U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Eindvonnis na deskundigenbericht. Beroep op ontbindende voorwaarde in koopovereenkomst met betrekking tot landbouwgrond vanwege de aanwezigheid van asbest slaagt.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/427465 / HA ZA 12-1125

Vonnis van 11 maart 2015

in de zaak van

1 [A],

wonende te [woonplaats],

2. [B],

wonende te [woonplaats],

eisers,

advocaat mr. J.J. van der Gouw te Den Haag,

tegen

de publiekrechtelijke rechtspersoon

BUREAU BEHEER LANDBOUWGRONDEN,

gevestigd te Tilburg,

gedaagde,

advocaat mr. W.T. Braams te Den Haag.

Partijen zullen hierna [A] c.s. (in mannelijk enkelvoud) en BBL genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het tussenvonnis van 29 januari 2014 (hierna: het tussenvonnis);

de akte van depot van 17 november 2014, met het deskundigenbericht en de declaratie van J. Tempelman;

de conclusie na deskundigenbericht van [A] c.s.;

de conclusie van antwoord na deskundigenbericht van BBL.

1.2.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2 De verdere beoordeling

2.1.

In deze zaak heeft de rechtbank een onderzoek door een deskundige bevolen en J. Tempelman (hierna: Tempelman) tot deskundige benoemd. Aan Tempelman zijn de volgende vragen voorgelegd:

1) Kan op basis van de in de rechtsoverwegingen 2.16 en 2.18 van het tussenvonnis van de rechtbank Den Haag van 7 augustus 2013 bedoelde rapporten van ATKB (producties 14-17 bij dagvaarding), mede gezien tegen de achtergrond van de Second opinion (productie 19 bij dagvaarding), en de reactie hierop van ATKB (productie 10 bij conclusie van antwoord), op goede gronden worden geoordeeld dat ter plaatse van de in deze rapporten genoemde percelen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging met asbest?

2) Hebt u verder nog opmerkingen die voor de beoordeling van het geschil van belang kunnen zijn?

2.2.

Tempelman heeft deze vragen als volgt beantwoord:

“Vraag 1

Om de vraag te kunnen beantwoorden heeft TNO kennis genomen van de volgende stukken:

• de onderzoeken van AKTB

• het Second Opinion onderzoek van DHV

• de reactie van ATKB op de “second opinion bodemverontreinigingssituatie, zaak

[A] versus DLG”, ATKB Kenmerk 20121009/Rap01, Definitief, 26 oktober 2012.

Vraag 1 kan bevestigend beantwoord worden, met daarbij de volgende toelichting:

Op basis van de resultaten van de door ATKB uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er op diverse plaatsen binnen de onderzochte percelen sprake is van een ernstige verontreiniging met asbest waarbij, de interventiewaarde van 100 mg asbest/kg grond ruimschoots wordt overschreden.

Zowel de monsterneming (ATKB) als de analyses (Alcontrol Laboratories) van de grondmonsters zijn uitgevoerd door deskundige partijen, met inachtneming van de vigerende norm (NEN 5707).

Het uitgevoerde Second Opinion-onderzoek door DHV levert weliswaar enkele kritiekpunten op die deels terecht zijn, maar deels ook weer door ATKB in haar reactie worden weerlegd. Op detailniveau worden door TNO (zie ook het antwoord op vraag 2) enkele kanttekeningen geplaatst bij de uitvoering van het ATKB-onderzoek.

Vraag 2:

Overige punten die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil zijn.

In de dagvaarding aan [A] c.s. (nr. L1204093) komt een aantal aspecten aan de orde die te maken hebben met de kwaliteit van het onderzoek en de gevolgde methoden. Deze punten zijn naar onze mening van secundair belang omdat de hoofdconclusie uit vraag 1 daardoor niet verandert.

Toch zullen wij kort ingaan op genoemde punten omdat ze in technische zin wel van belang zijn en ingaan op zowel de rapportage van AKTB als een aantal bevindingen uit het Second Opinion-onderzoek van DHV:

• Het historisch onderzoek naar de oorzaak van de aangetroffen asbest-verontreiniging in de rapportage van AKTB is nogal summier uitgevoerd, waardoor de herkomst (bron) van de aangetroffen materialen niet volledig duidelijk wordt. Als mogelijkheid wordt het verbreden van watergangen genoemd waarvan de beschoeiing uit asbestcement-beplating zou zijn opgetrokken. Tijdens het verbreden van de watergangen met zwaar materieel kan dit beschoeiingsmateriaal zijn gebroken, waarbij de stukjes in de bodem terecht zijn gekomen. Het onderzoek naar de herkomst is enigszins onderbelicht in de rapportage van AKTB. Dit is van belang omdat naarmate meer bekend is van de (vermoedelijke) bron(nen) de onderzoeksstrategie daarop meer specifiek kan worden toegesneden.

• Inspectiegaten of sleuven? Gezien de heterogeniteit van de verontreiniging (verschillende bronmaterialen verschillende grootte van de stukjes materiaal etc.) en het ontbreken van gedetailleerde voorkennis over de aard van de bron zou het graven van sleuven de voorkeur genieten. Hiervoor werd door [A] echter geen toestemming gegeven en is ATKB overgegaan tot het graven van proefgaten van 0,5 meter x 0,5 meter. De Second Opinion van DHV toonde terecht aan dat proef oppervlakken van 1,0 meter x 1,0 meter een betere optie zou zijn geweest en dat dit op enkele plaatsen tot een enigszins lagere berekende concentratie zou hebben geleid. ATKB heeft dit ook erkend. Desondanks blijven de asbestconcentraties op tal van plaatsen binnen de onderzochte percelen ruimschoots boven het niveau van 100 mg/kg en heeft daarom geen consequentie voor de hoofdconclusie.

• De aanname dat het asbestgehalte van het aangetroffen materiaal uit het vooronderzoek overeenkomt met dat van asbesthoudende materialen die tijdens het uitgebreide onderzoek zijn aangetroffen is naar onze mening, gezien de meetonzekerheid van de daarbij gebruikte methode NEN 5896, acceptabel. Er worden meerdere typen asbestcement aangetroffen, waaronder ook een type dat naast chrysotiel ook 3,5% crocidoliet bevat. Het aantreffen van meerdere typen asbestcement kan van belang zijn bij het onderzoek naar de herkomst.

De gehanteerde “default” asbestgehalten van de aangetroffen materialen zijn conform NEN 5707 weergegeven.

• DHV maakt een aantal opmerkingen over de wijze van monsterneming en de berekening van het asbestgehalte. Hoewel deze opmerkingen deels terecht zijn blijft de eindconclusie gehandhaafd. Ook op de foto’s is te zien dat het onderzochte terrein bezaait ligt met stukjes asbestcement.

• Het commentaar van DHV dat het onderzoek van ATKB een relatief kleine steekproef betreft t.o.v. de grootte van het gehele perceel van 150 hectare klopt, maar deze beperking is voldoende duidelijk in het rapport van ATKB weergegeven. Het onderzoek is met opzet beperkt tot het meest verontreinigde deel van het perceel.

• In een reactie van de advocaat van [A] c.s., zoals vermeld in het dossier, wordt genoemd dat een dergelijke lokale verontreiniging snel en tegen relatief lage kosten te saneren is . Aangezien TNO niet beschikt over de detailgegevens die nodig zijn voor het beoordelen van de saneerbaarheid van de verontreinigde bodem kan zij daarover geen uitspraak doen.

Ondanks de beschreven kritiek op detailpunten zijn wij van mening dat ATKB bij haar onderzoek de methodiek zoals beschreven in de NEN 5707 heeft gevolgd. Door de als antwoord op vraag 2 gegeven toelichting verandert de hoofdconclusie zoals beantwoord in vraag 1 niet.

De aanvulling die door ATKB gegeven is op de second opinion van DHV heeft betrekking op de bij de beantwoording van vraag 2 genoemde details. Ook op basis van het oorspronkelijk ATKB-rapport kan reeds worden geconcludeerd dat er sprake is van een ernstige bodemverontreiniging met asbest.”

2.3.

Anders dan BBL kan [A] c.s. zich niet vinden in het rapport van Tempelman. De rechtbank neemt - conform HR 9 december 2011, LJN: BT2921 - het volgende tot uitgangspunt. Voor de rechtbank geldt een beperkte motiveringsplicht ten aanzien van de beslissing om de bevindingen van deskundigen al dan niet te volgen. Wel dient de rechtbank bij de beantwoording van de vraag of de zij de conclusies waartoe Tempelman in zijn rapport is gekomen in haar beslissing zal volgen, alle terzake door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen en op basis van die aangevoerde stellingen in volle omvang te toetsen of aanleiding bestaat van de in de rapporten geformuleerde conclusies af te wijken. Hierbij is van belang of de bezwaren van [A] c.s. een voldoende gemotiveerde betwisting inhouden van de juistheid van de zienswijze van Tempelman.

2.4.

Volgens [A] c.s. is het rapport van Tempelman onvoldoende gemotiveerd, omdat ten behoeve van de reactie van ATKB op de Second Opinion er aanvullende analyses zijn verricht welke nog niet bestonden ten tijde van het beroep van BBL op de ontbindende voorwaarde. Dit bezwaar acht de rechtbank ongegrond, aangezien uit het rapport blijkt dat Tempelman de bedoelde reactie van ATKB in zijn onderzoek heeft betrokken, zoals ook uitdrukkelijk door de rechtbank is verzocht in vraag 1.

2.5.

Een volgend bezwaar van [A] c.s. is dat Tempelman een door hem gevoerd telefoongesprek met de opsteller van de Second Opinion, de heer Veltmaat (hierna: Veltmaat) van DHV, niet in zijn rapport heeft vermeld en dat voorts de inhoud van dit gesprek alsmede de inhoud van de door Tempelman met de raadslieden van partijen gevoerde gesprekken niet in het rapport is vermeld. Volgens [A] c.s. voldoet het rapport daarom niet aan r.o. 3.14 van het tussenvonnis. Hierin volgt de rechtbank [A] c.s. niet. Rechtsoverweging 3.14 heeft betrekking op eventuele opmerkingen en verzoeken van partijen (en hun raadslieden). Veltmaat behoort hiertoe niet. Verder acht de rechtbank van belang dat [A] c.s. niet stelt dat de raadslieden bij hun gesprekken met Tempelman opmerkingen hebben gemaakt of verzoeken hebben gedaan die voor de beantwoording van de door de rechtbank voorgelegde vragen relevant waren. Daarom acht de rechtbank het niet van beslissende betekenis dat Tempelman in zijn rapport geen inhoudelijke vermelding heeft gemaakt van deze gesprekken.

2.7.

[A] c.s. voert verder nog aan dat hij in de akte van 1 oktober 2014 heeft gewezen op een door DHV opgestelde raming van de kosten van sanering van de verontreiniging met asbest, waarbij de kosten worden geraamd op € 41.950 à € 78.700. Volgens [A] c.s. had Tempelman in zijn rapport inhoudelijk moeten ingaan op deze raming, omdat dit aspect volgens [A] c.s. van belang is voor de beoordeling van het geschil. De rechtbank is van oordeel dat Tempelman op deze raming niet nader inhoudelijk hoefde in te gaan, omdat de vraagstelling hiertoe niet noopte. Overigens heeft Tempelman in zijn rapport wel een opmerking over de raming gemaakt, waarbij hij heeft vermeld dat hij niet over detailgegevens beschikt die nodig zijn voor het beoordelen van de saneerbaarheid van de verontreinigde bodem.

2.8.

Tempelman heeft in zijn rapport geconcludeerd dat er ter plaatse van de in vraag 1 bedoelde percelen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging met asbest. Deze conclusie alsmede de gronden waarop deze berust neemt de rechtbank over en maakt zij tot de hare.

2.9.

Aan de orde is nog het betoog van [A] c.s. dat de redelijkheid en billijkheid in de weg staat aan het beroep van BBL op de ontbindende voorwaarde, omdat de op asbest onderzochte ruimtelijke eenheden klein zijn in verhouding tot de totale oppervlakte van het bedrijf van 150 ha. en omdat de kosten van sanering slechts enkele duizenden euro’s zullen zijn. Voor zover [A] c.s. hiermee heeft willen betogen dat een beroep van BBL op de ontbindende voorwaarde in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, acht de rechtbank de door [A] c.s. aangevoerde omstandigheden ontoereikend. De ontbindende voorwaarde (artikel 7 lid 6 van de koopovereenkomst ) bevat immers geen ondergrens ten aanzien van de oppervlakte waar sprake is van ernstige bodemverontreiniging met asbest en evenmin is hierbij bepaald dat de hoogte van de saneringskosten van belang is. Bovendien kan reeds gelet op de kostenraming van DHV waarop [A] c.s. zich in zijn akte van 1 oktober 2014 heeft beroepen niet worden aangenomen dat de asbestsanering slechts enkele duizenden euro’s zou gaan kosten.

2.10.

Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat BBL, nu sprake is van ernstige bodemverontreiniging met asbest, zich terecht op de ontbindende voorwaarde van artikel 7 lid 6 van de koopovereenkomst heeft beroepen. Hierop stranden de vorderingen van [A] c.s.

2.11.

De opmerking van [A] c.s. dat Tempelman zijn factuur, anders dan onder 3.13 van het tussenvonnis is bepaald, niet heeft gespecificeerd, acht de rechtbank tardief. Bij brief van 20 november 2014 heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld schriftelijke opmerkingen over de factuur binnen twee weken in te dienen. Van deze gelegenheid hebben partijen geen gebruik gemaakt, waarna de rechtbank tot betaling van de factuur is overgegaan.

2.12.

[A] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De door BBL gevorderde wettelijke rente over de proceskosten alsmede de gevorderde nakosten zullen worden toegewezen. De rechtbank begroot de proceskosten van BBL op € 13.254,- te weten € 3.621,- aan griffierecht en € 9.633,- aan salaris advocaat (3 punten à € 3.211,- volgens tarief VIII).

3 De beslissing

De rechtbank

3.1.

wijst de vorderingen af;

3.2.

veroordeelt [A] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van BBL tot op heden begroot op € 13.254,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis, indien [A] c.s. deze proceskosten niet voordien heeft voldaan;

3.3.

veroordeelt [A] c.s. in de nakosten, begroot op € 131,- zonder betekening en verhoogd met € 68,- in geval van betekening van dit vonnis;

3.4.

verklaart de onderdelen 3.2. en 3.3. uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2015.

type: 1554

coll:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature