Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank heeft aan verdachte wegens verkrachting een gevangenisstraf van 30 maanden en TBS met dwangverpleging opgelegd. Deskundigen hebben bij verdachte een stoornis vastgesteld maar waren verdeeld over de toerekeningsvatbaarheid en over de noodzaak van het opleggen van een maatregel. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de daarbij door verdachte afgelegde verklaringen het advies van één van de deskundigen gevolgd. De rechtbank heeft geoordeeld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en dat behandeling in het kader van TBS met dwangverpleging noodzakelijk is om herhaling te voorkomen.

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummers: 09/857388-14 en 09/818867-14 (tul)

Datum uitspraak: 10 december 2015

Tegenspraak

(Promisvonnis)

De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres] ,

thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting ‘Haaglanden, locatie Zoetermeer’ te Zoetermeer.

1 Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de niet-inhoudelijke terechtzittingen van 10 december 2014, 25 februari 2015, 18 mei 2015 en 13 augustus 2015 en de inhoudelijke terechtzittingen van 31 augustus 2015 en 26 november 2015.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. Lijnse en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M.K. Bhadai, advocaat te Den Haag, en door verdachte naar voren is gebracht.

2 De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij:

hij op of omstreeks 16 augustus 2014 te Voorschoten door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] hebbende verdachte (meermalen) zijn tong en/of (meermalen) zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of (daarbij) pompende bewegingen gemaakt, althans zijn penis meermalen heen en weer gehaald in die vagina en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte

 de woning van die [slachtoffer] is binnengedrongen door het met kracht openduwen van de voordeur en/of

 die [slachtoffer] bij de armen en/of handen heeft vastgepakt (gevochten) en/of

 (daarbij) heeft gezegd: (meermalen) "Wil je blijven leven?" en/of "Jij hebt geld " en/of "Dit is een familiekwestie" en/of

 die [slachtoffer] vooruit heeft geduwd de slaapkamer in en/of

 (vervolgens) die [slachtoffer] op bed heeft geduwd en haar onderbroek heeft uitgetrokken en/of

 zijn penis en/of zijn tong onverhoeds in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of

 (vervolgens) die [slachtoffer] de opdracht heeft gegeven zich te gaan douchen/schoonspoelen met zeep en/of

 (vervolgens) die [slachtoffer] terug naar het bed heeft gestuurd en haar (meermalen) heeft gezegd "pijpen" en/of

 (vervolgens) zijn penis onverhoeds in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of

 en foto en/of film van die [slachtoffer] heeft gemaakt en daarbij heeft gezegd: "Ik maak een foto, als ik opgepakt word dan weten ze wie ze moeten vermoorden" en/of

 de batterij uit de telefoon van die [slachtoffer] heeft gehaald en daarbij heeft gezegd: "Als ik weg ga dan bel je de politie" en/of

 die [slachtoffer] de opdracht heeft gegeven zich te gaan douchen

en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

3 Bewijsoverwegingen

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft er op gewezen dat zijn cliënt een bekennende verklaring heeft afgelegd en heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

3.3

De beoordeling van de tenlastelegging

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.

De rechtbank is van oordeel dat met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van verdachte geen vrijspraak bepleit.

De rechtbank gebruikt als bewijsmiddelen:

- Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , d.d. 16 augustus 2014;

- Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 november 2014;

- het proces-verbaal van de terechtzitting van 26 november 2015, voor zover inhoudende de eigen verklaring van verdachte.

Nadere (bewijs)overweging

De rechtbank acht enkele onderdelen van de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen. Dit betreft enkele van de tenlastegelegde gedragingen die volgens de tenlastelegging onderdeel uitmaken van het geweld en de bedreiging met geweld waarmee aangeefster door verdachte is gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen. De rechtbank betwijfelt niet dat deze gedragingen hebben plaatsgevonden, zoals aangeefster heeft verklaard, maar acht niet bewezen dat deze gedragingen behoren tot het geweld en de bedreiging met geweld waarmee verdachte aangeefster tot het ondergaan van seksuele handelingen heeft gedwongen. Verdachte zal daarom van deze onderdelen worden vrijgesproken.

3.5

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:

op 16 augustus 2014 te Voorschoten door geweld en bedreiging met [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn tong en meermalen zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en daarbij zijn penis meermalen heen en weer gehaald in die vagina, bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte

 de woning van die [slachtoffer] is binnengedrongen door het met kracht openduwen van de voordeur en

 die [slachtoffer] bij de armen en handen heeft vastgepakt (gevochten) en

 heeft gezegd: meermalen "Wil je blijven leven?" en

 die [slachtoffer] vooruit heeft geduwd de slaapkamer in en

 (vervolgens) die [slachtoffer] op bed heeft geduwd en haar onderbroek heeft uitgetrokken en

 zijn penis en zijn tong onverhoeds in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en

 vervolgens die [slachtoffer] terug naar het bed heeft gestuurd en haar meermalen heeft gezegd "pijpen" en

 (vervolgens) zijn penis onverhoeds in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd

en (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:

verkrachting.

5 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De strafoplegging

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar en dat hem de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: TBS met dwangverpleging) wordt opgelegd.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, zodat verdachte in dat kader ambulant behandeld kan worden en hij kan laten zien dat hij zich wel aan voorwaarden kan houden. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de verschillende deskundigen niet tot een gelijkluidend oordeel komen ten aanzien van de vraag of een maatregel van TBS, al dan niet met dwangverpleging, moet worden opgelegd.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

6.3.1

De ernst van het feit

Verdachte heeft zich op 16 augustus 2014 schuldig gemaakt aan de verkrachting van aangeefster. Hij heeft haar met geweld en bedreiging met geweld gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. Door aldus te handelen heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Verdachte heeft zich op geen enkel moment bekommerd om het leed dat hij het slachtoffer aandeed. Hij bleef slechts de bevrediging van zijn eigen lusten najagen. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.

6.3.2

Uitgangspunt voor de strafoplegging

Op grond van het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken zal de rechtbank als vertrekpunt voor de strafoplegging een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden hanteren.

6.3.3

De strafverzwarende omstandigheden

Blijkens verdachtes Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 september 2014 is hij reeds vele malen onherroepelijk veroordeeld voor geweldsmisdrijven.

Daarnaast neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.

Verdachte is de woning van een schijnbaar willekeurig hem onbekend slachtoffer met geweld binnengedrongen, waarna hij het slachtoffer in haar eigen woning heeft verkracht. Daarbij heeft verdachte niet alleen gedreigd met geweld maar heeft hij ook daadwerkelijk geweld gebruikt en is hij, ondanks verzoeken van het slachtoffer om te stoppen, meermalen bij haar seksueel binnengedrongen. Ook heeft hij haar – vergeefs – opgedragen seksuele handelingen bij hem te verrichten. Hij heeft haar gefilmd en hij heeft geïnsinueerd dat hij haar zou laten vermoorden als hij zou worden opgepakt. Het slachtoffer heeft naast fysiek letsel ook psychisch letsel opgelopen door het handelen van verdachte. Dat zij daar tot op heden nog last van heeft blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring, die door een medewerker van Slachtofferhulp Nederland ter terechtzitting is voorgelezen. Zij wordt nog dagelijks fysiek en mentaal met de gevolgen van die verkrachting geconfronteerd. Verder heeft verdachte bij het seksueel binnendringen geen condoom gebruikt, waardoor het slachtoffer enige tijd heeft moeten leven met de onzekerheid of zij mogelijk een seksueel overdraagbare aandoening zoals HIV had opgelopen. Totdat dit kon worden uitgesloten heeft zij bijna een maand anti HIV medicatie moeten innemen, welke medicatie vervelende bijwerkingen heeft. Al deze strafverzwarende omstandigheden geven in beginsel aanleiding tot de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijk langere duur dan het hiervoor genoemde uitgangspunt.

6.3.4

De rapportages

De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte acht geslagen op de volgende stukken:

Een Pro Justitia-rapport psychologisch onderzoek d.d. 18 november 2014, opgesteld door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, en diens aanvullende rapport van 28 oktober 2015;

een Pro Justitia-rapport psychiatrisch onderzoek d.d. 19 november 2014, opgesteld door J. Marx, psychiater;

een Pro Justitia-rapport d.d. 18 mei 2015, opgesteld door N. ter Borg, psycholoog in opleiding tot GZ-psycholoog, R.J.P. Rijnders, psychiater, en B.H. Boer, klinisch psycholoog en supervisor, allen verbonden aan het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC-rapport);

de reclasseringsadviezen van Palier van 25 november 2014 en 24 augustus 2015, opgesteld door R. Liekens-Willems, reclasseringswerker, en haar aanvullende Maatregelrapport van 10 november 2015.

Stoornissen en/of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens

De psycholoog Bullens, de psychiater Marx en de deskundigen van het PBC komen allen tot de conclusie dat bij verdachte ten tijde van het plegen van het misdrijf sprake was een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van alcohol- en cannabismisbruik/-afhankelijkheid en trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast bestaan sterke aanwijzingen dat ook sprake is van beperkte verstandelijke capaciteiten.

Toerekeningsvatbaarheid

De psycholoog Bullens en de deskundigen van het PBC komen alle tot verschillende conclusies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. De rechtbank zal de rapportage van de psychiater Marx terzijde schuiven, nu hij geen (volledig) diagnostisch beeld heeft kunnen verkrijgen, omdat verdachte de door hem gestelde verdiepende vragen heeft ontweken of niet heeft beantwoord.

De psycholoog Bullens heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake was van een verminderde mate van controle over zijn handelen door alcoholgebruik en een hoog stressniveau met ontoereikende coping. De combinatie van verminderde oordeelsvorming door alcohol, ontoereikende coping en graag seks willen hebben, heeft een rol gespeeld bij het plegen van het misdrijf. Daarnaast is verdachte zeer impulsief en doet hij dingen zonder daarover na te denken. Bullens acht verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.

De psychiater Rijnders van het PBC acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar. Dat komt omdat naar zijn oordeel niet kan worden onderbouwd dat de vastgestelde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van invloed zijn geweest op het plegen van het delict. Daartegenover staat de conclusie van de psycholoog Ter Borg van het PBC, dat alcohol- en drugsgebruik de gewetens- en empathische functies van verdachte onder druk hebben gezet, waardoor zijn op directe behoeftebevrediging gerichte houding minder is afgeremd. Ter Borg acht verdachte daarom licht verminderd toerekeningsvatbaar.

Recidivegevaar

De deskundigen van het PBC hebben geen gezamenlijke conclusie kunnen geven over het herhalingsgevaar noch over de eventuele behandeling in een gedwongen kader, om de reden dat zij geen - respectievelijk slechts een beperkt verband zien tussen de stoornis van verdachte en het plegen van het misdrijf.

De psycholoog Bullens schat het recidiverisico in als hoog. Hij baseert dit onder meer op de eerdere veroordelingen voor zowel seksuele- als niet-seksuele geweldsdelicten, de beperkte positieve sociale contacten van verdachte tegenover de vele negatieve contacten, de desinteresse van verdachte in het welzijn van anderen, zijn impulsief handelen, zijn alcoholafhankelijkheid die hem beperkt in het nemen van overwogen beslissingen, de problematische samenwerking met de hulpverlening en zijn enigszins seksuele preoccupatie.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in het verleden dingen heeft gedaan, zonder daar eerst over na te denken. Hierdoor is hij meermalen in de problemen geraakt en heeft hij, blijkens zijn strafblad, ook vele strafbare feiten gepleegd. Daarnaast heeft hij verklaard dat ook de verkrachting in een opwelling heeft plaatsgevonden, hetgeen hij wijt aan zijn alcoholgebruik.

De rechtbank constateert dat de verklaringen van verdachte ter terechtzitting, het aanzienlijke strafblad van 32 pagina’s, en het beeld dat de rechtbank van verdachte heeft gekregen, goed passen bij de inhoud van de rapportage van Bullens. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de deskundigen van het PBC bij de vraag omtrent het recidiverisico zich voornamelijk hebben gericht op het zedenaspect van het misdrijf en de bijkomende geweldsaspecten onvoldoende zichtbaar in het onderzoek hebben betrokken.

Naar het oordeel van de rechtbank is de rapportage van Bullens op zorgvuldige wijze tot stand gekomen en worden de conclusies gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over en maakt deze tot de hare en acht verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.

Behandelmogelijkheden

Bullens adviseert een klinische behandeling van verdachte. Het ontbreekt verdachte aan stabiliteit om in een ambulant kader aan zijn alcohol- en persoonlijkheidsproblematiek te werken. De kans op terugval is hoog en in het verlengde daarvan het herhalingsgevaar evenzo. Verdachte wil echter enkel hulp voor huisvesting en dagbesteding. Gezien het vorenstaande zal TBS met voorwaarden hoogst waarschijnlijk niet werken. Dan resteert enkel nog TBS met dwangverpleging als mogelijk juridisch kader.

Daarnaast heeft Bullens ter terechtzitting als contra-indicatie voor het opleggen van TBS met voorwaarden naar voren gebracht dat hij het hoogst onwaarschijnlijk acht dat verdachte door een intake bij een Forensisch Psychiatrische Kliniek zal komen. Dergelijke instanties verwachten namelijk van patiënten dat zijzelf actief meedenken bij het opstellen van een behandelplan. Verdachte is daartoe niet in staat, aangezien hij geen inzicht heeft in zijn eigen problematiek.

Volgens reclasseringswerker Liekens-Willems is een meldplicht in het kader van een voorwaardelijk strafdeel niet aan de orde. Dit kader is te vrijblijvend en de consequentie, het tenuitvoerleggen van het voorwaardelijk strafdeel, maakt onvoldoende indruk op verdachte. Alle eerder opgelegde meldplichten zijn namelijk negatief retour gezonden. Over een maatregel van TBS met dwangverpleging overweegt zij voorts dat binnen een sterk gestructureerde en hoog beveiligde omgeving, met weinig ruimte om zich te kunnen onttrekken aan begeleiding en behandeling, er mogelijk kans is op aanvaardbaar herstel.

6.4

De straf en/of maatregel

Gelet op de aard van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dat is begaan, de inhoud van de rapportage van Bullens en het strafblad van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat verdachte thans onmiskenbaar een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en dat behandeling van zijn stoornissen noodzakelijk en vereist is om herhaling van ernstige gewelds- en/of zedendelicten te voorkomen. De rechtbank acht het dan ook onverantwoord om verdachte zonder behandeling in de maatschappij te laten terugkeren.

Gelet op de adviezen van Bullens en Liekens-Willems heeft de rechtbank geen vertrouwen dat verdachte kan worden behandeld binnen een kader met een voorwaardelijk karakter, noch in het kader van een deels voorwaardelijke straf met een fors aantal maanden gevangenisstraf boven het hoofd, noch in het kader van TBS met voorwaarden. Daarom zal de rechtbank de maatregel van TBS met dwangverpleging opleggen.

Aan de wettelijke voorwaarden voor het kunnen opleggen van TBS is voldaan. Het bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, van het Wetboek van Strafrecht (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld), tijdens het begaan van dit feit bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van deze maatregel.

Verder overweegt de rechtbank uitdrukkelijk dat de maatregel van TBS met dwangverpleging wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten een verkrachting. Om die reden zal, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, een totale duur van de maatregel van meer dan vier jaren niet op voorhand zijn uitgesloten.

De rechtbank, afwegende enerzijds hetgeen onder 6.3.1 t/m 6.3.3 is overwogen omtrent de strafwaardigheid van het delict en de strafverzwarende omstandigheden en anderzijds de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, rekening houdende met de omstandigheid dat ter voorkoming van recidive verdachte dient te worden behandeld en hem daartoe de maatregel van TBS met dwangverpleging zal worden opgelegd, is van oordeel dat naast het opleggen van deze maatregel tevens het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend en geboden is.

7 De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1

Inleiding

Het slachtoffer [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van € 16.095,84 (waarvan € 9.000,- bestaande uit immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.2

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

7.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich, hoewel hij in het algemeen naar voren heeft gebracht dat niet alle posten voldoende zijn onderbouwd, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

7.4

Het oordeel van de rechtbank

Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit.

Ter zake van de gevorderde immateriële schade acht de rechtbank, gelet op hetgeen door en namens de benadeelde partij ter toelichting is aangevoerd, naar billijkheid een bedrag van € 6.000,- als voorschot toewijsbaar.

De vordering betreffende materiële schadevergoeding is, gelet op de schriftelijke onderbouwing, de bewijsstukken en hetgeen door de raadsvrouw van de benadeelde partij ter terechtzitting naar voren is gebracht, voldoende onderbouwd voor zover deze betrekking heeft op de posten:

reiskosten, groot € 209,08

medische kosten/eigen risico, groot € 167,32;

opvragen medische informatie, groot € 111,-

De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten mantelzorg en verlies verdienvermogen alsook het meerdere gevorderde ten aanzien van de immateriële schade, vooralsnog onvoldoende (met bewijsstukken) onderbouwd. Het aanhouden van de behandeling van de strafzaak om de benadeelde partij in de gelegenheid te stellen deze posten nader te laten onderbouwen, zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk is en dat de benadeelde partij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Ten aanzien van de post ‘diverse kosten’ overweegt de rechtbank dat onvoldoende is vast komen te staan dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Dit brengt mee dat de benadeelde partij in zoverre eveneens niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 6.487,40.

Wettelijke rente

Voorts zal de rechtbank de gevorderde wettelijke rente toewijzen, een en ander op de navolgende wijze en overeenkomstig de LOVS-oriëntatiepunten ter zake van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht:

ten aanzien van de immateriële schade (€ 6.000,-) met ingang van 16 augustus 2014, zijnde de dag waarop de schade is ontstaan;

ten aanzien van de materiële schade (€ 487,40) met ingang van de dag dat deze kosten zijn gevorderd, waarbij wordt uitgegaan van de datumstempel op de vordering, te weten 1 september 2015.

De omstandigheid dat de vordering grotendeels wordt toegewezen brengt mee dat verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel

Nu verdachte voor het bewezenverklaarde strafbare feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.487,40, te vermeerderen met de wettelijke rente op hierna te vermelden wijze, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] .

8 De inbeslaggenomen goederen

8.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de beslaglijst (bijlage I) onder 2 genummerde voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer en dat de overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen aan verdachte worden geretourneerd.

8.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

8.3

Het oordeel van de rechtbank

Verbeurdverklaring

De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, een mobiele telefoon, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp het bewezenverklaarde feit is begaan.

Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Teruggave aan verdachte

Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 1 en 3 t/m 9 genummerde voorwerpen.

9 De vordering tenuitvoerlegging

9.1

Inleiding

De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering van 13 januari 2015 de tenuitvoerlegging gevorderd van het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 28 juli 2014, met parketnummer 09/818867-14, te weten een gevangenisstraf van 20 dagen.

9.2

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging.

9.3

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

9.4

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging volledig toe te wijzen. Verdachte heeft zich immers wederom schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.

10 De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:

- 14g, 36f, 37a, 37b en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11 De beslissing

De rechtbank:

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

verkrachting;

verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 (DERTIG) maanden;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

gelast dat verdachte:

ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd;

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 6.487,40, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 6.000,- vanaf 16 augustus 2014 en over een bedrag van € 487,40 vanaf 1 september 2015, beide tot aan de dag van de algehele voldoening, aan het slachtoffer [slachtoffer] ;

veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;

legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6.487,40, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 6.000,- vanaf 16 augustus 2014 en over een bedrag van € 487,40 vanaf 1 september 2015, beide tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] ;

bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 67 dagen;

bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;

verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 2 genummerde voorwerp, te weten:

1.00 STK Gevensdrager Kl:zilver, SAMSUNG, incl; losse accu;

gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst onder 1 en 3 t/m 9 genummerde voorwerpen, te weten:

1.00 STK Gegevensdrager Kl:zwart, SAMSUNG, incl; losse accu;

3. 1.00 1.00 STK Gegevensdrager Kl:zwart, SAMSUNG, incl; losse accu;

3. 1.00 1.00 STK Oplaadapparaat, oplader voor mobiele telefoon;

3. 1.00 1.00 STK Broek Kl:blauwe, spijker;

3. 1.00 1.00 STK Shirt Kl:grijs;

3. 1.00 1.00 PR Schoenen Kl:bruin, witte zool en rode veters;

3. 1.00 2.00 STK Sok Kl:zwart, sportsok;

3. 1.00 1.00 STK Ondergoed, in plastic tas;

gelast de tenuitvoerlegging van de bij voormeld vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, d.d. 28 juli 2014, met parketnummer 09/818867-14, te weten;

een gevangenisstraf van 20 (twintig) dagen.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. M.A.J. van de Kar, voorzitter,

mr. W.N.L. Donker, rechter,

mr. N.F.H. van Eijk, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. S.N. Mentrop-Huliselan, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 december 2015.

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014189821, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden en omstreken, Recherche District F, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 258).

Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 16 augustus 2014, blz. 63-76.

Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 november 2014, blz. 146-148.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature