E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBBRE:2012:BY3883
LJN BY3883, Rechtbank Breda, AWB 12/2143

Inhoudsindicatie:

Eiseres heeft het beheer over een aantal schoolgebouwen. In één van die gebouwen heeft zij brandveiligheidsvoorzieningen – een brandmeldingssysteem en noodverlichting – laten aanbrengen. Daartoe heeft eiseres een aannemingsovereenkomst met de vennnootschap “X.” gesloten. Vervolgens heeft X een aantal werkzaamheden uitbesteed aan de vennootschap “Y”, die de betreffende werkzaamheden op haar beurt heeft uitbesteed aan de vennootschap “Z.” Z heeft onder meer de vreemdeling – opgedragen om mee te werken aan de voorzieningen waarop de aannemingsovereenkomst ziet.

De vreemdeling handelde wat betreft zijn werkzaamheden ten behoeve van Z niet als zelfstandige en daarmee had de vreemdeling voor die werkzaamheden een tewerkstellingsvergunning nodig.

De Rb. oordeelt dat eiseres wel kan worden aangemerkt als werkgever – in de de zin van Wav – van de vreemdeling. De Rb. oordeelt dat de aan eiseres opgelegde boete onevenredig hoog is. Eiseres had een reële mogelijkheid om de papieren van de vreemdeling te controleren, en eiseres had aldus had kunnen ontdekken dat de vreemdeling de gewraakte werkzaamheden niet zonder tewerkstellingsvergunning had mogen verrichten. Dit leidt de Rb. tot het oordeel dat eiseres een verwijt valt te maken. Naar het oordeel van de Rb. is het achterwege laten van een controle in de zojuist bedoelde zin echter niet zo verwijtbaar, dat dit een boete van € 8.000 rechtvaardigt. Hierbij neemt de Rb. allereerst in aanmerking dat Z een directe (arbeids)relatie met de vreemdeling had, en dat die vennootschap daarmee de grootste verantwoordelijkheid had om te controleren of de vreemdeling de gewraakte werkzaamheden zonder tewerkstellingsvergunning mocht verrichten. Verder acht de Rb. van betekenis dat zich tussen Z en eiseres twee andere schakels bevonden, en dat ook Y en X veel meer reden dan eiseres hadden om de documenten van de vreemdeling nauwgezet te controleren. Daarnaast wijst de Rb. erop dat de gewraakte werkzaamheden bepaald niet tot de kernactiviteiten van eiseres behoren. Nu eiseres veel minder valt te verwijten dan Z, Y en X, acht de Rb. het niet redelijk om aan eiseres toch de maximale boete – volgens het door verweerder gevoerde beleid – op te leggen. De Rb. zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Verder zal de Rb. – gelet op het bepaalde in art. 8:72a van de Awb – zelf in de zaak voorzien. De Rb. acht een boete van € 4.000 passend en geboden.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie