaar bij haar heeft ingewoond. Dit is onmogelijk, nu niet in geschil is dat referente in 2014 Ethiopië is ontvlucht.

Ten tweede acht de rechtbank redengevend dat het door eiser in beroep ingebrachte document eerder vragen oproept over de gestelde adoptie van eiser dan dat het duidelijkheid verschaft. Niet inzichtelijk is hoe dit document, dat afkomstig zou zijn van de rechtbank in Woreda Hetosa te Ethiopië en dat dateert van na het bestreden besluit, in verhouding staat tot de aanvankelijke adoptie die kennelijk in 2008 per overeenkomst zou zijn gesloten. Overigens is ter zitting gebleken dat referente tijdens haar asielprocedure geen melding heeft gemaakt van een adoptie. Verder is onbegrijpelijk dat de biologische vader van eiser volgens referente als één van de aanvragers vermeld staat, nu hij volgens haar eerdere verklaringen nooit op de hoogte is geweest van de geboorte van zijn zoon. Evenmin is te begrijpen hoe referente desgevraagd ter zitting heeft verklaard dat zij de naam van deze vader heeft kunnen herkennen, terwijl zij eerder heeft verklaard dat zij deze naam niet weet.

8. Met betrekking tot het ontbreken van een toestemmingsverklaring oordeelt de rechtbank als volgt. Het vragen van een toestemmingsverklaring door verweerder geschiedt teneinde te voorkomen dat door de Nederlandse overheid wordt meegewerkt aan onrechtmatige onttrekking aan macht en gezag van degene aan wie het rechtmatig gezag over een buitenlands kind toekomt dan wel wie dat uitoefent. Het beleid zoals hierboven weergegeven is gelet daarop niet onredelijk.

In het onderhavige geval heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht aan eiser tegengeworpen dat geen toestemmingsverklaring van zijn biologische moeder is overgelegd. De enkele verklaring van referente dat deze moeder spoorloos is, geeft namelijk onvoldoende aanleiding om het ontbreken van een toestemmingsverklaring verschoonbaar te achten. Immers kon van referente worden verlangd dat zij meer uitleg had gegeven over de gestelde verdwijning van deze moeder, nu het haar zus betreft met wie zij jarenlang heeft samengewoond.

9. Nu niet aannemelijk is dat er een gezinsband heeft bestaan tussen eiser en referente, hebben de gronden betreffende het gezinsleven, de situatie in het land van herkomst en het beginsel dat bij alle handelingen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging vormen geen kans van slagen.

10. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen ruimte voor het oordeel dat verweerder in bezwaar de hoorplicht heeft geschonden, nu reeds uit het bezwaarschrift aanstonds is gebleken dat de bezwaren ongegrond waren. Op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht kan het bezwaar dan kennelijk ongegrond worden verklaard, waarbij kan worden afgezien van horen.

11. Het beroep is ongegrond.

12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Hamans, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 september 2016.

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature