E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ7314
LJN BZ7314, Rechtbank Den Haag, 1253522 \ EJ VERZ 13-81139

Inhoudsindicatie:

zie ook LJ BZ72713

Op 17 april 2013 heeft de kantonrechter te Leiden beslist op de ontbindingsverzoeken van Sierafor B.V. tegen 27 werknemers. Voorts is beslist op de vordering van de werknemers tot tewerkstelling. Weliswaar is Sierafor op 10 april 2013 in staat van faillissement verklaard, maar omdat de behandeling en het indienen van de stukken heeft plaatsgevonden vóór de faillietverklaring dient (toch) te worden beslist.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomsten met de werknemers per 1 mei 2013 ontbonden en heeft kort samengevat het volgende overwogen.

Centraal in het debat tussen partijen staat de vraag of een werkgever de arbeidsovereenkomsten met de vaste werknemers kan beëindigen, wanneer het werk wordt uitbesteed aan een ander bedrijf, die het werk gaat verrichten met meer flexibele en niet onder de cao van de werkgever vallende arbeidskrachten. Die vraagstelling kan naar het oordeel van de kantonrechter niet los worden gezien van de ingrijpende veranderingen die zich voltrekken op (vooral de onderkant van) de arbeidsmarkt in een groot aantal sectoren, mede een gevolg van de toegenomen arbeidsmigratie uit Midden- en Oost Europa en een daarmee samenhangende scherpe concurrentie ten aanzien van arbeidsvoorwaarden en arbeidsproductiviteit.

Anders dan in de recente uitspraak van de Hoge Raad in het Albron-arrest, waarin ook uitbesteding van werkzaamheden en bescherming van werknemersrechten onderwerp van geschil waren, hebben partijen in deze procedure het standpunt ingenomen dat in de gegeven omstandigheden de bepalingen van de Wet overgang van onderneming (artikel 7: 663 e.v. BW) niet van toepassing zijn.

De werknemers hebben betoogd dat de kantonrechter met oog op de beschermingsfunctie van het arbeidsrecht door onduidelijke constructies, zoals de onderhavige uitbesteding, heen dient te kijken. Maar is in deze zaak sprake van een onduidelijke constructie? Het productiebedrijf waaraan de werkzaamheden zijn uitbesteed is naar het oordeel van de kantonrechter niet aan te merken als een schijnzelfstandige zoals bedoeld in de Beleidsregels van het UWV. Het productiebedrijf is een al jarenlang bij de Kamer van Koophandel ingeschreven Nederlandse onderneming en verricht productiewerkzaamheden met eigen vooral uit Polen afkomstig personeel en met eigen productiemiddelen voor Sierafor en andere ondernemingen. Het productiebedrijf draagt het ondernemersrisico van die activiteiten. De contractuele relatie met Sierafor bestaat al sedert 2007 en heeft erin geresulteerd dat al meer dan 90 % van de productie door het productiebedrijf werd gedaan. Het productiebedrijf is een gecertificeerde onderneming en houdt zich volgens Sierafor aan de bepalingen van de wet minimumloon. Er zou niet worden gewerkt met uitzendkrachten.

Dit alles leidt tot de conclusie dat hier sprake is van reguliere uitbesteding waarvan in de Beleidsregels hoofdstuk 7 paragraaf 5 is overwogen “dat het met enige regelmaat voor komt dat werkgevers ontslagaanvragen indienen omdat zij om redenen van een doelmatige bedrijfsvoering werkzaamheden willen uitbesteden. In de regel wordt in die gevallen een ontslagvergunning verleend omdat het tot de beleidsvrijheid van een ondernemer behoort daar wel of niet toe over te gaan”. Nu sprake is van reguliere uitbesteding bestaat voor het oordeel dat Sierafor feitelijk haar vaste personeel (via een derde) heeft vervangen door flexibel personeel en dat dus is gehandeld in strijd met doel en strekking van de Beleidsregels, in de gegeven omstandigheden geen grond. Dat op een behoorlijk handelend werkgever de verplichting kan rusten om zich in een situatie als de onderhavige te vergewissen of het bedrijf, waaraan het productiewerk wordt uitbesteed, voldoet aan de geldende wettelijke regels, brengt naar het oordeel van de kantonrechter niet met zich dat (ook) een inhoudelijk oordeel moet worden gevormd over de mate van flexibiliteit van de door dat bedrijf ingezette werknemers.

De kantonrechter realiseert zich dat uitbesteding de rechten van werknemers ernstig kan uithollen, zeker in een situatie waarbij werknemersbescherming van de Wet overgang van (een onderdeel van de) onderneming ex artikel 7: 663 e.v. BW ontbreekt. In die situatie doet zich de in aanhef omschreven ontwikkeling hard voelen. Ook bestaat alle begrip voor de frustraties van de werknemers over de abrupte wijze waarop het verval van de arbeidsplaats is medegedeeld en over de omstandigheid dat vervolgens het uitbestede productiewerk onder de neus van de werknemers werd uitgevoerd door anderen. Dit laatste echter legt, hoe zuur ook, geen gewicht in de schaal voor de vraag of sprake is van reguliere uitbesteding, nu al jarenlang door het productiebedrijf met eigen productiemiddelen en personeel (ook) in de bedrijfshal van Sierafor werd gewerkt.

Het bovenstaande afwegend is de kantonrechter van oordeel dat het belang van Sierafor, vooral gezien de ontstane financiële noodsituatie, zwaarder weegt dan het betrokken belang van de werknemers en dat er sprake is van een verandering in de omstandigheden op grond waarvan de arbeidsovereenkomsten billijkheidshalve per 1 mei 2013 worden ontbonden. Voor een afvloeiingsregeling ontbreken de middelen. De vorderingen tot tewerkstelling zijn afgewezen.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie