Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

HTM heeft met ingang van 13 december 2015 het Dienstenpakket 2016 ingevoerd, op basis waarvan personeel en voertuigen zijn ingedeeld op de tramlijnen van HTM. HTM heeft niet de op grond van de Wet op de ondernemingsraden vereiste instemming van de ondernemingsraad daarvoor verkregen. Ook heeft zij niet de in de toepasselijke CAO en in de wet geboden alternatieve wegen bewandeld (instemming vakbonden, vervangende toestemming kantonrechter). De kort geding rechter oordeelde dan ook op vordering van de Ondernemingsraad van HTM het besluit tot invoering van het Dienstenpakket 2016 nietig en verbood uitvoering daarvan.

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

Team kanton Den Haag

RJP

rolnummer: 4677457/15-37494

datum: 7 januari 2016

Vonnis ex artikel 254 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de zaak van:

de Ondernemingsraad van HTM Personenvervoer N.V.,

gevestigd te Den Haag,

eiser,

gemachtigde: mr. E.A. van Win,

tegen

de naamloze vennootschap HTM Personenvervoer N.V.,

gevestigd te Den Haag,

gedaagde,

gemachtigde: mr. M.J.M.T. Keulaerds.

Procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:

de dagvaarding van 16 december 2015 met producties;

de brief d.d. 21 december 2015 van de kant van gedaagde, met producties;

de brief d.d. 23 december 2015 van de kant van eiser, met producties.

De mondelinge behandeling van deze zaak is gehouden op 24 december 2015. Van het verhandelde heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Beide partijen hebben zich bediend van pleitnotities, welke overgelegd zijn.

Enkele relevante wet- en regelgeving

1.1

Artikel 27 lid 4 Wet op de ondernemingsraden (WOR) luidt:

“Heeft de ondernemer voor het voorgenomen besluit geen instemming van de ondernemingsraad verkregen, dan kan hij de kantonrechter toestemming vragen om het besluit te nemen. De kantonrechter geeft slechts toestemming indien de beslissing van de ondernemingsraad om geen instemming te geven onredelijk is, of het voorgenomen besluit van de ondernemer gevergd wordt door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen”.

1.2

Artikel 27 lid 5 WOR bepaalt, voor zover relevant, dat een besluit als bedoeld onder 2.10, genomen zonder instemming van eiser of de toestemming van de kantonrechter, nietig is, indien eiser tegenover gedaagde schriftelijk een beroep op de nietigheid heeft gedaan.

1.3

Artikel 27 lid 6 WOR bepaalt dat eiser de kantonrechter kan verzoeken gedaagde te verplichten zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van een nietig besluit als bedoeld in het vijfde lid. Gedaagde kan de kantonrechter verzoeken te verklaren dat eiser ten onrechte een beroep heeft gedaan op nietigheid als bedoeld in het vijfde lid.

1.4

In artikel 70 lid 2 onder b van de CAO HTM is onder meer bepaald dat bij gebreke van tijdige overeenstemming met de Onderdeelscommissie (OC) van eiser een wijziging van een dienstrooster of werktijdenregeling, verband houdende met de invoering van onder meer een nieuwe dienstregeling, in overleg tussen de CAO-partijen wordt aangepast.

Feiten

2.1

Gedaagde verzorgt het openbaar vervoer per tram en bus in de regio Den Haag. Eiseres is haar ondernemingsraad, waarvan de OC uitvoering zich bezighoudt met de medezeggenschap binnen de afdeling uitvoering.

2.2

De wijze van uitvoering van de dienstregeling door personeel en voertuigen wordt vastgelegd in “dienstenpakketten”. Daarbij staat niet ter discussie welke tramlijnen op welke tijdstippen rijden. De dienstenpakketten voor het railvervoer worden aan de OC van eiser ter instemming voorgelegd.

2.3

Gedaagde heeft aan de OC het Dienstenpakket Rail 2016 ter instemming voorgelegd.

2.4

Na in de daaraan voorafgegane maanden gepleegd overleg tussen partijen, laat op 5 november 2015 de manager planning van gedaagde aan de OC weten dat de dienstenpakketten 2016 door de OC niet akkoord zijn bevonden. Hij geeft aan niettemin de aangeboden pakketten verder te zullen voorbereiden. Hij vervolgt “Ik ga ervanuit dat u, uw besluit om de aangeboden pakketten niet goed te keuren, wilt heroverwegen. Indien dit niet het geval is rest ons slechts artikel 70”.

2.5

Ook na 5 november 2015 wordt het overleg voortgezet. Eiser laat weten dat de procedure van artikel 70 van de CAO HTM nog niet aan de orde is. Bij e-mail van 16 november 2015 roept eiser de nietigheid van het in de mail van 5 november 2015 vervatte besluit in. Gedaagde laat op 17 november 2015 weten nog steeds open te staan voor overleg.

2.6

Bij e-mail van 25 november 2015 laat eiser aan gedaagde weten verder overleg niet zinvol te achten.

2.7

Gedaagde heeft op 26 november 2015 de CAO-partijen voor overleg uitgenodigd. Op 29 november 2015 laat CNV mede namens de vakorganisaties weten af te zien van overleg.

2.8

Partijen plegen opnieuw overleg. Gedaagde doet het voorstel om een procedure te starten op grond van artikel 96 Rv. Eiser wijst dat voorstel af. Ook daarna heeft overleg niet tot overeenstemming geleid.

2.9

Bij brief d.d. 8 december 2015 laat eiser aan gedaagde weten nog slechts twee opties te zien: voortzetten van het bestaande dienstenpakket met tijdelijke oplossingen of gedaagde dient de gang naar de kantonrechter te maken om vervangende instemming te krijgen als bedoeld in artikel 27 lid 4 van de WOR.

2.10

Gedaagde laat op 8 december 2015 aan eiser weten dat het besluit is genomen om het Dienstenpakket Rail 2016 per 13 december 2015 in te voeren.

2.11

Eiser laat op 8 december 2015 aan gedaagde weten de nietigheid in te roepen van het besluit het Dienstenpakket Rail 2016 in te voeren.

2.12

Gedaagde heeft op 13 december 2015 het Dienstenpakket Rail 2016 ingevoerd.

Vordering en verweer

3.1

Eiser vordert, kort gezegd, gedaagde te verbieden om na 13 december 2015 het Dienstenpakket Rail 2016 uit te voeren en toe te passen op de medewerkers van HTM, zolang de ondernemingsraad of de CAO-partijen hiermee niet hebben ingestemd dan wel de kantonrechter hiervoor vervangende toestemming heeft verleend. Voorts vordert hij gedaagde te verplichten ervoor zorg te dragen dat vanaf 13 december 2015 de CAO-afspraken en de nadere afspraken met betrekking tot het aflossen en slippen in het kader van de veiligheid van de medewerkers onverkort wordt nageleefd, inhoudende dat (i) geen loopmomenten worden ingepland na de tijden genoemd in artikel 1.4 van Bijlage 9 bij de CAO en (ii) het dienstenpakket aldus is aangepast dat uiterlijk binnen twee weken na het wijzen van dit vonnis niet meer dan drie slipmomenten in een dienst zich voordoen.

3.2

Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat gedaagde een nietig besluit heeft genomen omdat zij van eiser geen instemming heeft verkregen (artikel 27 lid 5 WOR). Op grond van artikel 27 lid 6 WOR vordert hij gedaagde te verplichten zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van het nietige besluit. Voorts beroept hij zich op CAO- en andere afspraken.

3.3

Gedaagde heeft verweer gevoerd, hetgeen voor zover relevant hierna aan de orde zal komen.

Beoordeling

4.1

Gedaagde heeft betoogd dat de gevorderde maatregel niet nodig is omdat partijen met de vakbonden hebben afgesproken in januari 2016 een drie partijen overleg te zullen voeren om een structurele oplossing te bereiken voor de discussie rondom ”nieuwe dienstenpakketten” in het algemeen. Voor zover dit betoog begrepen moet worden als een beroep op het ontbreken van de voor een kort geding vereiste spoed, wordt dat beroep verworpen. Immers op grond van de ingestelde vordering moet beoordeeld worden of gedaagde uitvoering geeft aan een nietig besluit, waarmee de indeling van de werkzaamheden van het personeel van gedaagde volgens eiser niet voldoet onder meer aan de eisen van veiligheid. Veiligheid impliceert spoed. Bedoeld structureel overleg ziet op oplossingen in het algemeen, van welk overleg niet te voorzien is hoelang de discussie en de daaruit voortkomende besluitvorming zal duren.

4.2

Eiser heeft, vooruitlopend op een verzoek als bedoeld in artikel 27 lid 6 WOR, in deze procedure spoedshalve een gelijke vordering ingesteld. Nu gedaagde daartegen verweer heeft gevoerd, dient beoordeeld te worden of eiser ten onrechte een beroep op nietigheid heeft gedaan als bedoeld in lid 5 van genoemd artikel.

4.3

Geconstateerd moet worden dat op grond van het bepaalde in artikel 27 lid 5 WOR het door gedaagde genomen besluit nietig is. Gedaagde heeft geen instemming van eiser gekregen en gedaagde heeft geen toestemming op grond van artikel 27 lid 4 WOR aan de kantonrechter gevraagd. Eiser heeft schriftelijk een beroep gedaan op de nietigheid. Dan kan niet gezegd worden dat eiser ten onrechte op de nietigheid een beroep heeft gedaan.

4.4

Gedaagde heeft betoogd dat in het kader van deze procedure moet worden bezien of de beslissing van eiser om geen instemming te geven aan het door gedaagde voorgestelde dienstenpakket onredelijk is, althans zwaarwegende bedrijfsorganisatorische redenen invoering en handhaving van het nieuwe dienstenpakket noodzakelijk maakten/maken.

4.5

Voor zover al gezegd kan worden dat, in het kader van de vraag of eiser ten onrechte een beroep op nietigheid van het besluit heeft gedaan, aan de orde kan komen of eiser ten onrechte zijn instemming aan het besluit heeft onthouden, wordt in aanmerking genomen dat het gaat om de gedetailleerde uitvoering van verschillende gestelde afspraken die, volgens eiser, het welzijn, het welbevinden en de veiligheid van de medewerkers van gedaagde raken. De beoordeling daarvan vergt diepgaand onderzoek, waartoe een procedure als de onderhavige zich niet leent, te meer nu verder bewijs noodzakelijk zal zijn. Het ligt dan ook niet voor de hand dat in kort geding vooruitgelopen zal worden op een beslissing ter zake van de bodemrechter. Gedaagde zou er verstandig aan gedaan hebben zich tijdig op grond van artikel 27 lid 4 WOR tot de kantonrechter gewend te hebben.

4.6

Gedaagde heeft nog aangevoerd dat eiser constructief overleg heeft geweigerd. De kantonrechter is van oordeel dat, zo gedaagde zulks in de loop van de onderhandelingen geconstateerd zou hebben, het op haar weg gelegen zou hebben zich eerder te wenden tot de vakbonden voor instemming en/of de kantonrechter voor vervangende toestemming. Gedaagde kan dan thans niet met vrucht betogen dat eiser constructief overleg geweigerd heeft.

4.7

De kantonrechter komt nu toe aan het tweede deel van de vordering die ziet op handhaving van CAO-afspraken en andere afspraken. Gedaagde heeft uitvoerig betoogd dat zij de in de CAO vastgelegde afspraken ter zake (loop- en slipmomenten, waarbij slippen staat voor het wisselen van voertuig) nakomt, terwijl daarover haars inziens geen andere afspraken met eiser zijn gemaakt. Eiser heeft niet, althans onvoldoende aangetoond dat gedaagde in strijd met CAO- of andere afspraken handelt. Het tweede deel van de vordering wordt dan ook afgewezen.

4.8

Nu gedaagde heeft aangevoerd dat zij de kosten van deze procedure, ongeacht de uitkomst, draagt, kan een proceskostenveroordeling achterwege blijven.

Beslissing bij voorlopige voorziening ex artikel 254 Rv.:

De kantonrechter:

- verbiedt gedaagde om na 13 december 2015 het Dienstenpakket Rail 2016 uit te voeren en toe te passen op de medewerkers van HTM zolang eiser of de CAO-partijen hiermee niet hebben ingestemd dan wel de kantonrechter hiervoor vervangende toestemming heeft verleend;

- verklaart dit vonnis tot hiertoe uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature