U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Eiseres is gedetineerd in verband met het niet voldoen aan de aan haar opgelegde schadevergoedingsmaatregel. Nu de executie van het onderliggende strafvonnis niet onrechtmatig is, wordt de vordering om deze executie op te heffen afgewezen.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel - Voorzieningenrechter

zaaknummer / rolnummer: C/09/484098 / KG ZA 15-295

Vonnis in kort geding van 19 maart 2015

in de zaak van

[eiseres],

verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Ter Peel te Evertsoord,

eiseres,

advocaat mr. R.A.H. van Huijgevoort te Tilburg,

tegen

De STAAT DER NEDERLANDEN (het Ministerie van Veiligheid & Justitie),

gevestigd te Den Haag,

gedaagde,

advocaten mrs. R.G.J. Gehring en W.B. Gaasbeek te Den Haag.

Partijen zullen hierna [eiseres] en de Staat genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding met 3 producties;

de brief d.d. 11 maart 2015 met vijf producties van de zijde van de Staat;

de mondelinge behandeling gehouden op 12 maart 2015;

de pleitnota van de zijde van de Staat.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[eiseres] is bij onherroepelijk arrest van 8 november 2013 van het Gerechtshof te Den Haag (hierna: het arrest) veroordeeld wegens verduistering, meermalen gepleegd, waarbij aan [eiseres] een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden is opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is zij veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis en zijn twee vorderingen tot schadevergoeding van benadeelde partijen toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. [eiseres] dient een bedrag van € 1.950,- te voldoen, te vervangen door 29 dagen hechtenis en een bedrag van € 11.206,26, te vervangen door 91 dagen hechtenis.

2.2.

De tenuitvoerlegging van de schadevergoedingsmaatregel is overgedragen aan het Centraal Justitieel Incassobureau (hierna: CJIB). Het CJIB heeft [eiseres] op 7 december 2013 op het adres aangeschreven waarmee [eiseres] in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) staat vermeld, en vervolgens heeft het CJIB op 20 januari 2014 een eerste aanmaning verzonden naar dit adres. Beide brieven zijn als onbestelbaar retour ontvangen. [eiseres] is, na een adresverificatie, in het opsporingsregister opgenomen.

2.3.

[eiseres] is per 30 oktober 2014 gedetineerd in Ter Peel. Vanaf 28 december 2014 is deze detentie in het kader van de vervangende hechtenis, wegens het niet voldoen aan de aan haar opgelegde schadevergoedingsmaatregel.

3 Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de executie van de vervangende hechtenis op te heffen dan wel te schorsen, met veroordeling van de Staat in de kosten van deze procedure.

3.2.

[eiseres] voert aan dat de Staat onrechtmatig jegens haar handelt, doordat er ten aanzien van de verplichting tot voldoening van de schadevergoeding een vervangende hechtenis is opgelegd voor de duur van 120 dagen. Volgens [eiseres] zou de vervangende hechtenis beperkt moeten worden tot maximaal 15 dagen, conform het uitgangspunt in gijzelingszaken omdat zij immers niet beschikt over de middelen om de openstaande schadevergoeding te voldoen, zodat het opleggen van een sanctie om haar te bewegen tot betaling over te gaan geen doel kan treffen. Daarnaast heeft het arrest [eiseres] nimmer bereikt, zodat zij tot het moment dat zij in het kader van de schadevergoedingsmaatregel in vervangende hechtenis werd genomen, geen weet had van deze opgelegde maatregel en geen kans heeft gehad om een betalingsregeling te treffen met het CJIB.

3.3.

De Staat voert verweer. Volgens de Staat moet [eiseres] bekend worden verondersteld met het arrest, aangezien zij zelf hoger beroep heeft aangetekend tegen het vonnis van de rechtbank. Het onherroepelijk geworden arrest dient ten uitvoer gelegd te worden en is voor wat betreft de schadevergoedingsmaatregel in handen gelegd van het CJIB. De in het arrest opgelegde schadevergoedingsmaatregel en de daarbij behorende vervangende hechtenis kunnen niet gelijk worden gesteld aan een gijzeling, zodat een beroep op de gangbare praktijk in gijzelingszaken [eiseres] niet kan baten. Het CJIB heeft conform het geldende beleid gehandeld door [eiseres] in vervangende hechtenis te nemen. Nu er geen sprake is van onrechtmatig handelen van de Staat jegens [eiseres], dient de vordering te worden afgewezen.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De verwijzing door [eiseres] naar jurisprudentie over zaken betreffende gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) en haar betoog dat, met toepassing van deze jurisprudentie, de vervangende hechtenis in beginsel gemaximeerd dient te worden tot 15 dagen, gaat niet op. Anders dan in genoemde zaken is er bij [eiseres] immers sprake van een veroordelende beslissing van de strafrechter, waartegen – zoals in dit geval – geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat. Een dergelijke beslissing mag niet alleen, maar moet ook ten uitvoer worden gelegd en wel zo spoedig mogelijk . Een en ander geldt ook voor de executie van een opgelegde schadevergoedingsmaatregel.

4.2.

Daarbij heeft te gelden dat vervangende hechtenis niet slechts ten uitvoer wordt gelegd in het geval de veroordeelde onwillig is om te betalen, maar ook in situaties waarin de veroordeelde niet in staat is de schadevergoedingsmaatregel te voldoen. Uitgangspunt bij oplegging van een vordering van een benadeelde partij, en de daaraan gekoppelde schadevergoedingsmaatregel, is het herstellen van de rechtmatige toestand, hetgeen in dit geval betekent dat de in het arrest genoemde benadeelde partijen hun geld terugkrijgen. Daarbij speelt niet de draagkracht van de veroordeelde een rol, maar het bedrag waarvoor de benadeelde partijen schade hebben geleden. Betalingsonmacht maakt de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis dan ook niet onrechtmatig, zoals de Staat terecht in het kader van zijn verweer naar voren heeft gebracht. Dat de detentie aan voldoening van de schadevergoeding in de weg staat, komt daarbij voor rekening en risico van de veroordeelde.

4.3.

[eiseres] heeft betoogd dat zij nimmer de kans heeft gehad om een betalingsregeling met het CJIB te treffen, omdat zij tot het moment van tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis niet op de hoogte was van haar veroordeling in hoger beroep. Dat [eiseres] niet op de hoogte zou zijn geweest van het arrest komt geheel voor haar eigen risico. Haar advocaat heeft haar vertegenwoordigd in de procedure in hoger beroep, zodat zij via haar advocaat op de hoogte had behoren te zijn van het arrest. Voorts zijn de brieven van het CJIB ter incasso van de schadevergoedingsmaatregel naar het BRP-adres van [eiseres] gezonden. Dat zij niet meer woonachtig was op het adres waar zij ingeschreven stond, kan niet aan het CJIB worden tegengeworpen. Doordat het CJIB in de inningsfase geen betaling heeft ontvangen, en doordat de post als onbestelbaar retour kwam, heeft het CJIB conform haar beleid een arrestatiebevel uitgevaardigd en is [eiseres] in vervangende hechtenis genomen. Voor zover [eiseres] thans nog een betalingsregeling wenst te treffen met het CJIB, dient zij zich te richten naar de voorwaarden die het CJIB conform zijn eigen beleid stelt. Tot op heden is niet gebleken dat [eiseres] zulks heeft gedaan, zodat geen sprake is geweest van een onrechtmatige weigering tot het treffen van een betalingsregeling door het CJIB.

4.4.

Omdat niet is gebleken dat de Staat onrechtmatig handelt jegens [eiseres], zal de vordering tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, waarbij de kosten aan de zijde van de Staat worden begroot op:

- griffierecht € 613,00

- salaris advocaat 816,00

totaal € 1.429,00

De door de Staat gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen, evenals een veroordeling in de nakosten.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

wijst de vordering af;

5.2.

veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Staat tot op heden begroot op € 1.429,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;

5.3.

veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;

5.4.

verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2015.

imt


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature